De Bellezak is een vleesetende plant: onderin de zak/trompet bevindt zich een stof, die sterk geurend oplost in regenwater ... een aantal kruisvleugelige insekten kan aan deze lucht geen weerstand bieden en ontdekt te laat dat de vloeistof kleverig is en onder andere chitine (bouwstof van het uitwendig geraamte van al die insekten) oplost. In het midden van de Bellezak staat een kringelig stengeltje, waarvan de buitenzijde bijna volledig uit stempelcellen bestaat; de ribben van de trompet zijn aan de binnenzijde voortvarende pollenproducenten; menig vleugel, poot of voelspriet komt vol stuifmeel onder in de trompet aan en de korte, maar nutteloze spartelpartij om los te komen van de doods-wijn slingert die pollen alle kanten op, ook regelmatig tegen de stempelstengel.
Drie weken daarna, als de plant voldoende heeft 'gegeten' in de tussentijd, vallen de eerste rijpe vruchten, zo groot als een kindervuist, naast de Bellezak op de bladbedekte aarde ... Die versgevallen vruchten zijn zeer smakelijk (iets tussen perzik en abrikoos), maar vruchten die blijven liggen, rotten in een paar dagen weg. De rottingslucht trekt grondmarmotten aan, die wat er van de vrucht over is opeten ... de spijsverteringssappen van de grondmarmot vreten zich min of meer door de zaadhulzen heen (elke vrucht bevat er een stuk of twintig), maar daardoor krijgt het dier last van buikloop, met als gevolg dat een groot aantal van de zaden wordt uitgescheiden voor de kiemkracht door de spijssappen is aangetast.