"Hai meisjes, de grote dag, hè?" zei Gerrit, "jullie treintje is er nog niet ... maar wie komt er dan ook meer dan een uur te vroeg op het station ... zet je fietsen daar maar neer, gaan we eerst een bak koffie drinken".

De fietsen werden aan de kant gezet en Tino en Lies liepen in de richting van de wachtkamer, maar Gerrit pakte hen allebei bij een arm en sleurde hen zo ongeveer de andere kant op: "Je gaat toch geen automaatkoffie drinken als ome Gerrit zelf verse heeft?"
"Natuurlijk niet, maar dat kunnen wij toch niet weten", Lies haalde haar schouders op.

"Nee Gerrit, dank je, ècht niet meer, ik vind twee koppen koffie al behoorlijk veel om half tien 's morgens. De trein moet trouwens toch zo komen, of vergis ik me?"

Lies had zich niet vergist, daar kwam de trein al. Ze ging op zoek naar een paar rustige zitplaatsen en Gerrit liep met Tino en de fietsen naar het achtereind van het treinstel, waar de kofferruimte was. Tino sprong de trein in en Gerrit gaf de fietsen aan. Hup, op hun dubbele standaard in het rek.

dat gezwaai, om lamme armen van te krijgen"Ik wou dat ik meekon", zuchtte Gerrit, "alla, volgend jaar maar weer".
"We zullen je een stel kaarten sturen, okee?"
"Toerist", lachte Gerrit, "geen prentkaarten in Tjambar".
"Nou, dan sturen we tekeningen ... en de foto's die we maken krijg je ook".
"Afgesproken en alvast bedankt, jong ... Nee, spring er maar niet meer uit, loop maar binnendoor naar je plaats. Dag, en prettige vakantie".

Gerrit trok de deuren van de kofferruimte dicht, blies op z'n fluitje en tilde z'n spiegelei op.
Tino had intussen een raampje opengedraaid waar hij door naar buiten leunde. Aan de andere kant van de trein hing nog een hoofd door een raampje te kijken: Lies met de lange haren. Ze zwaaide toen de trein begon te rijden en riep: "Dag Gerrit".
Tino zwaaide ook. Toen de trein al een heel eind van het station weg was, zwaaiden Tino en Lies nog steeds, maar nu naar elkaar.