Tino en Lies fietsten Kattileno binnen op het moment dat achter hen de zon onderging. De spookachtig lange rode schaduwen die de ondergaande zon vóór hen maakte, verdwenen langzaam in het grijze licht van de vallende avond.

"Hallo", zei de waard, die op het terras stond, "ik wist wel dat ik jullie vanavond nog zou zien ... je hebt zeker nog niet gegeten?"

Lies en Tino schudden allebei van nee.

"Dat treft dan", zei de waard vrolijk, "héél toevallig heb ik een paar porties eten bewaard, en m'n naam is Papke".

"Hoi Papke, Lies is Lies en ik ben Tino, en we hebben honger als een veld vol paarden".

"Kom dan maar snel mee naar achter", Papke draaide zich om en liep het dorpshuis in. Vlak voor de deur van de keuken stond hij stil en wees met een dreigende vinger naar Tino: "Jij haalt niet meer van die spelletjes uit met geld, hè? Ik wil je best vertellen, hoe duur iets is als we het moeten invoeren, maar als ik erbij vertel dat ik geen geld wil hebben, moet je dat ook niet ergens stieping, eh, stiekem, neerleggen ... heus, als ik geld nodig heb, laat ik het je wel geven, heb maar geen bang".

"Okee, het zal niet meer gebeuren", zei Tino, "ik snap het alleen niet, bij ons moet je voor àlles betalen, zelfs zand, en dat hoeven ze alleen maar in een zak te scheppen".

"En een glas melk kost meer dan een hele liter", voegde Lies eraan toe.

"Het leven is hard aan de andere kant van de grens", zuchtte Papke, terwijl hij de deur openduwde, "zullen we dan nu maar gaan eten, terwijl we aan deze kant van die grens zijn?"

Op een grote houten tafel in de keuken stonden twee diepe borden met lepel en vork erin. Een vrouw stond geschilde sinaasappels te persen. Bij de binnenkomst van het drietal keek ze glimlachend op: "Je had toch gelijk".

"Tja", zei Papke, "zo is het ... dit is dus Snokje, mijn maatje, en dit zijn Lies en Tino".

het grotere keukengereedschap hing aan een lijntje"Ga gauw zitten, meiden, anders wordt het eten koud", zei Snokje.

Papke schoof een salade van rauwe groenten en koude aangekookte boontjes op de borden, goot daar een dressing overheen, sprak de magische woorden: "Dat het jullie wèl moge bekomen", en draaide zich om naar een van de ovens tegen de muur. Daar verdraaide hij een soort thermostaat en de oven begon zacht te brommen. Toen de twee eters hun bord leeg hadden, zette Papke de oven uit, sloeg de flappen van zijn voorschoot om z'n handen en bukte zich om de oven te legen.

Hij kwam omhoog met een grote pan: "Okee, dan is het nu tijd voor groene meelpijp met kruiden". Dat bleek een soort pasta te zijn, die naar spinazie smaakte, vermengd met gebakken ui-ringen, paprika-snippers en overstrooid met een pittig kaasmengsel.

Ondertussen verliet Snokje de keuken met twee volle kannen sinaasappelsap.

"Als je volgende keer vers eten wilt, en niet van dit opgewarmde spul, kom dan tussen zes en negen. Het middageten, ook een warme hap, kun je tussen twaalf en drie krijgen, en 's morgens ben je, ook tussen zes en negen, welkom voor een stevige boterham. Ha, je hebt je meelpijp op, tijd voor de derde ronde, zuivere pootjessoep".

Lies keek Tino aan met een blik van wat-zal-dat-nu-weer-zijn.

Tino zei: "Volgens mij heb ik vannacht buikpijn van teveel eten ... wie kookt er zo lekker?"

"Hou je bord eens bij, Lies. Snokje en ik koken, ieder telkens een week. Deze week ben ik kok, en Snokje maakt deze week de drankjes, of doet wat anders, op het land werken, verre vrienden opzoeken of zo. Genoeg Lies? Vooruit Tino, schiet toch eens op met dat bord".

"Asjeblieft. Ja ja, en vanmiddag maakte jij jus voor mij, omdat Snokje weg was ... ho ho, niet zo veel, ik zit vol, dat kan er allang niet meer bij".

Papke schepte de borden tot aan de rand vol met gebonden paddestoelensoep die stijf stond van de knoflook en waar brandnetelbladeren zich doorheen worstelden, en wenste Tino en Lies "gezonde soep". De twee begonnen met veel zin te lepelen.

Papke zette de pan weg en ging tegenover z'n gasten zitten: "Nee, Snokkie was niet weg, maar ik was klaar met mijn werk, en het is onzin om te gaan zitten niksen, dus toen heb ik Snokkie maar wat geholpen. Dat doet me eraan denken dat Wouter vroeg of ik jullie wilde vragen of je morgenmiddag even langs wilde komen ... Nee, je kunt ze nu niks vragen, want ze waren moe, en zijn vroeg naar bed gegaan".

"Hebben ze niet gezegd of het voor iets speciaals was, of gewoon voor de gezelligheid", probeerde Lies.

"Ja, er was iets gebeurd, iemand die Gerard of Evert of zoiets heet ... maar ze hebben niet gezegd wàt er was gebeurd ... Wat kijken jullie nu ineens sip?"

Tino zuchtte: "Al vijf jaar proberen we een 'rustige' vakantie te krijgen, maar het lukt op een of andere manier nooit, er komt altijd wat tussen".

"Ik snap niet, waarom het dan deze keer niet zou lukken, alleen maar omdat Wout iets gezien heeft? Maak je vandaag geen zorgen over een lekke band morgen, zeggen we hier", Papke haalde zijn schouders op.

"Het is goed met je", zei Tino, "de andere keren begon het ook met iets héél onbelangrijks ... straks blijkt dat Wouter alleen maar gezien heeft dat Eduard op z'n tenen door het dorp liep ... afijn, morgen dus, laten we vanavond nog maar wat lol maken, misschien kan het morgen al wel niet meer", besloot hij op min of meer vrolijke toon.

Lies zat wat met haar lepel te spelen. Ze roerde wat door haar soep, en af en toe nam ze er een hapje van.

"Zeg jongens", probeerde Papke z'n gasten op te beuren, "nou moet je eens goed luisteren, de laatste keer dat hier iets vreemds gebeurde is al zo lang geleden, dat ik het me nauwelijks kan herinneren. Volgens mij was ik toen een jaar of twaalf en ik loop nou tegen de vijftig ... Het was vlak voor we van het oude dorp hier naar toe kwamen. Jullie zijn daar langsgekomen toen je van het station kwam, dat stuk met al die vreemde gebouwen. Ja ... hm, 'n paar jaar dus voor we met z'n allen naar dìt dorp verhuisden, was een jonge schilder bezig met van alle mooie plekjes tekeningen en schilderijen te maken. Hij zat toen nog op de academie, en moest dus af en toe naar school ... dan liet hij z'n spullen hier staan. Later is hij tekenleraar geworden en sinds hij gepensioneerd is woont hij hier ... "

"Heet hij soms Káto", vroeg Tino. Papke knikte.

"Wij hebben een boekje over Tjambar dat hij heeft gemaakt. Maar vertel door, want het ging nèt spannend worden, hè?"

"Zeg, wil je een emmer water in je nek, hou jezelf voor de gek", grapte de waard, "wil je dat ik doorvertel, of geloof je de rest zo wel? ... Doorvertellen dus, als ik 't niet dacht. Káto bleef dan meestal een paar weken weg en ondertussen lette Marpaj op z'n spullen, behalve die ene keer toen ze het vergat. Marpaj was de vorige andaar kwast-en-beitel en ze was druk bezig met het overhuizen van de schilderijen en beelden van het oude dorp naar de nieuwe doekijk ...

"Hè, wat nou, andaar, doekijk?"

"Wat een andaar precies is, moet je maar aan Sprook of iemand anders vragen, grofweg gezegd is het een wijzer", antwoordde Papke, "wat de doekijk is, kan ik je wel vertellen: Als je hier voor de deur gaat staan, zie je links vóór je, achter de pomp, 'n gebouw van drie verdiepingen, dat is de doekijk. In de doekijk vind je een grote toneelzaal, daar wordt ook ballet en tango gedanst, en daar houden we swingende feesten, als het weer niet genoeg meewerkt om die partijen buiten te houden.
Er is ook een filmzaal en een grote werkruimte vol schilderijen en beelden, die was Marpaj indertijd dus aan het verhuizen ... maar ik ga weer verder met mijn verhaal: op zekere dag had het water in het oude dorp een roodachtige kleur, en op sommige plaatsen een paarse ... in ieder geval durfde niemand ervan te drinken, op een klein kind na, dat ongezien naar een pomp gekropen was en van de plas die onder de drup lag dronk. Daarna ging het gewoon door met spelen. Ondertussen had Derwi, de vorige andaar toverhuis, een watermonster onderzocht, en ontdekt dat er weliswaar vreemde, maar op het eerste gezicht geen giftige stoffen in zaten. Hij ging door met z'n onderzoek en het kind werd niet lastiggevallen door bezorgde volwassenen. Het was verfstof, wist Derwi later te vertellen en toen ging Marpaj een licht op, ze had de spullen van Káto vergeten ... die moesten nog in het glazen huis staan. Ja ja", zei Papke snel, toen hij zag dat Lies weer met een vraag klaar zat, "in het glazen huis kweken we groenten, fruit en andere eetbare gewassen die buiten niet willen groeien ... Marpaj ging dus het glazen huis in en zag bij de pompvijver de schilderspullen van Káto staan. De rode verfbus was helemaal leeg en de blauwe half ... wat bleek later: een kleine jongen die hier op vakantie was, had in het glazen huis de tekeningen van Káto bekeken en had achteruitlopend twee verfbussen omgestoten, de rode, en de blauwe die hij weer recht kon zetten voor ie helemaal leeg was. Toen moet ie zoiets gedacht hebben van: wat een rotzooi, dat moet ik opruimen, dus hij begon als een gek aan het pompwiel te draaien, niet wetend dat de pompafvoer direct op de andere pompen was aangesloten, iets wat ieder kind van hier wel weet, en als je kunt lezen, er hangt een bordje recht onder de pompmond: 'neem wat gij nodig hebt, gooi elders weg wat over is ... ' enzovoort. Na een tijdje was de pompvijver doorgespoeld, het jongetje ging naar huis en vergat alles. Dat was het jongste voorbeeld van de spanning en sensatie die ons landje te bieden heeft".

Het werktuiglijk happen dat Lies en Tino deden toen Papke met z'n verhaal begon, was over. Ze zaten met smaak te eten, probeerden uit te vinden welke kruiden er door de soep waren gedaan.

"Ho, wacht even", riep Papke, en twee lepels werden op twee borden gelegd, "er is nog iets gebeurd, een jaar of vijftien, twintig geleden, het was winter, en het vroor dat het kraakte. Dat is normaal niet erg, want in de winter waait het hier genoeg om de molens hard te laten draaien, genoeg warmte en licht te laten leveren; en mocht het niet genoeg zijn, je hebt je dikke jas en truien, en in elk huis staat wel een klein houtkacheltje. In de zomer waait het hier bijna niet, maar dan leveren de zonnevelden meer dan genoeg op. Die ene winter dus, toen ging de wind op ene liggen en we hadden geen opslagenergie genoeg om het hele dorp te verwarmen. Toentertijd hadden we de vijfentwintigers of slingerwielen nog niet, dus reuze paniek, en na een paar dagen zat iedereen in d'r dikke jas hier in het dorpshuis, want hier staat een behoorlijk grote houtkachel, en bovendien kun je hier de kou goed buitensluiten door de dikke en dubbele ruiten en dikke gordijnen, en de voorhangsluis bij de dubbele deur voorkomt dat er veel warmte verdwijnt als er iemand naar buitengaat of binnenkomt.
Ja, die voorhanggordijnen hangen nu tegen de muur en de buitenste deuren zijn aan de buitenmuur gehaakt, het is immers zomer. Maar goed, toen was het dus winter, en straf koud, en niemand had veel zin om lang buiten te werken of in d'r eigen huis te zitten.

Plots kwam iemand op het idee om d'r dynamo warmte te laten geven in plaats van licht. Die nacht werd er hard gewerkt in de ijzerbrand, dat is een gedeelte van het anduis hier tegenover, het wordt ook wel vlamijzer genoemd. Nou ja, en de volgende ochtend waren er toen een stuk of tien 'warmwielen', zoals we ze toen noemden.

Toen de kou bleef aanhouden liep er, dat kon niet uitblijven, iemand bevriezingsverschijnselen op, die is toen met naalden behandeld bij een warmwiel, dat toen dus weer voor licht werd gebruikt ... Daar moet nog een tekening van zijn, moet je in de doekijk maar eens opzoeken, in de kaartenbak zal bij warmwiel of naaldkunde wel iets staan".

Tino en Lies legden hun lepels neer, veegden met de rug van hun hand over hun mond, en zuchtten van volgegetenheid.

"Potdorie, Papke", zei Tino, "er zit meer spanning in je kookkunst dan in je land".

Arme Tino, hij moest eens weten ...