Een paar uur later ging Joost terug naar het tentenkamp, omdat hij daar met de prof zou eten. Robbert Streeb was niet meegegaan naar het heiligdom, omdat hij het logboek uitgebreid wilde bijwerken.

"Hé, Joost", riep de professor, "moet je horen wat mij overkomen is: Ik zat rustig te werken, te schrijven dus, staat daar ineens een oud vrouwspersoon voor mijn neus, en dat mens vraagt met een ontzettende kraakstem of ik misschien wat tijd voor haar heb. de oude vrouwToen zeg ik: Nee mens, natuurlijk heb ik geen tijd voor je, zie je niet dat ik druk bezig ben, ga maar gauw weg. En ik begin weer te schrijven.
Dan hoor ik die kraakstem weer, maar nou is het: Juist heerschap, werk maar hard door, je zult je tijd nodig hebben, zoveel heb je niet meer. Ik kijk naar de plaats waar ze stond om te zeggen dat ze zich moet verwijderen, maar ze was al weg, en ze was nergens meer te zien, en geen van de Igwanezen die ik daarom vroeg, had haar gezien".

Joost zei dat hij ook zo iets had meegemaakt en hij vertelde wat het vrouwtje aan hèm gevraagd had en wat er verder gebeurd was.

Toen keken Joost en de professor opzij naar mijn tekening en tegelijkertijd zeiden ze: "Ja, dat is dat oude mens".