prof. dr. robbert e. streeb"Onzin", zei professor Streeb tegen zichzelf, "het is allemaal zo'n onzin".

"Wat is er nú weer", vroeg Joost, terwijl hij het logboek, waarin hij had zitten schrijven, met een klap dichtsloeg. Hij had meer dan genoeg van die plotselinge uitbarstingen van de professor en hij had ook meer dan genoeg van de hitte en de droogte van de woestijn.drs. joost a. kruyper

"Dat het ònzin is, dàt is er nu weer. Die stomme inboorlingen met hun bijgeloof. Iedere keer komt dat stel Igwanezen met diezelfde vage verhalen aandragen als er weer een ongelukje gebeurt: 'Het is de wraak van de goden, wij hadden hier nooit mogen komen, we graven op verboden terrein', en meer van die onzin".

"Je weet toch dat die inlanders geloven dat wij tegen de wil van hun goden in gaan door naar een tempel te graven", zei Joost en hij voegde er smalend aan toe, "en ze helpen ons alleen mee, omdat ze toevallig geld nodig hebben, die fraaie inlandertjes van ons".

Robbert Streeb praatte door alsof zijn assistent niets had gezegd: "Vanmorgen had een van die kerels vergeten de tank van de landrover bij te vullen, en vlak voor ze aankwamen bij de plek waar ze nu aan het graven zijn, was de benzine op. Die kerels helemaal in paniek: Ze sprongen uit de auto alsof het een brandende kachel was waar ze opzaten. Meteen gingen ze in een kring op hun knieën liggen, met hun schoenen in het midden van de kring, en maar bidden en maar smeken 'O grote god Igwanóndo, straf ons niet omdat onze onwaardige voeten ons hebben gebracht naar een heiligdom dat niet van ons is' en meer van dat soort onzinnige praat over heilige schoenen en kinderen van hun kleinkinderen en ..."

"Vanmiddag had ik ook zo'n stelletje dwazen in mijn ploeg: Een van die inlanders krijgt last van de zon en valt flauw, nog niets aan de hand; twee van zijn kameraden dragen hem naar de koffietent daar, en onderweg trapt een van hen in wat scherps, en dat blijkt dan een speerpunt uit de oude tijd te zijn, en die speerpunt gaat dwars door zijn schoen heen, maar gelukkig wel mooi tussen zijn tenen door. Even zo vrolijk begint me die kerel toch een kabaal te maken, alsof hij dodelijk gewond was, en weer iedereen roepen dat het de goden waren die ons straften".

"Ja, weet je, Joost", zei de professor, "ik geloof eerder dat dat soort dingen goede voortekenen zijn, dat we inderdaad grote dingen uit het verre verleden gaan ontdekken ... En wat die ongelukjes betreft, die gebeuren nu eenmaal, daar valt niets aan te doen, en misschien is het wel zo, dat het dit jaar meer stormt dan andere jaren, maar wat dan nog".