waarin missel met de spiegelspin andoni praat.



na die kreet (daar, op de rots, een spiegelspin, kom mee) is missel ineens veel sneller gaan vliegen.
we landen op de rots, waar de spiegelspin op staat.
"oh, andoni, ben jij het", roept missel en vliegt hem om zijn nek, "ik dacht dat je dood was, want ik heb je al zolang niet meer gezien en gisteren was er weer een jachtpartij van de mensen en ... oh, wat ben ik blij je weer te zien..."
"doe eens even rustig, kleintje, direkt breek je mijn oude botten nog; ik ben ook blij dat ik jou weer eens zie ..., wie is die vriend van je, als ik vragen mag?"
"jij mag alles vragen, andoni, dat weet je, dit is toeke, een neef uit een ander land; toeke, dit is andoni, hij is een van de weinige spiegelspinnen die er nog zijn".
"vertel me eens, kleintje, hoe is het met jullie paardebloemvelden, zijn ze nog vergiftigd, of is het vergif al van de planten geregend?"
"ik weet het niet, andoni, maar ik geloof, dat je weer kunt komen eten, want noi, mijn vader, zei een paar dagen geleden dat er al weer koperdraadkevers op de bloemen zaten en dat hij daar erg blij om was".
"missel, dat snap ik niet helemaal", zei ik, "ik heb altijd gedacht dat koperdraadkevers de planten opvraten; hoe kan jouw vader nu blij zijn als er geen paardebloemen overblijven voor de spiegelspinnen, want die bloemen zijn toch geplant voor hen?"
"missel, zal ik het een beetje proberen uit te leggen aan toeke?" "ja, dat is mij best, andoni".
"waar zal ik beginnen met mijn verhaal?...
de mensen hebben al op ons soort gejaagd zolang als ik leef, en dat is al heel lang, toeke.
de mensen wilden dat wij kracht voor hen maakten, maar ze wilden niet eens wat paardebloemen voor ons gaan plukken, als we moe waren en zelf niet meer konden gaan zoeken.
voor wij wisten dat de mensen zo waren, hebben wij altijd kracht voor hen gemaakt, maar toen we merkten, dat ze er niets voor terug wilden doen, dat het allemaal voor niets moest gebeuren en dat het hen niets kon schelen als we ons voor hen kapot werkten, toen we dat merkten, zijn we er meteen mee opgehouden en de meesten van ons soort konden weglopen.
een paar van ons konden niet weglopen, omdat ze waren vastgebonden en die zijn toen van honger doodgegaan.
sinds die tijd jagen de mensen op ons.
bij de vogels konden we altijd voor niets eten, de vogels vroegen nooit of we voor kracht wilden zorgen en daarom vonden wij het prettig om kracht door het snoer op hun berg naar beneden te laten glijden.
ongeveer vijfentwintig jaar geleden hadden de vogels veel meer werk op hun akkers dan ze zelf konden doen, en toen zijn er uit heel veel landen dieren hiernaartoe gekomen om op de akkers te komen helpen.
een van die diersoorten kon alleen maar in leven blijven door een bepaald soort kever te eten en die is toen door een paar van die dieren meegebracht naar andorra.
die kever had een andere naam, maar wij noemden hem koperdraadkever, omdat hij zich door de wind laat meevoeren aan een lange draad, die de kleur van koper heeft.
die kever kon alleen maar in leven blijven door paardebloemen te eten, maar daar kwamen wij pas achter, toen alle paardebloemvelden vol zaten met die beestjes.
ieder jaar waren er meer, en er bleven steeds minder paardebloemen over voor ons, spiegelspinnen.
en toen ineens, was er niet een koperdraadkever meer te vinden die nog leefde; in een nacht waren ze allemaal dood gegaan.
wij wisten niet waarom, maar we vonden het van de ene kant best prettig, nu bleven er tenminste weer veel meer paardebloemen over voor ons.
nou, en toen konden de spiegelspinnen weer volop eten, en er waren er heel wat van ons soort, die veel meer aten, dan ze gewend waren; er werden er dan ook heel wat ziek.
de andere spiegelspinnen, ik was ook bij die anderen, de andere spiegelspinnen dachten, dat de zieken ziek waren omdat ze teveel hadden gegeten, alleen, als je teveel gegeten hebt, blijf je normaal maar een of twee dagen ziek.
de zieke spiegelspinnen werden maar niet beter, en na verloop van een paar weken waren ze allemaal dood.
toen kwamen de mensen uit hun huizen en sleepten al de dode spiegelspinnen naar hun huizen toe.
toen dachten wij, dat het misschien geen toeval was, eerst alle koperdraadkevers dood die op de velden zaten, en daarna een hele hoop spiegelspinnen dood. de vogels gingen toen hun paardebloemvelden eens goed bekijken en zij vonden paardebloemen met wit poeder erop.
dat witte poeder was niet normaal en toen een van ons ervan proefde ging hij dood.
daarna heeft geen enkele spiegelspin meer van de paardebloemen op de velden van de vogels gegeten, maar wij gingen in de bergen zoeken naar paardebloemen.
op de paardebloemen die we in de bergen vonden, zaten nog wel koperdraadkevers en van die paardebloemen konden we dus nog wel eten, want die waren niet vergiftigd.
later ontdekten we dat de mensen dat vergif op de velden hadden gespoten. daarom bleven we kracht geven aan het snoer van de vogels, want het was hun schuld niet, dat er zoveel van ons doodgegaan waren.
de vogels hebben meteen nieuwe paardebloemvelden aangelegd, rnaar de mensen hebben daar ook vergif gespoten.
nu spuiten ze geen vergif meer, want ze kunnen de spiegels van de spinnen die door het vergif gestorven zijn niet gebruiken; die spiegels werken niet... wel, eh, toeke, dat was het verhaal ongeveer.
snap je nu waarom de vader van missel blij is, als hij ziet dat er weer koperdraadkevers op de paardebloemvelden zitten?"
"ja, andoni, nu snap ik het zo'n beetje.
maar wat ik nog niet begrijp is waarom jullie de mensen dat allemaal laat doen; ik snap niet waarom jullie die mensen niet doodmaken..."
"als je wat ouder wordt, dan snap je dat wel, je moet nooit kwaad met kwaad vergelden, zoals dat heet, maar je moet er gewoon voor zorgen, dat niemand je kwaad kan doen...
hoe je dat moet doen leer je vanzelf".

"toeke, ik weet al wat we morgen gaan doen: we gaan naar het grote park, want daar zijn veel vreemde dieren te vinden, en morgenmiddag gaan we naar bed, want morgenavond is die schaatswedstrijd, waar ik aan meedoe".
"had jij dan vandaag niet moeten oefenen?"
"ach nee", zei andoni, "missel hoeft niet te oefenen, die schaatst zo goed, als die niet eerste wordt, dan weet ik het niet meer".
"nu moet je niet overdrijven, andoni, want zo goed ben ik nou ook weer niet, maar ik ga vanavond wel vroeg naar bed, want sinds vriend toeke hier is, heb ik veel meer gevlogen en gewandeld dan normaal.
daarom gaan we nu maar; ga je mee, toeke?...
dag, andoni, kom je gauw nog eens naar vogelstad?
ik denk dat papa en mama je ook wel weer eens een keer willen zien"
"ik zal eraan denken, kleintje, doe ze de groeten van me; kom eens hier en geef die oude brombeer andoni een zoen".
"vooruit dan maar, dag andoni".
en dan gaat het vliegensvlug op huis aan, snel wat eten en naar bed.
welterusten en tot morgen.