dorian"Isse nee goed, moete nee huis tiss god ope-ope", hoorde Joost een tamelijk lage vrouwenstem zeggen. Terwijl hij zich omdraaide, hoorde Joost het zachte klapperen van sandalen op het zand en zag hij hoe een jonge vrouw heel sierlijk naderbij kwam, zo soepel zelfs liep ze, dat het leek of ze over het zand zweefde. Op ongeveer drie meter afstand van Joost bleef ze stil staan, terwijl ze nog een keer zei dat hij de tempel niet open moest maken.

Joost vroeg: "En waarom mag ik die tempel niet opendoen, juffrouw?"

Het meisje wees op zichzelf, en zei: "Nee juf raw, Dorian ... Dorian".

"Oké, meisje Dorian, ik heet Joost, Joost, maar wat is er met de tempel?"

"Kunne Joost lees?", en Dorian wees op de tekens bij de deur.

Joost las voor wat hij had opgeschreven en Dorian zei: "Nee, nee, de dwaas kunne meer goed zwijg als spreek".

Verbaasd hield Joost even zijn mond, toen riep hij kwaad: "Bedoel je dat ik een dwaas ben, hè, wat moet er dan staan, als je het allemaal zo goed weet, vertel me dat dan eens".

betekenis van de tekens Dorian liep naar de tekens toe en raakte ze een voor een eerbiedig aan, terwijl ze de betekenis aangaf. Er bleek iets te staan in de trant van: "De stralende tempel van de god met de ene hoorn is gesloten op bevel van de heer. De eenhoornige god, met de schitterende naam Igwanóndo, ziet het alles. Alleen de koninklijke geschiedschrijver heeft toegang tot de tempel".

Joost zei: "Wel, dan mag ik er toch in, want ik ben schrijver, ik kom van de rijks, de koninklijke universiteit, ik schrijf over wat we hier vinden, en dat is geschiedenis".

"Nee, Joost moge nee in huis tiss god, Joost nee isse schrifter tiss heer", zei Dorian terwijl ze een paar meter wegliep. Ze draaide zich nog eens om: "Als Joost zie Achmar, Joost zegge, Dorian zoeke Achmar".

"Wie is dat, die Achmar", vroeg Joost.

"Samen Achmar e Dorian leve-leve", zei Dorian, en nu liep ze echt weg. Joost keek haar na en bedacht dat die laatste woorden heel wat betekenissen konden hebben: Ten eerste kon die zin betekenen dat Dorian met Achmar getrouwd was, of dat ze met hem samenwoonde wat zowat hetzelfde was, op de tweede plaats kon het betekenen dat die twee samen veel leven maakten, het kamp op stelten zetten en zo, en misschien was de zin nòg anders uit te leggen, en kwam hij er alleen nu niet op.

Ja, dacht Joost, als ik Achmar zie, zal ik hem wel achter je aan sturen, maar waarheen, zou hier in de buurt soms een zwerverskamp zijn, het tentenkamp van een rondtrekkend volk, ja, als dat zou kunnen, dan zouden we die zwervers mooi voor ons kunnen laten werken.