bevolking

Het is niet vreemd dat een grote groep Vlamingen (vooral boeren en ambachtslieden) na de val van Antwerpen (1585) uit de Zuidelijke Nederlanden wegtrok, dat deden hun 'Heeren', zakenlieden en Gildebroeders immers allemaal, maar de groep waarover het hier gaat, trok niet richting de Hollanden, maar naar het Oosten, door Pruisisch gebied, om zich (zo'n vijf tot tien jaar later) definitief te vestigen op de bijna onbewoonde hoogvlakte Gremp'ling (die naam betekent zoiets als 'provincie van Gourp'; Gourp was de oude naam voor een land ten Noorden van Griekenland, dat Albanië, Joegoslavië en delen van Bulgarije en Roemenië omvatte; die provincie was blijkbaar zo onbetekenend, dat ze zelfs geen eigen naam had; gourp en Gremp zijn hetzelfde woord met letteromzetting, zoals bijvoorbeeld ook dorpel en drempel hetzelfde zijn; sommige historici verklaren/vertalen de naam anders, namelijk als 'provincie rond Gremp', aangezien er in het land ook een dorp van die naam ligt, in het midwesten).
Gedurende een paar eeuwen vestigden zich er steeds meer Vlamingen en andere Zuid-Nederlanders (Brabanders en Limburgers) en er ontstonden een klein aantal steden, dorpen en gehuchten. Op twéé na, Sakazit en Korthune in het Zuidwesten, (tussen middag en avond zou de Tjambariaan zeggen,) worden die plaatsen nog steeds bewoond. Dat wil niet zeggen dat Sakazit en Korthune onbewoond zijn: in Korthune hebben zich een groot aantal Broksen verzameld en in en rond Sakazit zijn alle paarden en (gedurende het grootste deel van het jaar) bijna alle schapenkuddes te vinden ... en vrij vaak een of meer roedels wolven. De meeste gebouwen in beide dorpen zijn echter niet meer dan ruïnes die uit halfhoge muren (of nog minder) bestaan.

Tijdens een aantal Balkan-oorlogen werd de provincie min of meer vergeten, er viel immers niks te halen dan een paar schaapherders (de immigratie van Zuid-Nederlanders was vrij ongemerkt gegaan, het was geen verwoestende volksverhuizing die een spoor van schroeiende aarde achter zich aantrok), Gourp viel uiteen in vechtende partijen, en de inwoners van Gremp'ling sloten de meeste toegangswegen door geplande steenlawines af. Het land verklaarde zich stilletjes onafhankelijk, hernoemde zich tot Tjambar, richtte zich op volledige autonomie, wat inhield dat leef- en produktiemethodes afgestemd moest worden op de mogelijkheden die het land qua grondstoffen bood, het landelijk (provinciaal eigenlijk) bestuur en de landelijke volksvertegenwoordiging ontbonden zich tot dorpsberaden waarin alle volwassenen spreekrecht en beslissingsrecht hadden. Later werd de term volwassenen veranderd in (ver)antwoording (dragend), wat inhield dat zelfs twaalfjarigen soms al voor een hele dorpsgemeenschap belangrijke beslissingen namen ... dit 'besturingssysteem' wordt over het algemeen in de rest van de wereld 'anarchisme' genoemd, maar voor Tjambarianen heeft dat woord geen betekenis, omdat zij hun leefwijze niet als een systeem zien, maar omschrijven als 'doen wat nodig is, nalaten wat overbodig is', of, 'doen wat je wilt, zolang je daarmee de ander niet hindert'.
In de Tweede Wereldoorlog leek het er even op dat het met de autonomie van Tjambar gedaan was, maar uiteindelijk besloten Hitler en trawanten dat 'die paar schaapherders' (nog steeds) niet de moeite van het inlijven waard waren, Rusland was een hoger en terechter doel. Pffft.

In Altikone wonen op dit moment ongeveer 10.000 mensen, in Kattileno 3.500, in Antegor 2.500, in Gremp 4.000 en in Lagorik 2.000 ... samen met de buiten de dorpen (op boerenhoven en in andere verspreid staande huizen) wonenden brengt dat de vaste bevolking van Tjambar op ongeveer 25.000 mensen; daarnaast verblijven er meestal een paar honderd tijdelijke inwoners.

industrialisering

Waarom zou iemand in zo'n dunbevolkt gebied een (geautomatiseerde) industrie willen opzetten ... om het door immigratie over te bevolken (?) ... omdat er geen geschreven bouwvoorschriften zijn (?) ... geen hinderwetgeving (?) ... geen belastingstelsel (?) ... geen looneisen (?) ... er zijn ook geen arbeidskrachten (maar die laat je immers van buiten komen).
Er mogen dan geen wetten zijn, maar dat feest gaat (helaas?) niet door: je bouwmateriaal komt gewoon niet aan, en van het land zelf moet je het niet hebben ... probeer maar een bos om te kappen voor hout (waar zijn je zagen en hakbijlen heen?), probeer een riviertje om te leiden voor watervoorziening (waar is dat riviertje ineens gebleven?), baken een terrein af en zet er wachtposten (natuurlijk komen die van buiten het land, geen Tjambariaan vindt bewaken een zinvolle bezigheid) omheen (die worden wakker in een droge sloot vér buiten Tjambar, met alleen wat eten en drinken, en als ze zo stom zijn om terug te komen, worden ze een volgende keer zónder voedsel wakker in een andere sloot, het hek om het terrein is overigens ook weg, verwerkt in de vloeren en ondergrondse muren van huizen die op dat moment elders in het land gebouwd werden) ... en die Tjambariaanse agressie, die neiging tot zelfbehoud, blijft zachtmoedig, er vallen geen gewonden, maar je wordt er wel zwaar door ontmoedigd ...

eten en drinken

Elk dorp in Tjambar heeft een dorpshuis dat altijd, dag en nacht, elke dag van het jaar toegankelijk is (maar over het algemeen vaste tijden heeft waarop maaltijden zijn te gebruiken) en meestal geleid wordt door een tweetal vaste bewoners. Altikone heeft daarnaast nog zeven wijkhuizen, die om de beurt één (vaste) dag dicht zijn. Gremp heeft naast het dorsphuis nog twee wijkhuizen die om de dag open zijn.
In alle dorpen zijn daarnaast kleinere eethuisjes te vinden, verdeeld over de bebouwde kom. Zij hebben meestal afwijkende openings- en maal-tijden, maar vrijwel hetzelfde menu als de dorpshuizen (soms worden ze vanuit de dorpshuizen van al dan niet klaargemaakt voedsel voorzien). Van deze eethuizen wordt onder andere gebruik gemaakt door mensen die even geen zin hebben in de drukte van het dorpshuis, die een afwijkend dag-nacht-ritme hebben (zoals bijvoorbeeld vaak de bakker), of die een (groot) feest willen geven waarvoor tevoren veel moet worden georganiseerd ... zo heeft iedere beroeps- en ambachtsgroep z'haar eigen jaarfeest, dat elk jaar in een ander dorp wordt gehouden, waarbij zo'n gebouwtje dikwijls een volledige metamorfose ondergaat (naderhand verdwijnt die versiering en aankleding dan weer een tijdje in een kelder). Om bij zo'n feest te zijn, hoef je niet per se lid van die werkgroep te zijn ... heb je zin, spring erin.

taal

In de loop van de eeuwen (vanaf ongeveer 1600) werden de door de weinige nomadische geiten- en schapenhoeders gesproken Romaans-Baltische talen/dialecten uitgebreid met en later vervangen door Zuid-Nederlands (rond 1750 was de bevolking door de Vlaamse toestroom méér dan vertienvoudigd), maar een aantal tjambariaanse woorden verwijzen nog naar de oude talen:

 

van de hoge rand van het land naar het lagere binnen

moentsjigebergte, de steilere berghellingen aan de buitenzijde van Tjambar
planingagebergte, hoogvlakte, de berghellingen binnen Tjambar
wadingdoorwaadbare plaats, natuurlijke brug over bergstroom, drooggevallen rivier
wellingbron (zowel de oorsprong van de stroom als de plaats waar water / drinkwater opborrelt)
sapsasondergrondse stroom
bokawaar stroom uitvloeit in meer
lakmeer (ven, als waarschijnlijk door sapsas gevoed)
banja
 
badplaats, badhuis, ondiep gedeelte van ven gebruikt om zich te wassen (eerder dan zwemmen)
 

de zes ~moos-woorden (moos betekent zoiets als waterig, drassig)

polmoosmoeras met overwegend waterplanten
valmoosmoeras met water- en landplanten
oromoosveen, laagveen
burumoosveen, hoogveen
ummoosheidelandschap met hooguit een enkele naaldboom
kollimoos
 
heidelandschap met hier en daar zelfs bosjes / plukjes kleine loofbomen
 

vlaktes en bossen

polje, polsjevlakte: uitgeslepen door water, drooggevallen meer
broeganvlakte: ongekultiveerd winderig begroeid land (zonder bomen)
sjiempvlakte: in gebruik door de mens, veld, vaak boom-omzoomd
pasforetopen bos, buitenbos, rand van oerbos
selforet
 
gesloten bos, binnenbos, oerbos
 

zon, maan en neerslag

De twaalf woorden waarmee de aard en intensiteit van het schijnen van de zon (gekoppeld aan de zonnestand in het verloop van dag en jaar) werden aangeduid worden zelden meer gebruikt, de begrippen worden tegenwoordig door omschrijving benaderd.

Datzelfde gebeurde met de acht omschrijvingen van onbevroren neerslag in combinatie met windrichting, windkracht en druppeltemperatuur (sneeuw was ook beschrijfbaar in een achttal termen, hagel slechts in vier).

De tien maanstanden (eigenlijk negen maanstanden en géén maan/maanloos) worden nog wel gebruikt, maar in een nederlandse vertaling: eerste sikkel (eerste licht), eerste sextant, tweede sextant, voorvol, vol, navol, vierde sextant, vijfde sextant, laatste licht, vals licht (maanloos).

alfabet, schrift, uitspraak

Het schrift / alfabet dat in Tjambar gebruikt wordt wijkt enigszins af van het in vrij grote delen van West-Europa gebruikte: het originele tjambariaanse alfabet kent dertig (30) letters (kleine letters, geen hoofd-letters, in sommige oude handschriften werden letters onderstreept, waar westerlingen hoofdletters zouden gebruiken), tien (10) cijfers en veertien (14) leestekens:

het eigenlijke tjambariaanse alfabet

(Let op, de normale -i- en -j- hebben géén punt ... De accent-letters gelden als aparte letters, en er zijn aparte tekens voor -ch- en voor -ng-, ook de -z- ziet er anders uit, de nederlandse -au- en -ou- worden als -aw- geschreven, -ij- zowel als -ei- vind je in Tjambar als -y- terug, de -u- in woorden als nieuw en leeuw vervalt in het Tjambariaans: niew, leew; de nederlandse eind-n wordt niet uitgesproken, dus ook niet geschreven: 'wy werpe met schoene', een -d- die als een -t- klinkt, schrijf je ook als -t-: 'dat wort gedeelt; dat worde gedeelde zake').
De -ch- wordt gebruikt in woorden als lachen en schrift, maar niet in een woord als laag, terwijl die -g- praktisch gelijk klinkt als de -ch- van ik lach. We zullen dat maar op historisch bewustzijn gooien, hoewel ik niet weet of dat bewustzijn dat op prijs stelt.
Het -ng-teken wordt zowel als eindklank (lang) als als tussenklank (langs, langer, plank) gebruikt.
De -z- klinkt meestal als die van 'ziezo', soms echter (voor -i-, -j-, en als eindletter) als iets tussen -s- en -f- in (als de engelse -th- in 'thing'): Sakazit (= naam van 'n verlaten dorp schuin onder het plaatsje Gremp)

Het alfabet maakt gebruik van de cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 0 en kent zoals gezegd veertien leestekens:

_
-
'
"
.
,
/

het afbreekteken ('te lang' genoemd),
het koppelteken ('ygelyk los' genoemd),
het weglatingsteken (de 'wissel'),
het aanhalingsteken (de 'zegger' of 'spreker' genoemd),
de punt,
de komma,
de keuzestreep,

;
:
(
)
...
!
?

de punt-komma (de 'pauze'),
de dubbele punt (de 'verklaarder'),
het haakje-openen ('ik denk' genoemd),
het haakje-sluiten ('ik dacht' genoemd),
het beletselteken (de 'denkpauze'),
het uitroepteken,
het vraagteken

Uitroepteken en vraagteken worden soms aan begin én eind van de zin gezet, maar meestal alleen aan het einde.

Via leenwoorden zijn de volgende letters, een paar symbolen en wat extra leestekens binnengekomen (de in andere talen gebruikte andere accenten en valuta-tekens werden in Tjambar niet overgenomen ... in plaats van bijv. het trema wordt het koppelteken gebruikt:
c, ç, ij, l·l, ll, nY, ñ, ø, q, x, &, @, #, %, *, {, }, [, ], ¿, ¡

Een paar andere opvallende zaken: