Juldy was na de wel erg vluchtige ontmoeting met Eduard van Tellingen als een haas met rolschaatsen in de hand naar huis gerend, en daar vonden Lies en Tino haar, nog een beetje bleek, maar dat trok snel bij toen zij haar beide vrienden vrijwel ongehavend terug zag komen. Tino zijn kin zag eruit alsof iemand er met een boomstam tegenaan had staan rammen.

Met z'n drieën rolden ze naar Kattileno. Sprook zat met Tais in de fotokamer, en het bordje 'jammer, je mag er nu niet in' hing voor de deur, dat betekende dus dat ze moesten wachten.

Juldy, die daar geen zin in had, liep wat door het anduis en kwam na verloop van tijd terug met Ies en Frege, tegen wie Lies heel in het kort vertelde wat er zoal voorgevallen was. Daarna vroeg Frege of iemand al op de deur geklopt had, om Sprook en Tais te waarschuwen dat er op hen gewacht werd. Aangezien dat nog niet gedaan was, bonsde Frege zelf maar een paar deuken in de deur, en het duurde daarna niet lang meer voor de deur openging.

"Moest dat nou echt zo hard", bromde Sprook, "ik schrok me rot, en dat kostte me twee foto's die in het verkeerde bad vielen ... "

"Spijt me, pa", zei Frege, "maar ik denk dat het niet zomaar voor niks was. Luister maar eens naar Lies".