wat er mee moet
 
 
Er gingen een paar maanden voorbij. Dat is maar goed ook, want anders zou het nooit vakantie zijn geworden.

Tino en Lies keken hun fietsen een paar keer helemaal na, en zetten hun tent op om te kijken of die nog wel compleet was: haringen, scheerlijnen, stormlijnen, stokken en stokklemmen, en de zon scheen heerlijk en de vogels floten zich schor. Een half uur later probeerde 'n gemene wind de tent mee te nemen en toen dat niet lukte, liet hij er een regenbui op vallen waar je u tegen zegt. In ieder geval bleek toen dat de tent nog steeds stormvast en waterdicht was.
Lies repareerde een scheur in een van de slaapzakken, terwijl Tino met de moeder van Lies, van canvas een paar nieuwe fietstassen maakten.

Ze maakten lijstjes van dingen die ècht mee moesten, en een lijstje met dingen erop die ze graag mee zouden nemen als er plaats voor was en de boel niet al te zwaar werd.
Daarna probeerden ze uit hoe ze hun fietsen het beste konden bepakken: links evenveel als rechts, en vóór een tikkeltje meer dan àchter.

Vóór ze van huis wegreden, nog even nakijken of ze alles wel bij zich hadden: treinkaartjes en paspoorten, ja, in 't zakje om de nek, geld, ja, op zak, eten, drinken, lezen, ja, in het rugzakje. Bij Lies, die rookte, zat in dat rugzakje ook nog een pakje shag, en Tino hield nogal van pepermunt ...