De grote kamer van het dorpshuis. Je zou het een zaal kunnen noemen, als je alleen naar de grootte keek. Nee, ze was tè gezellig ingericht, net een uit z'n voegen gegroeide huiskamer. Langs de lange wanden stonden zeshoekige tafeltjes met twee of drie stoelen.. Tussen die tafeltjes en de grote ramen in de zijmuren lagen gemetselde tuintjes met allerlei vreemde planten. Het midden van de grote kamer bestond uit een grote plavuizen plaat met daarop een brede betegelde zuil, een tegelkachel dus. In de zijkanten ervan waren openingen uitgespaard en in een paar daarvan lagen wat houtblokken. Op borsthoogte was in een van de zijden een naar boven scharnierende betegeld stalen deur met kijkvenster aangebracht, in de recht daartegenover liggende kant zat op kniehoogte een zijwaarts scharnierende deur, het stookgat; de deur met ruit was de klep van de oven. Om de als een verhoogde rand rond de tegelkachel gemetselde plavuizen stond een aantal houten banken met hier en daar wat kussens. Op enkele van die banken zaten een tiental oudere mannen en vrouwen met elkaar te keuvelen, hun blote voeten op de verwarmde plavuizenrand. Tegen vier van de zes kachelwanden, op de plavuizen vuurplaat, stond keurig gestapeld vochtig hout geurend te wachten op de volgende winter.

De muur waarin de voordeur van het dorpshuis zat, bestond voor het grootste gedeelte uit raam, en daarvoor stonden een stuk of wat luie stoelen met af en toe een verdwaald tafeltje ertussen.

er is altijd ruimte voor gasten - plaatje komt nogUit deze beschrijving zou je kunnen opmaken dat er niet veel mensen aanwezig waren. Het tegendeel was waar: er was zoveel volk, dat het niet eens allemaal kon zitten; alle stoelen waren bezet en overal zag je staande, steunende, leunende, hurkende en kniezittende mensen daartussenin en eromheen. Het opmerkelijke was, dat er één stoel vrij was, en niemand die die pakte of erop ging zitten: de stoel stond naast de deur van de keuken, als het enige gezelschap van een lange tafel, waarop een grote koffiekan stond, en een teepot, een schaal ruwe suikerkristallen, een pot honing, een grote fles melk waar dik room op dreef, een kan sinaasappelsap, een schaal met rauwe groenten en 'n glimmend zuivere asbak. Boven de tafel zat tegen de muur een net zo lange plank en daarop stonden 'n stel koppen en glazen.

Aan een van de tafeltjes zat Goof. De andere stoelen waren bezet door een man van ongeveer vijfendertig jaar en een van rond de vijftig. Toen Lies en Tino dichterbij kwamen, zagen ze dat de bovenkant van dat tafeltje, en die van de andere tafeltjes met zes hoeken, alinokborden waren, en dat Goof met de twee anderen zat te alinokken.

een alinokbord"Hoi jongens", zei Goof, "lekker gegeten? Als je even oplet, dan zie je hoe ik vijfentwintig punten maak". Hij draaide een van de zeshoekige houten blokjes om die voor hem op een stapeltje lagen, keek naar de puntgetallen die erop stonden, klakte met z'n tong, en zei: "Jammer, volgende keer beter. Sprook, jouw beurt".

De oudste van de twee anderen draaide de bovenste steen van zijn stapeltje om en legde hem op een leeg vakje dat aan drie kanten door stenen omringd was.

"Zo", zei hij, "daar gaan je vijfentwintig punten, Goof".

De derde man draaide een steen om en zei met een zware stem: "Tsja, daar kan ik niets mee doen, die past nergens aan ... De volgende".

Goof was weer aan zet. Hij draaide een steen om. "kijk, jongens", zei hij, "je ziet wat erop staat, 'n twee, 'n drie en 'n zes. Je kunt die steen kwijt, als hij ergens aanpast, dat wil zeggen, in dit geval, als er een twee, drie of zes open liggen. Daar ligt een zes, daar kan ik mijn zes tegen aan leggen, maar dat doe ik niet, want daar liggen een twee en een drie bij elkaar, daar leg ik hem neer, dan maak ik een ring rond, en dat levert me vijf punten op".

Sprook draaide een steen om. Er stonden drie zessen op.

"Tof van je, Goof", zei hij, "dat je die zes openliet, nu kan ik mijn steen tenminste kwijt".

"En dat is dan ook weer mooi vijf punten, is het niet", wilde Lies weten.

Sprook knikte: "Jep, alles is meegenomen. Talok, jij weer" .

"Dus als ik het goed begrijp", ging Lies verder, "als je een ring sluit krijg je vijf punten, als je drie ringen dichtmaakt met één steen, krijg je vijfentwintig punten ... Hoeveel krijg je voor het dichten van twée ringen, tien punten of zo?".

"Nee", zei Talok met de zware stem, "geen tien, maar vijftien. En als je een ring kunt afronden, en je doet dat niet, dan krijg je als strafpunten, wat je anders als punten had gekregen".

Talok, die nog steeds aan de beurt was, draaide een steen om, drie, zes, vijf. Hij kon op acht plaatsen aanleggen. Geen van de plaatsen leverde punten op.