De inlandse grootpeul Bol-érte is een plant die er een eigenwijs groeipatroon op nahoudt: groeit in een soort boskringvormige groepen ... verplaatsing van één of meer planten leidt altijd tot afsterven ervan (zelfs als z'hy wordt/worden teruggezet in een perk van eigen grond); gericht zaaien leidt nooit tot kiemen; als de eerste peul van een plant geplukt wordt, worden er door die plant niet meer peulen gevormd ... Als je de eerste peul laat zitten, ontstaan er méér bloemen, méér peulen en die mogen dus wel geplukt worden zonder dat de plant daar 'afwijzend' op reageert. De plant stelt het wel op prijs, dat de peulen ter plekke worden gerold en het restmateriaal aan z'haar voet wordt achtergelaten ter kompostering. Doe je dat niet, dan krimpt de populatie in dat gebied (soms zo sterk, dat de plant verdwijnt).

Een jong blad ziet er, vóór het zich ontrold heeft, uit als een peul, inklusief het kwastvormige overblijfsel van de bestoven bloem.
Zo opvàllend de plant, zo minuscuul en onnadrukkelijk de bloem: een blad ontrolt zich, erin zit een nieuw blad (zoals altijd), alleen gaat dit jonkie niet open, maar zwelt een beetje op aan het uiteinde, tot het eruitziet als een afgedekt borrelglaasje op een heel dikke en heel hoge voet ... Het deksel klapt open, valt weg, en een zoetzurige geur komt uit het kelkje. Een aantal insekten, vooral vlinders, wordt daardoor aangetrokken, zuigt een druppeltje van de geur veroorzakende vloeistof onder in de bloem op, en bestuift in het voorbijgaan de bol-érte. Op het moment dat zes tot twaalf stuifmeelkorrels op de stempel terecht zijn gekomen (of er na het eerste bezoek een paar dagen zonder verdere bezoeken zijn voorbijgegaan,) scheurt de bloem open en loopt de rest van de vloeistof weg. De kelk en de meeldraden verschrompelen en de stempel groeit langzaam uit tot een peul. De vruchten, bolronde erwten, kunnen zes tot acht cm doorsnee bereiken en per stuk zowat een ons wegen. Vers gerolde erwten zijn het lekkerst rauw gegeten, oudere erwten worden gekookt of gebakken, (in z'haar geheel of in schijfjes,) of gedroogd en opgeslagen. Ze bevatten (ook na droging) zeer veel eiwitten, vitamine B en C, fosfor, magnesium en ijzer. Er bestaat een rode variant met gekreukte erwten (die bevatten ook nog eens veel zwavel, kiezel, jodium en zink).

De mens is niet de enige diersoort die van bol-érte houdt, broksen, hazen, haaskatten, ja zelfs wolven weten de vrucht te waarderen. Daarnaast pikt een aantal vogelsoorten (waaronder de groene ekster) gaten in onrijpe peulen en stukken uit de erwten. De peulen vormen daarop wondweefsel en groeien gewoon door, met ongewijzigde smaak en meestal onbeschadigde kiemkracht. Als de kiem door het diefjespikken aangetast is, vergeelt de erwt, maar groeit gewoon door en blijft even smaakvol.