Door het luik heen was het gehoest van Dolf en Eduard duidelijk te horen, Dolf die schreeuwde dat hij eruit wilde, Eduard die hem dat verbood, omdat híj de baas was, toen was er het geluid van twee vechtende beesten te horen, een zwaar voorwerp dat van het luik werd geschoven. Het luik ging op een kier open en een hand met een pistool verscheen. Het pistool ging vier keer af, terwijl het in de rondte werd bewogen, toen ketste het, geen patronen meer. Niemand was gewond.
De hand met het pistool verdween, het pistool werd door een hoestbui heen hoorbaar in een hoek gesmeten. De hand kwam terug, nu met een witte lap stof erin, de vlag van overgave. Een paar Tjambarianen lieten een kort en hard lachje horen. De hand verdween weer. Nu ging het luik helemaal open, en meer vallend dan de trap aflopend kwamen Dolf en Eduard naar buiten, hoestend en proestend en met hun handen in hun ogen wrijvend, niet wetend dat ze het daarmee alleen maar erger maakten.

Vyrion trok de witte lap uit Eduards handen: "die heb jij niet nodig, schobbejak. Loop maar door, naar buiten".

Af en toe kregen de beide bandieten van de een of ander 'n schop of een stomp, als het tempo verslapte.

Buiten de gangen aangekomen kregen Dolf en Eduard een riem kruisvormig om hun bovenlichaam gebonden. In het sluitoog daarvan (midden op hun rug) werd een andere leren band bevestigd en daarmee werden ze aan het achtereind van de bakfiets vastgebonden. Ze hadden voldoende bewegingsruimte om te kunnen lopen, maar niet genoeg om de fietser(s) voorop te bereiken.

"Of het de heren zou gerieven zich in een behoorlijke vaart op weg te begeven, richting Kattileno", zei Driekam met een ijselijk zacht stemmetje, "want jullie tijd begint op te raken. Hup, doorlopen".

Die laatste opmerking was eigenlijk overbodig: voorop de drielingfiets waren een paar Tjambarianen gaan zitten (Harjok Lochten was er een van) en die begonnen in een stevig tempo te pedalen, Dolf en Eduard konden kiezen tussen hardlopen of over de grond meegesleurd worden. Nadat zo een aantal kilometers was afgelegd, gingen anderen op de drieling zitten, en van tijd tot tijd werd het de beide aangelijnden toegestaan even op de achterbak op adem te komen, terwijl de stoet daardoor het tempo niet liet verslappen.