1. bron van waan;
  2. niet-bestaand meer (daaromheen);
  3. pauzeplaats voor tovenaars;
  4. het zich goed gevoelen in waan.
  1. alsof waan op zich al niet genoeg is;
  2. is pijnlijk als in maag (finale muikpaag);
  3. alle moeite doen om je verstand los te laten, maar dat werkt niet mee;
  4. alle moeite doen om je verstand los te laten, maar je kunt het nergens te pakken krijgen, wellicht is er niets;
  5. heeft niets met karnaval te maken, hoewel alles maya is.
  1. iemand die zich traint in wanen;
  2. geoefende krokodillentranenplenger;
  3. iemand met een volledig ander wereldbeeld, die toch dezelfde woorden gebruikt, maar wat betekenen ze dan?
  1. was 'walm-muur', maar ze mochten eens denken dat je vond dat het lekker rook;
  2. dus, lucht waar je tegen kunt hangen;
  3. van kamelemest, de eerste paar jaar, langer staat het toch niet;
  4. onderuitdrukking als je ervan omvalt;
  5. verzwakte aanduiding van geurdruk;
  6. zo van acht tot elf, na de uien van zes, of de bonen;
  7. van half acht tot acht, en dan weer in de pauze van de voorstelling.
  1. velvormige kom gebruikt om goed en slecht door opwerping te scheiden;
  2. werkelijk fenomenaal vormgegeven onderhuidse vochtopeenhoping;
  3. schijnbaar juiste, maar blijkbare nepscheiding tegen inslag.
  1. aktiviteit tussen twee of meer schilderijen aan museummuur;
  2. interaktiviteit tussen twee of meer schilderijen aan museummuur;
  3. na kleine ingreep, bijna ogenblikkelijk een totaal andere woning.
  1. verbastering van kant-en-klaar, namelijk je hebt je vervoer bij de hand, geen schroeven, geen motor, geen moer (zie ook: 'wanblaar', na verloop van tijd).
  1. over het gezicht slepen van nagels;
  2. bespotten / bespijkeren van huidmonsters, terwijl die nog leven (de felle protesten hiertegen van de bond tegen vivisektie brachten tot nu toe enkel blauwe ogen en andere verminkingen van de aanwezige protestanten voort);
  3. het slepen van de katamaran karton leidde tot verschavingen, ontvelsels en beschrammingen.
  1. ten gevolge van wangedrag;
  2. het best mogelijke zijaanzicht (bij de keuze uit twee beschramde kopse kanten);
  3. dat wil ik zo snel mogelijk niet meer zien.
  1. kletspraat, daar kunnen we kort over zijn;
  2. ongeordende lijst met wisselende punten of posten;
  3. op meer dan lagere, maar vooral op de naar verandering neigende instinkten drijven.
  1. gebluft staaltje van onkenning.
  1. in het voorbijgaan het beroerde gelaat;
  2. terloopse beweging (met de mond) in de richting van je gezicht, waarbij de luchtverplaatsing (want laten we eerlijk zijn, meer is het ook niet) je uit je evenwicht brengt;
  3. veranderend als gebruikelijk;
  4. met neiging tot bezetenheid;
  5. vanuit de wil om bezeten te worden (en dan bedoelen we geen dekstoel).
  1. zonder de wil om te kiezen maar lopen;
  2. schoeisel voorzien van speciale zolen, zodat je in elke richting kunt lopen die je wilt, ook traploos omhoog;
  3. voetbekleding met losse tenen.
  1. afscheid;
  2. pijne treffen;
  3. (oneig:) pijnlijk treffen, hier is sprake van 'slahand' of 'breeknek';
  4. groet op veer.
  1. verwarring die bij onderbreking ontstaat (: 'door kortsluiting schoot de lamp te warring');
  2. verwaaid hoofd door verschillende windstoten, soms door blazen van een liefhebbend persoon, of door haarwoeling (speciaal uit trek bij dure kapklanten);
  3. (bijv in:) 'in de doorstane warring geleerd zijn geworden': ten tijde van krises leergierig zijn geweest en daarvan in herstelperiode vruchten plukken (bijv ook in:) 'na de elektre storing in nieuw-amdam de geboortegolf, driekwart jaar later';
  4. als een bossage ondoordringbaar lijkt, maar met een paar welgerichte oren door te komen is, dàn is er pas sprake van èchte warring;
  5. als een klein bos van laaghout (struikgewas) ondoordringbaar lijkt, maar met een paar welgerichte stappen door te komen is, dàn is er pas sprake van èchte warring;
  6. voor diegenen die 'bossage' ('warring',4) en 'een klein bos van laaghout' ('warring',5) als elkaars betekenis zien, en nooit van legenden gehoord hebben, dàt is pas èchte warring.
  1. afstorting in nattigheid;
  2. erg diepe plas;
  3. vloeibare gevangenis;
  4.  
  1. (zn) in 'iemand in de watten leggen': bij het heilige gordijntje niet weten waarin je iemand moet leggen (je weet natuurlijk wel, dat het geen zoutzuur, glasscherven, kolenvuur zal worden);
  2. (ww) in 'iets watten': zich beleefd doch ietwat boers afvragen wat het verschil is tussen in elkaar geslagen worden nadat je wamotje geschreeuwd hebt.
  1. het draaien van de windroos ten opzichte van de zon;
  2. ook de wind kan een draaikont zijn;
  3. als het weer zich bestuit vloeien er tranen;
  4. het weer is géén kaatsebal;
  5. soms slaat het weer met kracht om zich heen in je beddegoed (zie ook: 'was zakje');
  6. soms slaat het weer met kracht om zich heen in je beddegoed (zie ook: 'heuvelen' en 'verwoelen').
  1. als je onderstel veel eerder wakkert dan de rest;
  2. geef ze dan ook niet zoveel zelfstandigheid, nu kun jij niet meer dan zitten;
  3. duidelijk beentjes over;
  4. van de been uit de weer;
  5. trottoir in binnenstad, ventweg van snelweg (zie niet: 'spookridder');
  6. steeds groter cirkelen;
  7. pezen direkt aan merg, zonder pijpen.
  1. slaap kleurt kussen rood;
  2. doen opstaan om te doen ontstaan;
  3. en wie stoot wie aan?;
  4. beluur hopelijk werkende;
  5. soms verkeerd geplaatst, zoals hier en nu.
  1. wakkerwaan;
  2. uitwendige geurende prikkel, waar je van wakker wordt;
  3. schiet doel voorbij, als te sterk;
  4. soms is geurigheid aan tijdje gebonden (zie ook: 'walmuur');
  5. soms hangt geurigheid samen met tij (zie ook: 'vloedkolf').
  1. als bloem in je eigen nabijheid (wat is je liever dan dat) kreperen, zonder zelfs maar de mogelijkheid te hebben het af te kopen met vliedood;
  2. langzaam optredend energieverlies door verzelfstandiging van de materie (zie ook: 'lebben');
  3. niet de waarom-vraag, maar je wilt wel iets weten (zie ook: 'watten').
  1. zie: 'afscheid', 'afscheiding' en 'scheiding';
  2. mattenschrift (in: "hé, mattenschrift", wham 1976);
  3. keukenuitdrukking: kom waarin men bonen en gewonde voeten welt, de laatste meestal in soda, de eerste vierentwintig uur;
  4. keukenuitdrukking (meestal gebezigd indien gasten vlak voor de hoofdmaaltijd, bij toeval natuurlijk, aankomen) bijv in 'iemand een welkom bereiden': over het algemeen geldt voor het bereiden van een welkom (een vaasgerecht immers) de éérste regel van éthing: "de lucht zal vochtig van gelag, den gast tot luider eer noden, hetzij in vasten, of grondstoffelijken vorm" (uit: éthing, geregeld het leven door, ca 4000 vóór onze jaartelling).
  1. (oorspr zijn nek afbreken om er een ander plezier mee te doen; zie ook: 'ter leliën varen'... nu:) zijn leven op welke manier dan ook aan een ander geven, of het simpelweg in de lucht gooien;
  2. (oorspr tak van sport die veel werd beoefend in de donkere zalen van de middeleeuwen: mannen en vrouwen gingen, het bovenlijf ontbloot, om en om, in een kring kleermakerszitten, teneinde in beginsel de langste nek te tonen; meestal duurde dit spel niet zo erg lang, nekken zijn immers niet het belangst (wordende) van het lichaam, er werd dan ook vaak meer op de voet gestaan dan gewervelnekt, enzovoort; om de spòrt voor uitsterven te behoeden mochten enkel de herenbovenlijven aan ontblote blikken gewend; toen zelfs dat niet hielp, vielen er prijzen en doden: de uiteindele winnaar zou zich verstandbeeld zien, en vele rivalen, daar kwam het toen op, verdolkten elkaar; de winnaar schonk zijn beeldhouwbriefje aan een stichting ter nagedachtenis van de onschuldig achtergebleven vrouwen, en die op hun toerbeurt lieten winnende nek uithakken: 'wijlen reinborst de langnek', en nabeelden: 'lange jan uit het eftelse' lieten ze het beeld noemen, en ze bouwden er een park omheen... nu meestal in de betekenis:) reikhalzen.
  1. roofvogel die breit tussen het prooien door;
  2.  
  1. ongekinderd;
  2. de dop na het uitbroeden;
  3. zonder dat je er enig besef van hebt hoe je de kern kunt raken dit wel doen.
  1. in 'iemand erom winden': dusdanig verschotten dat het lacheffekt zich tegen de grapper aankeert;
  2. in 'iemand het winden leren': (zie 'zeilen') door juist want en omdat-gedrag sneller vooruitkomen dan zonder aangetouwde doeken;
  3. in 'leren winden': als zon en blaas met zo'n kracht op je afkomen, dat je niet anders kunt dan je huid verharden en lichtbruin kleuren.
  1. zomer en winter met dezelfde jas lopen, uit vrije wildheid;
  2. een tegenwind opzoeken die zo hard is, dat je zelfs in je hoogste versnelling ('jakking') voor de omstanders ('ankerkijkers') lijkt stil te staan;
  3. de aanjager zo opvoeren dat de hele tunnel gaat vliegen (zie ook:'straal' en 'najager');
  4. door je eigen wildheid voortdurend op te jagen kom je in een stadium waarin haastig geen betekenis meer heeft en waarin je al wat je meemaakt slechts als streperigheid waarneemt.
  1. als de berg om de wind heen wil, en die geen krimp geeft;
  2. als van den berg om van der wind heen wil, en die geen lijk ruimt;
  3. met de beweging mee de verkeerde kant op;
  4. de niet uitgekomen verwachting spoedig het gezag te krijgen, dat in plaats daarvan overging;
  5. als ze erachter komen dat je een holle drukte draagt;
  6. behoorlijk snerpende treurslinger;
  7. het spijt mij;
  8. luchtig leed;
  9. verdriet, waarvan de tranen wel zeer snel opgedroogd zijn;
  10. een zuchtje wind is al voldoende om dit kleedje open te waaien, maar die zwijgt.
  1. zijde waarop de wind staat afgebeeld;
  2. zijde waarop de wind staat afgebeeld;
  3. in 'van de windkant zijn': zeer veel moeite hebben zich gedane beloftes te herinneren, en over inlossen hoeven we het bij zo iemand helemaal niet te hebben;
  4. in 'aan de windkant zitten': als het geld je uit de handen / portemonnee vliegt.
  1. voorspelling/verbeelding in de vorm van overdrijving;
  2. ik heb een vraag en kijk omhoog, recht in haar geopend antwoord.
  1. in 'bont van wolvesokken groeit omhoog': met grote regelmaat in woest wolfsbeest veranderen, maar het is goed;
  2. in 'als je je wolvesokken maar uitdoet': alles van iemand kunnen hebben, behalve ongericht gedrag;
  3. in 'had jij niet die wolvesokken?': ik verwacht van jou onstuimigheid, wilde drift en bijtende taal, en zachtheid daarin.
  1. het in woorden omzetten van een (abstrakt) begrip.
  1. blinde uitspraak aan de leiband;
  2. niet wetend waarheen gebracht tot gesproken;
  3.  
  1. wintertijd, warme tijd;
  2. watertemperatuur;
  3. weg-termee;
  4. woordenteller;
  5. waardenteler.