4

 ...

beppa zei tegen fot: "dan gaan we maar door al dat zand, want als we hier blijven staan, komen we nooit bij de bieken".

het was ondertussen al middag geworden.
al een halve dag waren ze onderweg en ze kregen honger en dorst.   toch maar goed dat ze hun broodbuiltjes mee hadden genomen, en fruit en water en thee.   eerst aten ze een boterham en toen een sinaasappel.   de schillen deden ze in het papier, waar die boterham ingezeten had.
fot had zijn schillen eerst weg willen gooien, maar beppa had gezegd: "nee fot, in biekenland hebben ze vast wel een prullenmand of een vuilnisbak; bewaar die schillen maar zolang".
en fot zei: "je hebt gelijk, je moet niets zo maar weggooien, want dan krijg je overal zo'n rommel".

twee uur 's middags werd het en nog steeds was er niets te zien van de stad van de bieken.
het werd heet, erg heet, en fot en beppa zweetten allebei.
"zweten is gezond", zei fot, "maar het ruikt niet lekker".
"er zijn spuitbussen tegen zweetlucht en andere luchtjes", zei beppa, "maar die gebruiken we niet, of wel, fot?"
"nee, zeker niet, ik heb liever dat je niet-lekker-ruikt, dan dat je zo'n spuitbus gebruikt", was het antwoord van fot.

het werd later en later.
hun pantoffels deden het al een hele tijd niet goed meer, omdat het zand te los was.
over de troosteloze vlakte sjokten onze twee vrienden, over een kale woestijn, één grote zandbak, met af en toe een plant.
de zon hing hoog in de lucht.
het was net een platgeslagen bol rode klei en er hingen van die vreemde wolken omheen.
het was nog heter geworden.
eigenlijk was het nu pas ècht heet geworden en nergens was er een grote boom, waar ze onder konden gaan staan, nergens een rots met schaduw of een hol waar ze in konden kruipen.
ze hadden ook nog helemaal geen water gezien.
"ik zou willen dat hier ergens een zwembad was", zei fot, "of een mooie vijver, waar geen bordje bij staat met =[ verboden te zwemmen ]= ..."

een uur later hadden ze bijna al het water uit de flessen opgedronken en koude thee hadden ze al lang niet meer.