"Dat hadden we nou nèt nodig, een klapband", mopperde Tino, terwijl hij van z'n fiets sprong, "wie laat er hier nou glas op straat liggen".

"Játing, wat een scheur", riep Juldy, "kun je dat nog dichtkrijgen?"

"Ik leg er gewoon een nieuwe binnenband op", antwoordde Tino, "die hebben we niet voor niets bij ons, en de buitenband, daar gaat wat kanvas tegen aan".

Gelukkig was het de voorband die geklapt was, want een nieuwe band om een achterwiel leggen had heel wat meer tijd gekost.

Op het moment dat ze weer verder wilden gaan, keek Lies achterom. Had ze iets gehoord, of voelde ze dat er iemand aan kwam?

In de verte naderde een fiets; aan de bewegingen van de persoon die erop zat te zien werd er nogal hard gereden.

"Zullen we even wachten", vroeg Juldy, "misschien moeten ze ons wel hebben".

"Ja, het zou kunnen dat ze iets weten over die twee".

"Het is Kizá", merkte Juldy op, "wat zou ze voor nieuws hebben?"

"Je hoeft niet naar Gremp", schreeuwde Kizá, "op de zes, bij Oldenhoven, weten ze misschien meer, in ieder geval daar zijn ze gezien, ik bedoel, de wijsboom, ach, laat maar, ik vertel het zo wel, onderweg".

Toen Kizá het dorp uitgereest was en haar vraag gesteld had aan de eerste wijsboom die ze tegenkwam, was die op een heel hoge toon gaan fluiten en een paar sekonden later kwam het gefloten antwoord. De wijsboom sprak: "naar de twee van de zes die vijf zijn moet je gaan, daar heeft een kist kort stilgestaan", waarop Kizá haar hartelijk bedankte. Vroeger hadden er links van Gremp zes boerderijen gestaan, waarvan er nu nog vijf overeind stonden, drie in een groepje, en twee los daarvan.