met die kreet op de lippen stappen we inderdaad graag over naar dit blok en dan zien we een heel andere wereld op de onze afstuiven, vlak langs gaan, maar bij het rakelings passeren een stuk verliezen, was dit verlies opzettelijk of per ongeluk? was dit een invazie uit de ruimte? waar komt die andere planeet vandaan? er is toch immers geen ruimte. hoe dan ook, dat stuk planeet viel op het hoogste gedeelte van onze wereld en barstte. van dat barsten hebben wijzelf erg weinig gemerkt, namelijk niets, maar daar vertelde ons een rent over: "toen bjoeti-gel ons als massa afstootte, kwamen we op deze wereld terecht, de vierde in het stelsel der drigadoren, op dat moment de enige die overlevingskansen bood aan ons soort. het was niet de bedoeling dat wij de wereldbewoners zouden onderwerpen en overheersen, want het enige wat wij wilden was overleven. welnu, wij kwamen terecht in een onherbergzame streek, waar de grond drogende was en de lucht eigenlijk te ijl voor ons en daarom trokken we verder, de diepte in die naar vochtiger grond voerde. o ja, dat gedeelte dat bjoeti-gel afstootte bestond uit opeengepakte renten beschermd door een laag van droogtetoestanden, die scheurden toen we op de wereld terecht kwamen. die wij zijn bolle wezens met een schuifelvoet die drie glimmende sporen nalaat. vlak boven de voet zitten twee reukgaten, dan twee kijkgaten, die van nature op de grond gericht zijn, niet uit onderdanigheid, maar uit ekonomies bekijken. nog hoger zitten aan onze zijkanten grijporganen met drie kleefstengels, die afzonderlijk en gezamenlijk kunnen werken. haast bovenop zit dan onze eetopening, die buiten een etende ook nog een andere rol vervult in ons leven: een die iets te maken heeft met de voortplanting. laat ik me trouwens ook eens voorstellen: ik ben de rent spotp. hierboven sprak ik met jullie over droogtetoestanden, die onze bescherming waren toen wij door de ruimte reisden. zij zijn niet altijd zo geweest, die renten, want dat zijn het, renten. kijk, water kennen wij al vanaf onze eerste planeet. we zijn eraan verslaafd geraakt; we kunnen er niet meer buiten, want waar geen water is, worden wij hard en rond. we werden door bjoeti-gel, een planeet voor openbaar vervoer, als groep vrolijke renten verreisd. maar die reis naar jullie wereld was zo droog, dat de buitenste van ons droogtetoestanden werden. we bleven even vrolijk als vantevoren, maar we deden niet meer allemaal aktief mee. we wisten dat die droogtetoestanden weer in renten konden veranderen, als we ze in kontakt brachten met water, waarover zouden wij ons dus zorgen maken. het fijne daarvan vertel ik nog weleens, maar nu vind ik dat ik genoeg over ons nijvere en rustige volkje uit de doeken gedaan heb."
jullie hebben nu één blok renten gehad; we gaan weer door met de rassers; het beeld toont sino en dria stuntelig en onbeholpen temidden van tekstwolkjes van diverze makelij. de rechterhand van sino (zijn en haar armen zijn ondertussen vergroeid naar een plaats dicht onder hun hoofden) maakt een nieuw gebaar: dat van de revolusie tegen de grote fraans, zoals de overkijker ook wel genoemd wordt. die hand wordt nogmaals afgebeeld rechts onderaan op dit blok. nu zullen we de tekstwolkjes eens gaan bespreken: eerst spreekt sino in smetteloos zwart hakelings afgebiesd taalgebruik: "wij houden van elkaar, maar emosies zijn vreemd voor rassers". dan komt dria met een voor haar vrouwelijkheid erg hoekig tekstomhulseltje opdraven, terwijl ze pogingen doet het publiek recht in de ogen te kijken en lichamelijk toch gericht te blijven op sino, en ze deklameert de volgende lijnen (anglisisme?): "wij zijn tamelijk nieuw en willen niet leven in deze door de ouderen zo verpeste maatschappij." voorwaar, haar stem spuugt revolusjonair vuur. sino haakt meteen in met een gedeeltelijk in lineair vakwerk gevatte tekst: "wij zijn bijvoorbeeld niet te spreken over de manier waarop de nieuwen ontstaan", en hij bedoelt: waarom moeten die nieuwen zo onpersoonlijk in de wereld groeien; volgens ons kan het heel anders, veel béter, maar hóé moeten we nog uitzoeken. nét voor dit blok omgeslagen wordt, horen we dria nog hardop denken: "o, niet vergeten, vanaf nu voeren wij het woord". nogmaals vestig ik uw aandacht op de gebalde vuist in de rechteronderhoek van dit blok en mij valt op, dat de tekenaar zich vergist heeft: een rasser heeft drie en geen vijf vingers, worldcopyright of niet, maar zó is het ...
allebei met het rechterbeen vóór, hij met z'n linkerarm over haar linkerschouder, (als je de tekening bekijkt, zie je, wat ik met schouder bedoel,) zij met haar rechterarm om zijn middel, zijn hoofd tegen het hare, ban-de-bom in het hart (wat is een bom?) en de ogen gericht op de hulpsteun, zo luidt de beschrijving van de tekening linksboven in dit blok. hij eet zijn haar en zij stelt de vraag die hen beiden bezighoudt: "hulpsteun, weet jij misschien een andere manier om nieuwen te laten ontstaan?", waarop de hulpsteun zijn hele lichaam samentrekt in zijn hoofd (zo ging hij, misschien, op in zijn gedachten, die later ijdel bleken) waardoor hij de bezitter werd van wanstaltige proporsies, een kolfje naar de hand van de tekenaar. zijn bril danste daarbij op zijn hoofd, maar omdat dat groter werd, was de stand ervan zodanig, dat zijn zicht vrij aardig belemmerd en vrijwel tot nul teruggebracht werd. zijn hoofd-romp-verhouding benaderde de omgekeerde gulden-snede-regel met twee overgeslagen faktoren: zijn romp was bijna drie-dertiende maal zo groot als zijn hoofd. na een oneigenlijke periode in die toestand van gedachtenvolle konsentrasie te zijn geweest, zwakte hij de verhouding iets af, hijgend, met rode ogen van uitputting, (bij zwart-wit weergave het duidelijkst te konstateren,) en zijn stem vormde als een monotone trommelslagenregen (gebrek aan zelfs maar de primitiefste variasie van ritme) letter voor letter (onder het uitspreken díé letters, die bij elkaar horen, verbindend, om tot woorden, verstaanbaar en in zinsverband, te komen) het volgende antwoord, dat er in werkelijkheid geen was: "het spijt me, maar ik vind geen antwoord; ik verwijs jullie naar hém", daarbij ging zijn rechterhand, in het verlengde van zijn zich horizontaal plaatsende arm en zijn bovenste vinger werd ontkruld en in de richting van de overkijker gestoken. vanuit het hierboven moeizaam en houterig gevormde tekstbalonnetje dalen twee richtingaanwijzers (die een gezamenlijk bikinibroekje als beginpunt hebben) naar de onderkant van de bladzijde, waar ze een bocht naar links maken (van ons uit, van hen uit naar rechts) en hun puntig karakter manifesteren in de richting van de overkijker. de overkijker richt zich ook op zijn hoofd en neemt een ongeveer gelijke houding aan. zijn zie-sprieten bekijken het onderwerp van vragenstelling eens nauwgezet, maar vluchtigsnel. zijn bovenste oogjes sperren zich wijd open, om toch maar de schijn van interesse voor en vereenzelviging met het probleem op te houden. zijn gedachten waren echter met zijn taal bezig, want na niet eens eventjes vormde zijn mond een bloeiende bloem, waarvan de kelkbladeren de tekst: "wíj hebben het te druk" omhulden. wij hebben het te druk, maar dan toch wel wíj met de nadruk (die verboden is, op welke manier dan ook) op de wéé, de íé en de jéé. hij heeft zijn handen ondertussen in een tergend langzaam tempo gespreid omhoog bewogen om zijn tekst te onderstrepen en zijn door het denken vermoeide hoofd de nodige steun te bieden.
dan verspringt het beeld ineens: plots herinnerden zij zich dingen, gebeurtenissen uit de toekomst over een geraffineerd spel wat nieuwen tot gevolg had. hoe kan iets uit de toekomst nu herinnering zijn, vraag ik me eventjes af, maar dan weet ik het antwoord al: er heerst een bepaalde trend onder schrijvers van sajens-fiksjon-verhalen om over een zekere macht te schrijven, een die de tijd beheerst, en daarbij noemen zij die tijd de vierde dimenzie (het idee, van een twee-dimenzjonaler uit blokland [of fletlent] was dus juist volgens die es-ef-auteurs van nu ... nú?). wat herinnerden zij zich dan uit die toekomst, die best verleden zou kunnen zijn in een andere tijd? zij herinnerden zich een monsterlijk groot wezen met een gepantserde huidbekleding, een grote staart, stevige benen en heel korte armpjes met kleine handjes met nagels die er niet om logen; het zou een tirannosaurus reks moeten voorstellen, maar in zijn ogen blinkt geen agressieve vleesetersnatuur en zijn mond zou eigenlijk in het bezit moeten zijn van vlijmscherpe scheurtanden, gespierd behoorden zijn armen te zijn in plaats van zwakkelijk (ziekelijk en zwak?). ze herinnerden zich nog meer: een soort die door de lucht gaat als een planeet, maar dichterbij en zonder de wereld te verwonden bij een landing. tussen de bovenbenen en onderarmen is iets gespannen dat eruitziet als een stukje van de bovenkant van het water als het niet beweegt. het zou eigenlijk pterodaktilon moeten heten (een kruising tussen pteranodon en pterodaktilus). het vlies (als we het zo noemen) dat tussen de bovenbenen en de armen zit, houdt niet op bij de hand, maar gaat een heel stuk verder, zo ver dat zelfs een vinger een heel eind gegroeid is om te voorkomen dat het vlies nog groter wordt. zijn lippen zijn heel ver naar voren geplaatst en hard en er zitten haakjes aan om ervoor te zorgen dat ze bij elkaar blijven. en dan staat er op dit blok 10 nog iets, wat lijkt op hoe de rassers er later uit gaan zien, alleen ... het stuk dat het hoofd aan de romp vastmaakt ontbreekt, het ding heeft vierkante schouders, lange armen, grote handen en voeten, overal haar en een hoofd dat van onderen zwaarder gebouwd is dan van boven. wat is het voor iets? toen wij dit ding, dier of soort zagen, lagen er heel wat bordjes bij: pitekantropus, sinantropus, homo-saapjens, kro manjon - om er maar een paar te noemen.
=================================
[rest van de tekst moet nog overgetikt worden]
=================================