De volgende middag hadden Lies en Tino geen school en omdat ze toch langs het station kwamen, liepen ze er even binnen. Er stonden drie mensen voor het loket, en daar gingen ze achter staan. De eerste, met een ziekenfondsbrilletje op z'n neus, wilde een retourtje Armendam, de tweede, een meisje in spijkerbroek en overhemd, wilde een enkeltje Tiltbug, en de derde, een mevrouw in een bloemetjesjurk, kocht een enkele Maarstrikt.

"Zo jongens", zei Gerrit, "waar gaan jullie heen?"
"Naar huis, straks", zei Lies, "nadat we met jou gepraat hebben, als dat nu kan tenminste, en ik bèn geen jongen".
"Dat zie ik ook wel. Ik bedoel daarmee: jongelui, jonge mensen. En waarover willen jullie met mij praten?"
"Tjambar", zei Tino.
"Zo, en wat precies wil je weten, of er neushoorns zijn die op hun hoofd kunnen staan, of er volkorenbrood is dat je uitlacht, of vraag je je soms af of het er wel eens zo waait dat het net lijkt of er iemand zit te huilen op een onbewoond eiland, of zoiets?"
"Ben jij een beetje simpel of zo", vroeg Lies, "of is dit gedrag normaal voor iemand die met dat land te maken heeft gehad? Dan hoef ik eigenlijk al niet meer. Nee, wat we willen weten is wat voor land het is, wat we daar kunnen verwachten, of het er dikwijls regent, of er bergen ... of er veel autoverkeer is, mmm, en of je daar ook een bekeuring krijgt als je achterlicht kaduuk is ... en of je er lekker kunt eten, dat soort dingen dus".
Gerrit lachte: "waar zal ik beginnen, bij het eten of bij de bekeuringen?"
"Maakt mij niet uit", zei Lies, terwijl ze tegen het loket leunde en met haar kralenketting speelde.
"Goed, politie, leger en regering hebben ze niet, er rijden geen auto's, treinen of bussen, want zo groot is het niet ... "
"Wel veel brommers of scooters dan, of gaan ze daar gewoon nooit ergens anders naar toe", vroeg Tino.
"Jawel", zei Gerrit, "maar dan pakken ze de fiets, of ze rolschaatsen ... en die zien er iets anders uit als die van jullie".
"Dat lijkt me reuze lekker, daar", Lies maakte een huppelpasje, "zullen we meteen maar gaan, Tino?"
"Nou, zullen we eerst maar wachten tot we vakantie hebben".
"Precies", viel Gerrit hem bij, "dan kun je je fiets en je tent nog eens nakijken, en dan kan ik je ondertussen nog het een en ander vertellen ... "

"Uit de weg, snotneuzen, ik heb haast, enkel Hilvakkrum eerste klas, kunt u een beetje opschieten meneer, mijn trein vertrekt over twee minuten", schreeuwde een kerel alsof hij de keizer van Europa was, "en heb je ondertussen iets gevonden over dat land Tjambar, foldertje of zo, opschieten asjeblief, mijn tijd is kostbaar, ja, hoeveel krijgt u van me?"
"Dat jij zo'n haast hebt, meneer", antwoordde Gerrit heel rustig, terwijl hij het kaartje aansloeg, "is niet iets dat aan mij of aan hen twee ligt, of aan de trein, je hàd bijvoorbeeld iets eerder kunnen komen ... en wat dat land betreft, het v.v.v. of een reisburo lijken mij de aangewezen instanties daarvoor, denk ik ... "
"Okee, okee okee, dan niet ... Hoeveel krijgt u van me, ja? ... 22 gulden? Asjeblief, laat de rest maar zitten".
"Wat moet ik met die drie piek, is dat schaamtevergoeding?", vroeg Gerrit, maar hij vroeg het aan een verdwijnende rug.

"Gatsamme, wat een hufter", zei Tino, "maar meen je dat, kunnen wij ook beter naar het v.v.v.?"
"Welnee", lachte Gerrit, en deed een kastje onder het loket open. Hij zocht even en haalde een klein boekje tevoorschijn, "hier, lees dit straks als je thuis bent maar even door, er staat heel wat leuks in".
Lies had het boekje opengevouwen en ze bekeek het samen met Tino: "Hartstikke mooi, komt dat dáár vandaan?"omslag van het boekje
"Ja, en ook nee: Karel Teunissen, een gepensioneerde tekenleraar, die al jaren dáár woont, heeft het gemaakt voor z'n vrienden en kennissen, hij noemt zich nu Káto".
"Maar waarom krijgen wíj er wèl een, en die kerel niet", vroeg Lies, "vanwege z'n grote mond?"
"Nee", Gerrit schudde z'n hoofd, "hij wil overal ríjker van worden, winkelcentra bouwen en luxe hotels en zo, en als er iets is, waar ze daar een hekel aan hebben, dan is het wel toerisme".
"Waarom dat", wilde Tino weten.
"Toeristen maken herrie en rotzooi, en zorgen er voor dat de mooie, rustige plekjes verdwijnen".
"Je hebt gelijk", zei Tino, "stom van me, ik eh ... daar had ik niet bij stilgestaan. Maar dan nog, waarom krijgen wij dit blad dan, wij zijn toch óók toeristen?"
"Nou nee", zei Gerrit, "er bestaat een groot verschil tussen toeristen en mensen die een land bezoeken, en ik denk dat jullie bij de tweede soort horen".
"Dat kun je wel denken, maar je kunt je ook mooi vergissen", lachte Lies, en ze draaide rond op een teen of een voet, "ik denk zo, dat we dit jaar een rustige vakantie zullen krijgen".
Gerrit keek haar verbaasd aan. Tino vertelde hem van hun vorige vakanties, het monster in de woestijn, het redden van de spiegelspin, het dodende beeld in de tempel, en de oorlog die gelukkig nèt niet doorging ...

"Ja", knikte Gerrit, "dàn zou je gelijk kunnen krijgen, met die rustige vakantie", en hij vertelde hen een heleboel over Tjambar-zonder-haast, over dat je vrij bent om te doen wat je wilt, zolang je er maar niemand mee hindert, (ondertussen hielp hij een paar mensen aan een kaartje,) over dat je pas naar school gaat als je iets wilt leren, over tiepmachientjes voor één hand, over dorpshuizen en sprookjesvertellers en muziek op het plein, als de zon schijnt en het werk af is ...