waarin missel met een buitenspaander praat en ontdekt dat die buitenspaander bij een dansgroep hoort.



de zon staat alweer groot en rond aan de hemel, als missel en ik de volgende dag uit de grot komen.
we gaan vandaag weer wandelen en vliegen, net als gisteren, maar nu blijven we in de buurt van de grot, omdat missel zich een beetje ziek voelt.
ze heeft vannacht toch niet zo erg goed geslapen, want ze vertelde me net, dat ze twee keer wakker is geworden uit een boze droom met mensen en geweren erin.

in een klein dalletje zien we iemand liggen.
missel zegt: "dat is nou een buitenspaander, ik geloof zelfs, dat ik deze buitenspaander ken..."
we vliegen het dalletje in en de laatste meters wandelen we.
ondertussen is de buitenspaander gaan staan.
hij zwaait naar ons, of misschien alleen naar missel.
missel zegt: "hallo toman, dit is toeke, een neef uit een ander land; toeke, dit is toman, een oude vriend van me..."
dan geef ik toman een vleugel en ik zeg tegen hem: "ik ben helemaal geen neef van missel, maar ik kom wel uit een ander land, ik ben met vakansie".
missel begint heel hard te lachen en ze zegt: "gekkie, wij noemen alle gasten en bezoekers neef en nicht."

dan vraagt toman aan missel of er niemand ziek is in haar familie en missel geeft daarop als antwoord: "ik hoop dat er in jouw familie net zo weinig zieken zullen komen, als er op dit moment in de mijne zijn".
dan zegt toman weer dat hij heel blij is dat er helemaal geen vogels ziek zijn.
"toeke, wist je dat toman vroeger heel vreemde kunsten maakte op een touw, heel hoog in de lucht in een huis van doek, een tent heet dat geloof ik, is dat niet zo, toman?", vraagt missel.
toman begint te lachen en zegt: "jazeker, wijsneus, ik zal de foto's wel weer pakken, dan kan je vriend ze ook zien...
kijk, toeke, hier zie je me staan op dat touw boven in de tent, ik heb mijn benen daar zo opgerold om het moeilijk te maken, maar normaal loop ik op twee gewone benen; dat die benen gewoon zijn kun je zien op de volgende foto: dat is in dezelfde tent, maar nu nog iets hoger, met die ring deed ik allerlei dingen: ik ging eraan hangen, ik kroop er doorheen en ik schommelde ermee.
de derde foto is nieuw; die ken jij ook niet, missel.
tien jaar geleden ben ik gestopt met het maken van al die kunstjes in die tent; toen ben ik lid geworden van een dansgroep; de dans die je op de foto ziet heet sardana, het is een katalaanse volksdans."
missel heeft niet naar de foto gekeken en zit nu op de grond een beetje voor zich uit te staren.
dat is toman ook opgevallen, want hij zegt: "hee, missie, wat is er met jou aan het handje, ben je soms ziek, hoe komt het dat je zo stil bent, anders lach je altijd?"
missel begint te huilen en tussen haar tranen door snikt ze: "gisteren waren de mensen weer op spiegelspinnen aan het jagen met hun knalgeweren en ..."
"stil maar misseltje, voor die mensen leren vliegen, zullen ze wel altijd blijven doen zoals ze nu doen; zo gauw als ze weten hoe ze moeten vliegen, houden ze op met het doen van zulke domme dingen als jagen en doodschieten; ach ja, ze kunnen niet vliegen, daarom zien ze ze vliegen ..."

missel glimlacht een beetje om die laatste woorden van toman. dan vraagt ze: "maar waarom doen ze dat dan toch, dat doodschieten van die spiegelspinnen, toman, waarom doen die mensen dat?"
"weet je, de spiegelspinnen leven voor het grootste gedeelte van de zon, maar van de zon alleen kunnen ze niet leven: ze drinken water uit een paar schone riviertjes en ze eten paardebloemen.
hier, in andorra, in de bergen, groeien niet veel paardebloemen, en daarom hebben jullie, de vogels, hele velden paardebloemen aangelegd; nee, jullie zelf niet natuurlijk, maar jullie vaders en moeders hebben akkers, waarop niets anders wordt geplant als paardebloemen.
als de spiegelspinnen honger krijgen, dan wandelen ze naar zo'n akker toe, en eten hun buikjes rond, dat mogen ze van de vogels, want die akkers zijn speciaal voor de spiegelspinnen beplant.
de spiegelspinnen willen niet voor niets zichzelf rond eten, ze willen er best voor betalen, ze willen er best iets anders voor in de plaats geven.
daarom laten ze hun spiegels iets langer werken dan voor henzelf nodig is, en de kracht die ze dan teveel verzamelen, die kracht krijgen de vogels.
op de top van de berg, waar de vogelgrot in zit, begint een heel dik snoer en daar laten de spiegelspinnen de kracht inglijden die ze zelf teveel hebben; dat snoer gaat over de berg, door het hol en de gang, en komt dan tenslotte uit in de grot; daar wordt met een of ander apparaat licht en warmte gemaakt van die kracht.
maar dat wilde je eigenlijk niet weten, of wel, missel?
nee, he, want dat wist je allemaal al.
je vroeg waarom de mensen de spiegelspinnen doodschoten.
de mensen willen ook van die kracht hebben die de spiegelspinnen maken met hun rugspiegels en de zon, maar ze willen er niets voor teruggeven.
daarom hebben de spiegelspinnen ook niet echt zin om kracht aan de mensen geven, want als ze hun kracht aan de mensen geven en ze moeten dan ook zelf hun paardebloemen nog zoeken, nou, dan gaan ze dood, want als je al je kracht afgeeft, heb je niets meer over om ook nog zelf te leven en te werken.
toen hebben de mensen ontdekt, dat ze alleen de spiegels maar nodig hadden, de mensen ontdekten, dat de spiegels ook werkten, als er geen spin meer aan vast zat.
daarom gingen ze op spiegelspinnen jagen, want dat heeft veel voordelen voor de mensen: als ze een spiegelspin doodschoten, hadden ze een spiegel die kracht maakte en die niet weg kon lopen, ze hoefden geen paardebloemen te planten of te gaan zoeken en ze konden de spinnen zelf opeten.
als de mensen op de spiegelspinnen hadden gejaagd en ze hadden er een of een paar doodgeschoten, dan gingen ze zingend naar hun huizen terug; het liedje dat ze dan zongen, begon met de woorden die hierna komen: geen lekkerder vlees dan spinnevlees, we komen weer terug en vieren feest, want de spin die is geschoten, er is licht voor op de boten, het wordt weer warm in huis, zingt, want de jager komt thuis ...
en dat is dan nog maar het begin van het lied.
ieder jaar moeten de mensen weer gaan jagen, want na een jaar is een spiegel zonder spin uitgewerkt".
"dankjewel, toman, dat je dat allemaal verteld hebt; hoe weet je dat allemaal?" vraagt missel daarna.
"missel, ik zal jou en toeke eens een keer meenemen naar zo'n mensenhuis, dan kun je het allemaal zelf zien; maar nu moet je eigenlijk gaan, dan kan ik mijn middagdutje gaan doen".
"okee, dat zullen we doen, toman, bedankt voor alles; ga je mee, toeke?"
"ja, missel, dag toman, tot ziens".

missel vliegt al hoog boven me als ik toman een vleugel heb gegeven.
al gauw vlieg ik naast missel en we draaien als tollen om elkaar heen, tot missel ineens een kreet slaakt: "daar, op de rots, een spiegelspin, kom mee..."