waarin we zien dat er andere mensen bestaan dan de mensen die jij kent.



als ik de volgende morgen wakker word, zijn noi en noia al naar hun werk.
missel en rithy hebben grote vakantie en zitten daarom niet op school.
ik vraag aan missel of iedereen 's avonds na het eten al meteen naar bed gaat en missel zegt dan: "ja hoor, iedereen gaat hier zo vroeg naar bed, maar ja, we staan ook allemaal erg vroeg op.
we liggen 's avonds bijna altijd voor acht uur in bed en 's morgens staan we tussen zeven uur en half acht op; alleen met de feestdagen wordt het weleens wat later en van-oud-op-nieuw slapen we de hele nacht niet, want dan gooien de mensen vuur in de lucht".

we eten weer van dat heerlijke zwarte brood, maar nu met kaas en daarna gaan missel en ik de grot uit en door de gang heen.
rithy blijft op het grasveld spelen met haar vriendinnetjes.
als we aan de buitenkant van de berg even stilstaan, kijk ik wat rond.
de zon schijnt al fris en vrolijk tussen de bladeren van de bomen door en de bomen bewegen een klein beetje omdat het zachtjes waait.
missel vertelt dat 's morgens de zon altijd schijnt en dat het bijna iedere middag heel even hard regent.
dan vraag ik aan missel: "wat gaan we vandaag doen?"
missel zegt: "heb je zelf al iets gezien, waar je wat meer over wilt weten, of niet? nee? nou, dan gaan we toch gewoon een eindje vliegen en wandelen".
langzaam vliegen we omhoog, in grote kringen, en onder het vliegen vertelt missel van alles: "dat is onze school en daar ligt de leeszaal en dat daar is de schouwburg en daar, zie je dat daar, daar ligt het sportpark en overmorgen doe ik mee aan een schaatswedstrijd, maar dat vertel ik je straks nog wel en ... zullen we straks in dat meertje hier recht vooruit gan zwemmen? want daar mag het".

missel vertelt nog veel en veel meer, maar dat kan ik allemaal niet opschrijven, want dan wordt het boek te dik.

we gaan nu niet meer omhoog, maar we vliegen naar een bos toe dat in de buurt van dat meertje ligt en daar landen we.
wat is het hier toch mooi.
vlakbij het meertje is een watervalletje en het water daarvan valt in het meer.
er groeien erg veel bomen en planten die ik helemaal niet ken, en dan weet ik natuurlijk niet, of ik de pitten en vruchten en zaadjes er wel van kan eten.

we gaan tussen die planten in het gras zitten, met onze rug tegen een boom aan en we vouwen onze vleugels op en leggen ze naast ons neer.

"vertel me nu eens wat meer over die schaatswedstrijd", zeg ik tegen missel.
"je weet dat het hier 's nachts erg koud is, toeke, meestal vriest het zelfs en een of twee keer in de week vriest het zo hard dat we kunnen schaatsen op het ijs op de meertjes.
meestal is dat iedere vier dagen een keer.
gisteren was de vorige keer.
gisteren, vandaag, morgen, overmorgen, dat zijn vier dagen samen, en daarom is overmorgen de volgende keer.
dan is het mijn beurt om te laten zien dat ik goed kan schaatsen. en volgende week ben ik aan de beurt bij de zwemwedstrijden. die worden altijd gehouden twee dagen na schaatswedstrijden, omdat dan het water het warmste is.
morgen zijn er ook zwemwedstrijden; daar kunnen we misschien wel heen gaan, als je zin hebt.
omdat ik volgende week aan een zwemwedstrijd meedoe, vroeg ik of je zin had om mee te gaan zwemmen... weet je dat niet meer, toeke?... dat vroeg ik toen we nog aan het vliegen waren".
"o ja, missel, nu herinner ik het me weer... wil je nu soms gaan zwemmen?", vraag ik.
"ja, dat is goed", antwoordt missel, en ze wandelt al naar de rand van het meertje. "er is nog iets, toeke, wat je moet weten: het water is niet erg warm, maar daar ben je zo door, je moet gewoon even wennen aan de temperatuur van het water".
als ze dat gezegd heeft, duikt missel heel sierlijk in het vater. het gaat heel zachtjes, zonder dat je een plons kunt horen.
ik kan niet duiken, daarom spring ik maar in het water.
brrrrr, wat is dat water koud.
omdat ik me niet wil laten kennen, blijf ik in het meertje en begin ik missel achterna te zwemmen.
missel is al haast aan de overkant van het water.
als ik een tijdje zwem, merk ik dat het water niet zo koud is als ik dacht.
het water is eigenlijk best lekker en het zwemmen gaat ook best goed.
missel wacht aan de andere kant van het meertje op me en vraagt of ik misschien eventjes met haar een wedstrijdje wil zwemmen naar de overkant.
"okee", zeg ik, "geef jij het startsein maar, missel".
"bij drie gaan we zwemmen, toeke, ... een, ... twee, ... drie!"
"ik ben er", hoor ik missel roepen, als ik ongeveer halverwege ben.
als ik naar de kant kijk, zwaait ze naar me.
ik zwem verder, zo hard als ik kan.
even later komt missel lachend naast me boven.

"waar kom jij vandaan?", roep ik.
missel zegt: "o, ik ben gewoon van de kant afgedoken en onder water hiernaartoe gezwommen".
dan zwemmen we rustig nog wat rond, tot er om ons heen van alles begint te knallen.
missel schrikt en wordt helemaal bleek.
dan wijst ze anaar een berg in de buurt en op die berg zie ik een heleboel mensen.
"vlug toeke, eruit, dat zijn mensen met geweren, die zijn op jacht naar spiegelspinnen".
"wat zijn spiegelspinnen, en waarom jagen de mensen erop?"
"je zult nog weleens een spiegelspin zien, toeke.
waarom de mensen erop jagen, dat weet ik niet; ik weet alleen dat ze het al doen zolang als ik leef; die mensen schieten de spiegelspinnen dood en ze nemen ze mee naar hun huizen.
ik weet echt niet waarom ze het doen, want het zijn erg mooie en erg lieve dieren, die spiegelspinnen".

zo vlug als we kunnen, zwemmen we naar de kant en daarna vliegen we naar huis.

onderweg is missel heel stil; anders vertelt ze overal wat over en dan maakt ze allerlei vreemde bochten tijdens het vliegen, maar nu vliegt ze snel, recht vooruit naar huis.

als we daar zijn aangekomen, loopt missel meteen door naar haar bed, en daarin ligt ze een half uur of nog langer rond te draaien voor ze in slaap valt. vader noi is nog niet terug van zijn werk en moeder noia ook nog niet. ik ben nog niet zo erg moe en daarom ga ik niet naar bed; het is ook pas vier uur en ik kan, denk ik, toch niet slapen, omdat ik helemaal opgewonden ben: het is echt niet aardig van die mensen om op de spiegelspinnen te jagen.

als noia en noi thuiskomen, praten we samen nog wat, daarna eten we en dan gaan we naar bed.
rithy blijft vannacht bij een vriendinnetje slapen.
missel slaapt rustig als ik naar bed ga, ze glimlacht zelfs in haar slaap; waarschijnlijk heeft ze een mooie droom.