Het spelletje alinok was afgelopen. Sprook en Talok waren met de lege glazen weggegaan, Lies zat heel genoeglijk met Goof te babbelen, en Tino vroeg zich af, wat Wouter in hemelsnaam gezien kon hebben, dat hij het de moeite waard vond om het hen te vertellen ...

"Appelsien voor jou, Lies; Tino, koffie", Sprook zette glas en kop voor hen neer, "jouw koffie komt eraan, Goof".

Lies pakte haar glas sinaasappelsap op en dronk er wat van. Daarna vroeg ze of Sprook altijd Sprook had geheten, of ...

"Nee, ik heet eigenlijk Proge, maar iedereen noemt me Sprook, omdat ik de sprooktelder van het dorp ben. Overdag werk ik op het land of ik help deze Talok of een andere andaar in het anduis, en 's avonds vertel ik wel eens sprookjes, hier in het dorpshuis, of buiten op het terras of op het gras rond de muziektent".

Ondertussen was Talok, met drie koppen koffie proberend in evenwicht te blijven, bij het tafeltje aangeland.

"Daar hadden we het net al met Papke over, over het anduis, dat is dat gebouw aan de overkant van het plein, nietwaar?" zei Tino, "maar wat is het eigenlijk voor iets, en, veel belangrijker, wat is een andaar voor iemand ?"

"Dat kan Talok je misschien het beste vertellen, want hij ís andaar", zei Sprook, terwijl hij een kop koffie van hem overnam, "hoewel ik ook best weet hoe het anduis in elkaar zit".

"Ja, ik snap tenminste niet, waarom je míj wilt laten vertellen wat een anduis is en wat een andaar doet" , zei Talok en zijn basstem klonk verwonderd, "maar ja, als Sprook iets vraagt, dan doe je dat, daar wen je nog wel aan, jongens. Om te beginnen, Tino, zat je er al kompleet naast toen je het had over dat gebouw aan de overkant ... Het zijn namelijk twaalf kleine bouwwerkjes, waarvan de voorste vier later aan elkaar zíjn gebouwd, twee bij twee met een overkoepeling die de middelste twee verbindt. Wacht, ik zal het even tekenen". Hij pakte een bloknootje uit een van de borstzakken van zijn ketelpak en een potlood uit de andere en begon te tekenen.schets van het anduis

"Hier, zie je, 1, 2, 3 en 4 lijken een gebouw te zijn, en dat gedeelte van het anduis zie je van hieruit. In die vier loop ik meestal rond. Als iemand iets van bouwen wilt weten, bestaat er een grote kans dat-ie naar mij komt met vragen ... Morgen bijvoorbeeld, komen er drie meisjes en twee jongens bij me die van alles willen weten over hoe je een brug bouwt, zij willen een nieuwe brug leggen, waar vroeger de zwarte brug lag, en waar nu een paar losse boomstammen over de Tjam liggen".

Tino moest lachen om al dat gelig-leg van Talok, maar eigenlijk wilde hij wat vragen:
"Die brug, die zij gaan bouwen, durft daar later wel iemand over, ik bedoel", hij kreeg een erg rood hoofd, "is die brug wel stevig, betrouwbaar?"

"Ja hoor ... Ben je al in het oude dorp geweest? Daar vind je wat staaltjes van hoe goed hier gebouwd wordt. Toen we vijfendertig jaar terug hier naartoe verhuisden, wilden de kinderen niet dat het oude dorp werd afgebroken. Ik was toen pas vier jaar, dus veel weet ik er niet meer vanaf. De ouderen besloten toen dat het dorp tien jaar zou mogen blijven staan, maar daarna, de bijl erin. Nee, zeiden de kinderen, over tien jaar mag je komen kijken of het op instorten staat en dán praten we er weer over ... Het komt erop neer, dat het oude dorp er nog steeds staat, en steeds steviger wordt. Er staan de wonderlijkste bouwsels, er is een kompleet gemetseld gangenstelsel en daarbovenop is een kunstmatige rivier gebouwd, met stroomversnellingen en al; het water wordt aan de ene kant met windmolens trapsgewijze opgepompt, en aan de andere kant staan een stuk of vier radwatermolens die genoeg energie opleveren om het hele bouwwerk te verlichten en om het werk van de windmolens bij windstil weer over te nemen ... Tegen de zijkant van een torenhuis hebben ze kamertjes gebouwd in de vorm van zandkruipers, en wel zo dat het oorspronkelijke huis niet verzwakt is of scheefgetrokken door het ekstra gewicht ... Ze leveren trouwens ontzettend mooie en degelijke bouwtekeningen af en druk- en trekspanningsberekeningen ... He, als ik het eenmaal over bouwen heb ... Ben je ondertussen nog steeds bang voor die brug? Hoe vind je trouwens dat onze wegen er uitzien", vroeg Talok vrolijk.

"Voor die brug ben ik niet meer bang", zei Tino, "en jullie wegen zien er net zo goed uit als bij ons een splinternieuwe asfaltweg, terwijl het tegels zijn".

"nou dan", Talok glimlachte, "die wegen worden voor het grootste deel gelegd én onderhouden door kinderen jonger dan twaalf, en de oudsten die zich ermee bezig houden zijn van jullie leeftijd, een jaar of zeventien, achttien". Talok tekende nog even door, scheurde het bovenste velletje van het blok en legde het voor Lies en Tino op tafel: "Kijk, zo ziet het er ongeveer uit. In elk gebouwtje zit minstens één andaar en meestal lopen er ook nog een paar mensen rond, die later andaar willen worden en die het vak leren van de vrouw of man die nu andaar is. Sprook bijvoorbeeld is iemand die dat vroeger ook heeft gedaan. Gewoonlijk leert zo iemand één vak goed, alleen die gekke Sprook moest zonodig álle vakken doen. Als nu een van de andaars het erg druk heeft, of ziek is, dan neemt Sprook over ... "

"Hij zei daarnet dat hij jullie weleens híelp, en toen klonk het net alsof hij ... Alsof hij iets heel onbelangrijks deed, boodschappen of zo, of bloemen water geven", zei Lies.

"Hij is niet goed wijs, bescheiden noemen ze dat", ging Talok daarop door, "hij is er altijd, als je hem nodig hebt, maar je moet hem er niet voor bedanken, want dan krijg je me wat te horen: "Daar help ik je niet voor, om bedankt te worden, anders zoek je het volgende keer zelf maar uit dan krijg ik tenminste eindelijk eens voldoende tijd om de boeren te helpen op het land", en zo scheldt hij dan nog een tijd door. Als hij uitgeraasd is, ga je samen een bak koffie drinken, alsof er niets gebeurd is, en er is ook niets gebeurd, of wel, Sprook?"

Sprook haalde ongeduldig zijn schouders op: "Ben je onderhand over mij uitgekletst, er zijn wel belangrijkere dingen om over te praten, en veel interessantere ook".

"Dat bedoelde ik dus", zei Talok glimlachend.