Joost wreef het zweet van zijn voorhoofd met een grote zakdoek die er niet al te fris uitzag en daarna droogde hij er zijn bezwete handen mee af. Hij deed het logboek weer open en schreef erin:

logboek bijgeschreven... Rustige dag, geen storm, een paar ongelukjes door eigen stommiteit Igwanezen, kuil anderhalve meter dieper gegraven, waarschijnlijk graven we weer op de verkeerde plaats, maar we zullen nog een dag dieper graven. Kleine groep Igwan. naar Isipat gestuurd om voedsel in te slaan. Kamelen de hele dag onrustig, misschien komt er toch storm binnenkort.

Joost ondertekende het logboek en schoof het naar de professor, die erbij schreef, dat de Igwanezen met steeds meer tegenzin aan het werk gingen en elke gelegenheid aangrepen om te kunnen morren en tot hun goden te bidden.

"Zo", zuchtte de professor, terwijl hij het logboek dichtsloeg, "alweer een dag voorbij ... Hoe lang zitten we hier nu al, Joost? Een week of vijf, zes toch zeker, nee, al wel twee maanden".

"Om precies te zijn, Robbert, morgen zitten we hier vijfenzeventig dagen, oftewel bijna elf weken. Elf weken in deze woestenij, en nog geen barst opgeschoten".

"Jawel, Joost, we zijn al wèl een heel stuk verder dan toen we hier aankwamen: toen we hier aankwamen, wisten we niet eens òf we wel wat zouden vinden. En weet je nog, dat we hierheen zijn gegaan, alleen maar, omdat een of andere oude Igwanees in een dronken bui tegen een verslaggever had gepraat over een begraven tempelstad. Die stad zou ergens hier in de buurt moeten liggen. En dat was alles wat we wisten toen we hier naar toe gingen".

"Ja, natuurlijk weet ik dat nog, en ik herinner me ook nog dat we toen als een stelletje zotten kuilen hebben zitten graven, dan hier, dan weer daar, en jawel, af en toe kwamen we zelfs wat stukken steen, of een speerpunt, of een helm tegen, en daar hield het dan ook mee op, of ben ik iets spectaculairs vergeten", snauwde Joost.een van de tot ruïne verwaaide gebouwtjes

"Luister Joost, ik weet dat jij mij niet uit kunt staan en ik had ook liever een andere assistent gehad, maar toevallig was jij de enige met een beetje fantasie en bovendien, jouw werk lijdt er gelukkig niet onder dat je mij niet uit kunt staan".

"Da's best, prof, je weet het weer mooi te vertellen, maar in feite hebben we nog niks ontdekt als wat brokstukken, en we zoeken héle tempels".

"Joost, we hebben al wèl wat ontdekt: Ten eerste weten we dat hier gebouwen hebben gestaan, en ten tweede, die gebouwen stonden allemaal op een bepaalde afstand van elkaar. Gewone dorpen worden niet zo gebouwd, met de huizen vijftig meter van elkaar, dus we zitten in ieder geval niet boven de resten van een gewóón dorp, het zou dus best die tempelstad kunnen zijn waar die ouwe het over had".