waterig bos

 
 
 
De vreemde liet weer heel even z'n gezicht zien.

Eduard stond op, nam z'n koffertje onder de arm, en liep naar het toilet, waar de vreemde al op hem stond te wachten. Ze gingen het toilet in en vlak voor ze de deur dicht deden, was nog te horen hoe Van Tellingen snauwerig vroeg: "Waar heb je me voor nodig ... je weet toch wat je te doen hebt?"

Het was erg jammer dat niemand anders in de trein dit voorval opmerkte, en dat ook niemand wist wat die twee in dat toilet bespraken, want dat het niet al te frisjes was, was duidelijk. Als je een normaal gesprek met iemand wilt voeren, dan zoek je daar geen trein-toilet voor uit.

Toen Eduard van het toilet terugkwam, had hij netjes gekamde haren, en zeeplucht aan z'n handen. Een gehaaide kerel was het wel. Tino keek langs hem heen door de coupédeur, zomaar, zonder enige reden. En omdat hij niet verwachtte iets speciaals te zien, zag hij dat ook niet. Er stond echter wel degelijk iets wat op zou moeten vallen: Een grote houten hutkoffer op wieltjes, met drie zware hangsloten eraan en brede metalen banden eromheen.