"Hoeveel zouden we al gefietst hebben", vroeg Lies toen ze in de verte weer een richtingaanwijzer zag staan.

"Een kilometer of twintig", antwoordde Tino, die bij zichzelf had bedacht dat er om de honderd meter zo'n gevleugelde paal stond, "nog een kwartiertje of zo en dan zijn we in Kattileno, als die kaart goed is tenminste".

"Dat moet maar", zei Regien in de achterhoede, "ik begin knap moe te worden. Het is ook alweer zo lang geleden dat ik nog van dit soort reuzenafstanden fietste. Ik moet er eigenlijk niet aan denken dat we over een paar dagen nog eens twee keer zoveel moeten fietsen. Ik word al moe als ik eraan denk".

"Wat ben je toch een arme ziel", troostte Wouter, "je moet er ook eens wat meer bij stil staan dat je al een dagje ouder wordt, en dat je spieren ... "

"Hou je mond, mispunt, of wil je een dreun?"

"Ben nou voorzichtig, forceer jezelf maar niet, en denk eens niet alleen aan jezelf. Denk eens aan mij: zó ben ik getrouwd met een jonge meid, en zó is het een oud wrak, waar heb ik het aan verdiend".

"Als je nou direct een stomp op je dikke neus krijgt, dan weet je waarom, hè, lief Woutertje. Ètter!"

Tino moest zich ook even laten horen: "Ben toch eens een beetje kalm daarachter, ik raak bijna iedere keer de weg kwijt met dat gekakel van jullie".

wijsboom langs de weg

Regien: "Wil jij je er wel effe buiten houden, bemoeial".

Wouter: "Gewoon de weg volgen, een baby van drie maanden kan het waarschijnlijk beter dan jij".

Tino: "Wat zal ìk blij zijn als we in Kattileno zijn zeg, dan zijn we jùllie tenminste kwijt, wat jij, Lies?"

"Och, zeggen we dan later, het waren wel leu-ke mèn-sen, maar ze maakten constant ruzie om niks, nee, het was toch niet het slag volk waar we om zaten te springen ... maar, alle gekheid op een stokje, wat gaan jullie in Kattileno doen?"

"Het hotel zoeken en daar onze spullen neergooien", zei Wouter.

"Nee", schudde Lies met haar hoofd, dat bedoelde ze niet, "drinken we eerst nog ergens een kop koffie of zo, voor Tino en ik verder fietsen?"

"Dat kunnen we wel doen, of is mijn bejaarde echtgenote soms te moe", plaagde Wouter.

Regien haalde haar neus op: "Bejaarde echtgenote, je bedoelt jezelf, knuppel. Ìk heb wel weer zin in een bakje".

"Tino, hoe wist jij hoever we al gefietst hadden?" vroeg Regien, terwijl ze naast hem kwam rijden.

"Niet zo moeilijk", antwoordde deze, "we hadden een uur en een kwartier gefietst, en we deden iets van vijftien, zestien kilometer het uur".

"Dan nog iets: Je zei, nog een kwartiertje, en op die kaart staan geen afstanden aangegeven ... wist jij hoe ver het was van het station naar Kattileno?"

"Ja", zei Tino.

"Ja", zei ook de gevleugelde wegwijzer waar ze juist onder langs reden, "van hier naar het station is vierentwintig en een kwart kilometer, dus van het station naar hier zal ook wel zoiets zijn, en van hier naar Kattileno is nog iets meer dan een halve kilometer ... "

Met piepende remmen had het viertal bijna van vier fietsen een hoop schroot met bloedvlekken gemaakt.

" ... Wat staan jullie nou raar te kijken, nooit eerder een wijsboom gezien?"

"Gezíén wel", zei Tino, "al een heel stel, maar gehóórd, nee, nog nooit".

"Je dag is goed, je hebt al weer wat geleerd", wist de wijsboom te vertellen.

Verder kregen ze alleen nog antwoord op vragen als: Hoe ver is het naar ... , hoe kom ik in ... , wat is de afstand tussen ...