Een paar minuten later was Tino opgestaan, hij had zich gewassen met het water dat Lies op de boerderij had gehaald, hij had zich aangekleed en samen met Lies had-ie de laatste uit Nederland meegebrachte boterhammen opgegeten, en terwijl op de primus de koffie opgewarmd stond te worden, hingen ze de natte kleren van de afgelopen nacht aan een zogenaamde chinese waslijn te drogen. Onder het genot van een bak leut besloten Tino en Lies om een flink eind te gaan wandelen, richting Kattileno, de rolschaatsen in de rugzakjes. Lies draaide nog een sjekkie en Tino moest daar zo nodig een foto van maken. Daarna borg hij het fototoestel in de tent. Hij voelde zich behoorlijk verkouden en om dat te demonstreren nieste hij vier keer achter elkaar.

Lies pakte de poncho's uit de tent en deed die bij de rolschaatsen: "je kunt nooit weten, misschien regent het wel weer als we terugkomen van het dorp, vanavond, en één keer een verkoudheid oplopen is al te veel ... Wil je me eraan herinneren dat ik aan Snokje vraag of ze wat citroenen kan missen, dan kun je vanavond een hete citroenkwast maken voor je naar bed gaat. Wat doen we trouwens met de tent, laten we hem hier staan of zetten we hem bij Lochten op het erf?"

"Ik denk", zei Tino, "dat we hem vandaag nog maar hier moeten laten staan, dan kunnen we hem morgen naar Lochten verplaatsen, als hij tenminste meende wat hij zei".

"Dat denk ik wel", zei Lies, terwijl ze haar peuk uittrapte en begroef, "wat doen we, gaan we weg of stappen we op?"

"Laten we maar weggaan, offe, misschien kunnen we toch beter opstappen, of vertrekken".

Hand in hand, of gearmd, of los van elkaar, wandelden Tino en Lies rusting richting Kattileno. Af en toe liepen ze elkaar hard achterna, of stonden ze stil bij een vreemde plant, of klommen ze in een hoge boom om te kijken naar de omgeving, waarin ze zich bevonden, of ze hielden fluitwedstrijden met de vogels in de bomen. Een paar kilometer voor Kattileno kwamen ze een oude vrouw in een heel vreemd soort invalidewagentje tegen. Ze stopte en vroeg met een stoffige stem of zij wisten of Lochten thuis was. Lies zei dat ze het niet wist, maar dat hij de afgelopen nacht wel met hen naar huis gefietst was.

"O", zei de vrouw, "dan is hij thuis. Dag", zei ze, en ze reed verder.

Achterop het wagentje stond een naam: Gret Memardik.

"Verdomd eigenaardig, hè, met die paal en die tulband", vond Tino, "en rupsbanden ... "

"Ja", stemde Lies daarmee in, "volgende keer als we Sprook zien moeten we hem maar vragen waar dat goed voor is".