"Waarom hebben jullie Sprook vermoord", wilde Tais weten.

Eduard zei niets, maar ging rustig op de bakfiets zitten, barstte toen in een hoestbui uit.

Dolf zei: "je lult uit je nek, wij hebben die kerel niet vermoord, bewijs het maar eerst eens".

"Helaas", zei Tais, "kun je dat wel vergeten. Jullie hebben Sprook vermoord, wij weten dat en jullie weten dat, wij willen alleen weten waaróm".

"Hoe kan ik jou vertellen waarom ik iemand vermoord zou moeten hebben, die ik niet eens ken". Dat was Eduard.

"Okee, als je geen antwoord wilt geven, dan moet je het laten. Dan zal ik jullie even vertellen, waarom júllie nog niét dood zijn. Kijk eens even om je heen, zie je die gezichten, op al die koppen staat te lezen dat je allang dood bent, en tóch leef je nog, verbaast dat je niet, of interesseert je het leven niet? Dat kan natuurlijk".

Eduard keek ongeïnteresseerd rond, kuchte even en ging anders zitten. Tais ging verder met zijn verhaal: "De reden waarom jullie nog leven is dat wij gehecht zijn aan het leven, dat wij niet zomaar iemand vermoorden omdat hij in de weg staat, omdat wij weten dat we niet over het leven van een ander kunnen beschikken ... En toch, als je morgen nóg in Tjambar zou zijn, dan was je wel dood. Waarom hebben jullie Sprook vermoord".

"Ik zeg toch al dat ik de goede man niet ken", Eduard zuchtte alsof hij voor de twaalfde keer uitlegde dat een fluit geen trommelstok is.

"Dan gaan we gewoon verder. Als je morgen nog in Tjambar bent, word je overmorgen begraven ... En denk maar niet dat je je wel een tijdje kunt schuilhouden ergens, want sneller dan jullie je kunnen verplaatsen, zorgen wij dat er overal mooie foto's van jullie zijn, we hebben namelijk een prachtfilmpje vol geslaagde treinfoto's ... "

"Godverdomde klootzak, ik dacht dat jij dat filmpje had".

Dolf veerde overeind: "ik moest van jou dat fototoestel pikken, nou, en dat heb ik gedaan, en daar zat een filmpje in".

"Jij kunt ook niets goed doen, hè, druiloor, je pikt het verkeerde filmpje, het valt je niet op dat er iemand naar je zit te loeren, je laat die ouwe kerel rustig binnenkomen, alsof het theevisite is, en als puntje bij paaltje komt, mag ík alles opknappen".

"Eduard, hou jij nou ook je kop maar, want veel zinnigs komt er toch niet uit", zei Tais, "ik zal het je nu nog een keer uitleggen, en daarna zorg je dat je als een stormwind zo snel het land uit komt ... Voorgoed.

Kijk, er bestaat hier zoiets als een laatste gunst: als je de boel zwaar belazerd hebt, zoals jullie, dan krijg je vierentwintig uur de gelegenheid om hem te smeren ... Jullie vierentwintig uur zijn om ongeveer middernacht ingegaan, toen je Sprook een kogel door het hoofd schoot ... Was je dat trouwens nog niet genoeg ... Moest je Tino en Lies ook afslachten, of kwam je toevallig langs hun tent?"

"Nee", zei Dolf, "ze waren in de grot geweest, want hij had z'n mes laten liggen, en Ed herkende dat uit de trein".

"Stelletje monsters", grauwde Tais, "we hebben genoeg gehoord, je zult hard moeten lopen om vóór vanavond het land uit te zijn, en te blijven. Om er zeker van te zijn, dat je nooit meer terugkomt, zullen we op de rug van je werkhand eerst even tatoeëren wat je verkeerd gedaan hebt: de naam Proge, de datum van vandaag en een doorbroken levenscirkel, voor opzettelijke moord. En als je ons niet rustig die tatoeage laat aanbrengen, slaan we je buiten westen, en misschien word je dan wel niet wakker voor middernacht. In dat geval gooien we je in een droge sloot aan de andere kant van de grens, en misschien vinden roofdieren je dan wel vóór je wakker wordt, dan word je wellicht helemaal niet meer wakker, of op het moment dat er een stuk uit je gescheurd wordt, de keus is aan jullie".

Toen Frege de naald en de inkt van Tais kreeg, staken zowel Dolf als Eduard hun rechterhand uit, alsof ze bang waren dat ze anders een klap op hun kop kregen waardoor ze het bewustzijn zouden verliezen ... of zouden ze schuld bekennen, of berouw hebben, nee ... vast niet. Op het moment dat Frege de hand van Dolf met de ingeïnkte naald aanraakte, viel ze flauw. Tais bracht haar samen met Ies naar een bankje in de buurt. Gofie raapte naald en inktkoker op en begon niet al te zachtzinnig met het eerst schetsmatig en daarna vullend aanbrengen van de tatoeage bij Dolf, op de rechterhand; Eduard die linkshandig was kreeg de zijne op de rug van zijn linkerhand. Nadat beide handschilderingen waren ingeprikt, kreeg Frege de holle naald nogmaals in handen, nu met twee stenen: de ene legde ze op de grond en daarop de naald. Met de tweede steen sloeg ze daar geknield een aantal keer op, tot de naald brak en dus nooit meer gebruikt kon worden. Ze stond op, boog lichtjes in de richting van de twee misdadigers en zei zachtjes: "Ik hoop dat ik jullie snel kan vergeven en vergeten". Daarop draaide ze zich om en liep weg.

Iedereen zweeg, tot Frege uit het gezicht verdwenen was. Toen nam Tais het woord: "Het is gebeurd. Om er voor te zorgen dat je niet verdwaalt, zullen we je met z'n allen naar de grens brengen, begin maar vast te rennen, díé kant op".

Eduard draaide zich om, siste: "stomme idioot" tegen Dolf en zette er een stevige wandelpas in. Na enkele ogenblikken draaide Dolf zich ook om en liep achter Eduard aan: "hé, baas, wacht effe".

Op ongeveer vijfentwintig meter afstand volgden hen een aantal dorpelingen, waarvan sommigen met rieken, zonder een woord te spreken.