6

 ...

rond vijf uur zagen ze een kasteel voor zich, maar dat kasteel had een rond dak.
toen ze er wat dichterbij gekomen waren, zagen ze dat het geen kasteel was, maar een heel grote stad met een koepel erboven.
zou dát nu de stad van de bieken zijn?
ja hoor, het wás de biekenstad.   eindelijk zagen ze hem dan voor zich.
wat een prachtige stad was dat.   er liepen ook wegen naar de poorten van de stad.

de stad had drie torens, twee ronde en een met zes hoeken.   in die toren met zes hoeken zaten twee poorten, een aan deze kant en een aan de andere kant van de toren.
er zaten twee gaten in het dak en door die twee gaten zagen ze de bergen die achter de stad lagen.
ook zagen ze door die gaten vreemde dingen op twee poten; het leken wel sigaren.

er stonden hier ook groepjes planten, maar ze zagen helemaal geen water en ook geen monsters met zes armen.
beppa en fot gingen op de weg rijden en dat ging veel sneller dan door het losse zand.