1. een tuinbroek is geen overall (ééndeligheid is geen garantie voor een korrekte behandeling);
  2.  
  1. de weerklank en het trillend nagenieten;
  2.  
  1. smerige manier om je geld te verdienen;
  2. deel van krant gebruikt bij gebrek aan scheurvelletjes.
  1. stijging? nou nee;
  2.  
  1. geboren, gebonden, gebakken, gebarsten;
  2. geweld een behoefte; geweldig, een beer;
  3. gadsamme, een beugel (zie ook: 'beugelbekkers' en 'deuzen');
  4. (eerder) gedane eerloze beloftes;
  5. gratis echte brand, eerste brand gratis (zie ook: 'ass' en 'natscheren');
  6. geen eerlijk bedrijf (zie ook: 'overspeels').
  1. zetel van aanroepingen;
  2. de gezetenheid van smeekwerk;
  3. (eig: ga-beets-toean-lingam) aanroeping van de heer van de staande stok;
  4. (ook:) smeekbede om hogere potentie.
  1. op doktersbevel geen roodzonig bezoek meer toegestaan;
  2. koos mij, en ik zal u bedriegen in uw naam.
  1. het dregen;
  2. het drijgen;
  3. het schermen met drijgementen;
  4. het schokkende zoeken van de juiste krachtverhoudingen;
  5. het schokkende zoeken naar de juiste krachtverhouding.
  1. holhoornige diersoort (waarbij de hoorn soms gekruld of geschroefd lijkt);
  2. roeptoeter zonder versterkingsmodule (de versie mét heet ramptoeter, misthoorn, soms vuvuzela);
  3. het altijd hongerige zusje van de kool;
  4. oprechte (of rechtoppe) tweepoter wordt vaak sater genoemd (kan een aardig deuntje op z'n fluit spelen);
  5. gewoonlijk (als) eerste in touw;
  6. glimmend etmaal in tent (minimale periode);
  7. grommende eenzaamheid/ervaring (afhankelijk van kontekst) in torenkamer;
  8. glimlachend, expressief, innemend, tevreden (zie ook: hsg);
  9. geanimeerd eenparig ingetogen tangoën (argentijns natuurlijk, want de andere versie, dat balzaalspul, is - fraai opgetuigd weliswaar - simpelweg niets meer dan partnerwerpen).
  1. een geit van jou, en een geit van mij.
  1. versneden waarde, dus niet drachtig en niet-reproduktief;
  2. behekste galm;
  3. uitzetting van papier volgens overeenkomst;
  4. waarzònder mógeler geluk.
  1. koortsig haarsmeermiddel;
  2. verwarmende pasta;
  3. koortsig neergeslagen;
  4. uitstrijkbaar ruilmiddel met bepaalde waarde;
  5. gewaardeerde uitgever;
  6. uitgever van tegenwaarden;
  7. verstrekker om niet.
  1. rustige tevredenheid;
  2. zacht glimlachend;
  3. onder vertoon van mogele samenhang.
  1. rust van het gemeen;
  2. herkauwend mekkeren;
  3. geëigende plaats voor afgang.
  1. ontmoeting;
  2. vijandelijk treffen;
  3. tedere dwang.
  1. in: 'aan de grond genageld': doodsoorzaak voor diegenen die ik kan betrappen op het niet goed / juist bijhouden van hun klauwen;
  2. in: 'gepokt en genageld': badkamervloertje met antislipnoppen.
  1. met meer;
  2. voldaan;
  3. moet wel;
  4. mert en stipa onderweg (zie: mert & stipa, genoten onderweg, 1993).
  1. halo, glans om vuurteken;
  2. verzameling genodigden, meestal slechts een tegelijk, en dan liefst niet voor eventjes;
  3. de laatste bleek eigenlijk de eerste, de echte, de vorigen slechts wegbereiders.
  1. feitelijkheid;
  2. dogmatisch beroep;
  3. (het) dogmatisch beroepen.
  1. feitelijk (aardsgegeven);
  2. rechtlijnig;
  3. de kromming volgend.
  1. berekeningsmetode betreffende het samenkomstpunt van parallelle lijnen;
  2.  
  1. een logisch gevolg van zich innestelen in een gesprek (zie ook: 'zich innestelen in', enz), waarbij men zich pas bewust wordt dat men (in dat gesprek) hangt, als men gestoord wordt, of daarentegen, juist wel wakker wordt.
  2. nog te verriemen haakwerk.
  1. toewerkend naar samenkomst;
  2. afstoppen van tochtigheid;
  3. betame;
  4. het passen en meten;
  5. met passen en meten;
  6. bijsluiter.
  1. overslagen worden, en daar heerlijk van bijkomen;
  2. oversneden, bij wijze van aderlating en opluchting;
  3. niet van zonlicht houden en toch een gekleurd huidje willen hebben, paars, blauw, groen, geel en weer op pad gaan.
  1. dagelijkse omschrijving van het ons (onwaarschijnlijk zachtjes, om niemand anders mee te belasten);
  2. meestal het gewenste doel treffend, (soms ook) in gesproken taal, zelden (hoor- en) leesbaar voor anderen;
  3. en terecht (meer valt er wel over te zeggen, maar dat doen we niet, zuiver uit kiesheid) ...
  1. paardenbas;
  2. altijd bevestigend antwoorden.
  1. niet te hard slikken (zie ook: 'groeidiamant');
  2. (dartvariant:) trefzekerheid / trefzekerderheid na elke nuttiging;
  3. voetloos glas in piepschuim;
  4. koele kinderdrankmix (ook wel: 'knipperbol'), maar dan in plaats van melk of poedermelk gebruik maken van dat warm opdrogende witte spul, waar ook kerststukjes en kleine beeldjes van worden gegoten.
  1. verbastering van asjeblief en/of geliefde, maar dan in het meervoud gezet;
  2. verbastering van duits: "ich lief, 'ch-lief (=lafaard)";
  3. manier van schrijven (zich kenmerkend door het tekenend karakter van de karaktertekens), erg in zwang bij de giptenaars, de jeraten en de emoten (zie ook: 'hieroos').
  1. struktuur van korte stukken die (praktisch) identiek zijn;
  2. steeds op dezelfde manier vrijwel wrijvingloos scharnierend;
  3. met ringen in plaats van baleinen;
  4. meestal niet al te best herbruikbare verpakking teneinde soepel en verantwoord te kunnen bewegen;
  5. (zie ook: paraskate).
  1. dan moet ik het gordijntje sluiten, of van mijn houtje zwijmen;
  2. jou zien heeft gewoon dat effekt op mij;
  3. de gedachte aan jou alleen al zorgt daarvoor, wat er ook gebeurt, en tussengekomen is.
  1. ach nee, dit is zo'n lam woord, daar ga ik geen woordverklaring op loslaten;
  2. okee, een kleintje dan: hoe smaakt jouw voetje?;
  3. (eig: 'gouttepes') zweetvoet, ook wel: zwemmersekseem (maar dan wel de natte variant, aangezien de droge tot troosteloze hoornschim leidt).
  1. speciaal tochtig soort inwoner van huisvlijt;
  2. 'bij het heilige gordijntje':
    1. soort uitroep,
    2. plaatsbepaling.
  1. (zie ook: 'keelkleur') vol overgave geopende bek zodat je het verterend spiraleren en fladderen van mijn maagsappen kunt waarnemen;
  2. rocheling in mijn strottekop bij het zien dansen van jouw haar;
  3. mij moeizaam omhoogwerkend door jouw heuvelweide en bergpassen.
  1. verstijvende invloed die van iemand uitgaat;
  2. vaak in gezelschap van totale onverschilligheid voor alle andere zaken.
  1. de laatste luchthaal voor het grommen, meestal stokkerig;
  2. voorjank bij het ontdekken van onafwendbaarheid;
  3. zoektocht naar de ene, die het zoeken overbodig maakt;
  4. ongerichte dwaling met diep onderliggende zuchten.
  1. neemt toe bij verwaarlozing;
  2. noodmaatregelen zijn te nemen door goed te eten, te sporten en regelmatig te leven.
  1. bezeten dans op begraafplaats;
  2. karboonviool (kleine voorhoofdsholte bij sauriërs en andere prehistorisch diersoorten, zoals de lyginopteris en medullosa, waarin een of meerdere korte snaren variabele toonsoorten voortbrachten bij kopbewegingen, speciaal tijdens bronst- en baltsrituelen);
  3. plaatsruiming na afloop van lig-, waarborg- en onderhoudskontrakt;
  4. snaarinstrument van koolstofvezels;
  5. (verbastering van: 'gras-fiat':) toegestane hoeveelheid / toegelaten percentage vet in bijv voedings- en andere smeer-middelen.
  1. niemand wil meer een hart onder de riem gestoken krijgen als het eerst bekettingd moet, je sjouwt je een hartverzakking aan al dat extra staal, en het maakt je duidelijk minder mobiel;
  2. (als nier- en leverbezwaarde:) je zult maar zo'n ander orgaan gekregen hebben, en de ambtenaren besluiten je enkel als vervoerder te zien, loop je ook nog met al die kettingen (de uitspraak in het proefproces hieromtrent wordt niet eerder verwacht dan laat in 2009) (zie ook: 'trans' en 'plant');
  3. het blijven zware periodes.
  1. geen retournering is duldbaar;
  2. platgeslagen hokjesgeest;
  3.  
  1. spottend dreigen;
  2. proberen te strelen, maar van de zenuwen mateloos zijn;
  3. soms streel je zo snel, dat de huid verdampt (ongewenste blaartrekking gaat eraan vooraf);
  4. bij gebrek aan partner aan zelfwaardering ten onder gaan.
  1. tweezaadlobbige die goed gedijt op witte wijn van huismerken;
  2. kortpotige bidsprinkhaan;
  3. minnaar voor de toekomst;
  4. vierpuntige kristalvorm die gevoed wordt met zwaar koolstof;
  5. rieten korf om uitbottende doorschijnendheid;
  6. liefhebben leidt tot (tijdelijke) vergrotingen teneinde meer genot.
  1. [zelfstandig]
    1. geluid waar het allemaal mee begonnen is;
    2. je binnenkant zit in de knoop, en in je eentje kun je er niet zo goed bij;
    3. uitgesteld / uitgegroeid gevolg van samenkomst tussen jou en de juiste andere.
  2. in: 'grom lezen':
    1. voorspellen aan de hand van uitgestrooide lichaamssappen;
    2. invoelen;
    3. in alle rust (of juist gewenste opwinding) tot sappigheid rijpen;
    4. samenkomst alsof afgesproken werk, maar niets is minder waar, zó was er niets, zó was er geen ontkomen meer aan.
  3. in: 'grom richten':
    1. na het vinden van de ene je plan trekken;
    2. samenkomst alsof het afgesproken werk is, en dat is ook zo, zó was er, hmm, nog niets aan de hand, zó wilde je niets anders meer;
    3. in alle rust en heftigheid uitstellende voorbereidingen treffen om er maar langer (en ongestoord) van te kunnen genieten.
  4. in: 'grom werpen':
    1. vóór het vinden van de ene aan je plan trekken tot je het kunt uitsmeren;
    2. (gokterm:) met de laatste hand net één punt te weinig neerleggen;
    3. als de samenkomst die afgesproken werk was, niet plaatsvindt, maar in het wilde weg strooien.
  1. overmoedig, maar ook vaak juist heel ingetogen geluid van genot bij realisatie met de ene, de juiste;
  2. binnensmondse woede als realisatie met de juiste er (voorlopig) niet (meer) inzit en je behelpen doet je geen goed, laat de woede alleen maar toenemen, waarom weet de ene dat nou niet.
  1. ik heb het al te pakken, nu is het wachten op de doorkomst van samen;
  2. als alles klaar staat te wachten op het afgesproken teken;
  3. zeker weten dat deze keer de juiste is, en dan ineens alle tijd van de wereld hebben;
  4. bijverschijnsel van afsprong.
  1. stijgt met betere invoeling;
  2. overstijgt soms het beste invoelingsvermogen;
  3. hopelijk juiste inschatting van te nemen maatregelen voor samenkomst
  4. kringloopbereidheid;
  5. persoonsgebonden bepaling van aantrek.
  1. de ernst van het invoelen kunnen waarderen;
  2. beheerste overgang van alleen naar samen, en dat tempo volhouden;
  3. het hoofd buigen voor de onvermijdelijkheid ervan.
  1. zich per idee van worteltype veranderen (zie ook: 'blad');
  2. als de (toilet)pot vol is, ga je niet spoelen, maar verhuis je gewoon.