"Zo, de fietsen zijn gestald", Tino pakte een leesboek, een sinaasappel, een rolletje pepermunt en z'n fototoestel uit z'n rugzakje, legde het in het kofferrek en ging zitten.zo zag de coupé er ongeveer uit

"Is het druk in de trein", wilde Lies weten.

"Ja, er zit nogal wat volk in, maar volgens mij gaan er daar niet veel van op reis of vakantie, denk ik".

Recht tegenover Tino zat Regien, en naast haar zat Wouter.
Regien vertelde dat een paar vrienden van haar het heel fijn hadden gehad in Tjambar, daarom gingen zij nu ook.

"Zijn jullie daar al eerder geweest?" vroeg Wouter.
Nee, schudde Tino, en hij vertelde dat ze hun tent ergens in de buurt van het dichtst bij de grens liggende dorp wilden neerpoten en vandaaruit tochtjes maken, fietsend, wandelend of rolschaatsend.
Regien en Wouter waren van plan om in elk dorp een paar dagen in een hotel te logeren, te beginnen bij het eerste dorp wat ze tegen zouden komen, en dan in een rondje door het land, "maar ze hebben ons wijsgemaakt dat er geen hotels zijn".

"Geen hotels? Gerrit van 't spoor bij ons zei dat er in elke plaats één hotel was, en Gerrit komt er geregeld, dat kan ik dan niet rijmen".

"Het klopt allebei", lachte Lies, "je hebt niet goed geluisterd, tientje van me: Gerrit vertelde dat er geen toerístenhotels zijn, zoals ze die gewoonlijk in badplaatsen en zo hebben, maar er is wel een klein hotel in elke plaats, een soort herberg ... Eigenlijk is dat toch vanzelfsprekend, want het zal ècht wel eens voorkomen, dat iemand uit het ene dorp een nacht in een ander dorp overblijft".

"Ja natuurlijk", zei Regien, "ik snapte er ook al niks van; zo'n herberghotel klinkt ook heel wat logischer dan géén hotels. Heb je ons nog meer voor te lichten?"

"Wat wil je weten", vroeg Tino, terwijl hij het boekje van Káto uit z'n rugzakje pakte.