10

beneden aan de trap vonden ze inderdaad wel iemand, maar die iemand was niet alleen; er was nog een ander.
"welkom in biekalunya; mijn naam is sen, en ze noemen me hier keizer", zei de eerste iemand.
de andere zei: "hoe bevalt het jullie hier? ... goed? ... dat vind ik fijn.   mijn naam is rolle en ik zorg ervoor dat alles op rolletjes loopt.   als er slechte bieken zijn, stuur ìk ze weg.   ja, ja, de wet heeft hier een grote voet", en daarbij wees hij op zijn eigen voeten.
de keizer en rolle lachten en beppa en fot lachten mee.


 ...

"zij heet beppa en ik heet fot", zei fot.
"wij danken jullie dat we hier mogen komen", zei beppa.
"graag gedaan", zei keizer sen, "maar het wordt tijd om te gaan rusten, dan kunnen we morgen veel beter en veel langer praten.   jullie kunnen hier blijven rusten; als je iets nodig hebt, dan loop je de trap op en daar zul je dan leo of ton of paul of mieke of lya zien staan ... o, die ken je niet, hè, dat zijn allemaal vliegers, of vogeltaxi's, zo worden ze ook genoemd.   leo en ton zijn de beste taxi's; ze zijn allemáál goed, maar die twee zijn beter.   dat was het wel; rust rustig en tot morgenvroeg".
"welterusten", zei beppa.
"goede nachtrust", zei fot.
sen en rolle liepen de trap op, en even later vlogen er twee taxi's weg.

de volgende morgen werden ze wakker, ze wasten zich, en nèt waren ze daarmee klaar, toen sen en rolle op het dak landden.
"goedemorgen".
"goedemorgen".
"hoe komt het dat jullie wisten dat wij al wakker waren?" vroeg fot.
"iedereen wordt hier op dezelfde tijd wakker", was het antwoord van sen.
fot en beppa hadden nog geen ontbijt gehad, maar ze hadden geen honger en ook geen dorst.
beppa vroeg, hoe het kwam dat ze geen honger hadden en sen antwoordde, dat niemand in biekenland ooit honger had.
"waar léven jullie dan van?" vroeg fot.
"wij leven van de lucht, dat wil zeggen, tot voor kort konden wij dat nog.   nu heeft de lucht die van mensenland komt een andere kleur, een andere geur en een andere smaak; ik durf zelfs te zeggen dat de lucht die van jullie land af komt stinkt en vergiftigd is.   hóé jullie, mensen, dat doen is niet zo belangrijk; belangrijk is dat jullie ermee ophouden, want wij gaan er aan dood.   vroeger; als wij vroeger dood gingen, dan was dat omdat we oud waren.   de bieken die in de voorste huizen van de stad woonden waren allemaal jong en nu zijn ze allemaal dood.   dat waren de huizen bij de poort.   en die jonge bieken zijn allemaal dood door die giftige stank van mensenland".

toen zweeg keizer sen en rolle vroeg: "waarom zijn jullie eigenlijk hierheen gekomen?"
fot zei: "beppa en ik, wij werken voor een krant en de baas van die krant zei tegen ons, dat hij wel eens wat meer over jullie wilde weten".
"en wat gaan jullie tegen hem vertellen, als je weer terug bent in je eigen land?" vroeg sen.
op deze vraag gaf beppa antwoord: "we vertellen hem dat biekalunya een saai land is, dat uit grote kale zandvlakten bestaat.   zelfs de bieken kunnen hier haast niet leven, dàt vertellen we hem".
"en bovendien zeggen we dat het geen land is om voor vakansie heen te gaan", zei fot.
"waarom vertellen jullie niet, waarom de bieken hier haast niet kunnen leven?" vroeg rolle.
fot: "als wij zouden vertellen, dat dat is, omdat de mensen vergif in de lucht laten komen, dan zouden ze ons toch niet geloven, en er zou niets veranderen; er verandert pas iets, als we vertellen, dat er in ons éígen land mensen sterven van die rook ... en dan is het nog maar de vraag hoeveel er verandert".
"dàt zullen jullie wel beter weten dan wij, maar ik wilde nog vragen, waarom jullie gaan vertellen, dat ons land niet goed is om je vakansie in te gaan vieren?" zei sen.
fot: "als we dat er niet bijvertellen, dan zit het hier volgend jaar vòl met mensen die de boel vervuilen, die rotzooi maken en niets opruimen, die fabrieken bouwen die meer van die rook de lucht in blazen, en die jullie wegsturen, de woestijn in, waar je dan zelf een kamp mag bouwen; zó zijn de mensen!"


beppa en fot bleven nog twee dagen in het land biekalunya, (het monster met de zes armen werd opgehaald en in de dierentuin gestopt,) toen gingen ze terug naar hun eigen land, naar bladboomland, het land van de mensen.
ze vertelden aan de baas van de krant dat het land van de bieken niet goed was voor vakansie en dat het een grote zandbak was en dat de bieken niet eens meer konden blijven leven in hun eigen land.

toen hielden ze op met werken voor de krant, en ze gingen terug naar biekalunya.
daar gingen ze wonen in een van de huizen bij de poorten.
toen de lucht steeds viezer werd, hebben ze de bieken leren drinken, en later, véél later, hebben ze hen ook leren eten, maar, wat voornamer was, ze hebben toen aan de bieken verteld, en ze hebben voorgedaan, hoe je eten moest maken en hoe je ervoor kon zorgen dat er genoeg te eten was.   maar toen leefden er nog maar zeventien bieken.


nu, in onze tijd, jongens en meisjes, leven er weer veel bieken in biekalunya, maar dat is níét omdat de de mensen van bladboomland hun lucht zuiver hebben gemaakt.
dat is omdat de bieken een hele grote koepel over biekalunya hebben gebouwd, samen met beppa en fot en samen met de kinderen van beppa en fot (die ze nu wel hebben).

biekalunya staat op geen enkele landkaart (en dat is maar goed ook), maar de bieken en de mensen die er leven, zijn gelukkig.