een groot zeshoekig bordTerwijl Tino het ventiel terugplaatste en de band oppompte, maakten Goof en Lies een groot zeshoekig bord vast op het stuur van Tino's fiets. Nou was dat niet zo'n zwaar karwei, want er zaten twee klemmen onder aan het bord, die precies om het stuur grepen. Op het bord zat met doorzichtig papieren plakband een landkaart van Tjambar vast. Op het eerste gezicht leek het of de landkaart geplastificeerd was, maar het voelde anders aan dan als plastic.

Goof haalde uit een van de zakken van zijn kiel een blikken doos zo groot als een pak koffie van een half pond: "Lies, als jij die doos nu bewaart, hebben jullie allebei de helft van een spel alinok bij je. In de doos zitten de stenen. Het zijn er zesenzeventig, en zorg dat je er geen verliest, want dan klopt het spel niet meer".

opgeplakte landkaart"Dankjewel, Goof, kun je misschien ook nog even uitleggen hoe het gespeeld wordt, of zit er een gebruiksaanwijzing bij?"

"Nee Lies, noch het een, noch het ander. Ga 's avonds maar naar een dorpshuis en kijk goed uit je ogen, dan weet je zo hoe het gaat".

Tino kwam naar hen toe, veegde het denkbeeldige zweet van z'n voorhoofd, en zei, totaal overbodig: "Zo, Lies, ventiel erin, band opgepompt".

"Goed zo, Tientje van me, dan kanne-me nu gaan. Goof, bedankt voor het bord en de kaart, en de stenen natuurlijk, en als je Gerrit nog eens ziet of spreekt, doe je hem dan heel, heel veel groeten? Doen, hè".

"Komt in de bus ... hoewel ik denk dat jullie hem in ieder geval eerder zullen zíén dan ik".

"Zeg jongens, ik ben er van tussen", zei Han, "de anderen zijn al naar voor. Goof, ik zie je wel in 't dorp, hè?"

"Joe", zwaaide Goof haar achterna, en wandelde met Tino en Lies door het station naar buiten.