7

 ...

binnen tien minuten waren ze bij de poort van de stad en naast die poort stond geschreven: biekalunya.
eindelijk, ze hadden de stad van de bieken gevonden.
het eerste wat hen opviel, was dat het er zo netjes was, nergens rommel op de vloer en bovendien rook het er heerlijk.
wat een verschil met mensenwereld, waar je overal vuil en rotzooi ziet liggen en waar het nooit lekker ruikt.

fot en beppa gingen de poort door en meteen daarachter waren zes vakken geschilderd, waar een T in stond.
die T betekende waarschijnlijk taxi, maar er waren alleen maar twee vogels te zien.
die vogels hadden heel grote vleugels en heel lange poten, die onderaan naar elkaar toebogen.

er was geen enkele biek te zien en daarom vroeg beppa aan een van de twee vogels: "meneer de vogel, kunt u ons misschien zeggen, waar we de biekenbaas kunnen vinden?"
"sorry dame, dat kent ik uwes helechaar niet seche, maar ik kent wel effeties chaan soeke asdat de dame belieft.   wij sijne trouwes cheen fogels, maar taxi's, om uwes te diene, sjewèl".
"zijn jullie taxi's?" vroeg fot.
de andere vogel: "dat hèt mijn kollega hemselfers toch al chesegt, maar ja, dat kente jelui niet wete, want jelui sijne buitelanders, uit de freemde, sogeseid".
"dat zou je wel kunnen zeggen, wij zijn mensen uit bladboomland".
"wacht effeties, dan selle we jelui naar de baas selfers brenge of naar een fan die andere hoge omes, as we se finde kente".

en toen liepen de vogeltaxi's achter fot en beppa om en ze schoven het onderste deel van hun poten onder de pantoffels.
met een paar vleugelslagen waren de vogels al heel hoog in de lucht met hun mensenvrachtje.
toen zagen ze dat die vreemde dingen die op sigaren leken, de huizen waren, waarin de bieken woonden.