nieuwsgierige horenkapperDe Hoornkapper, (deze heb ik getekend naar een oude foto, ik heb er zelf nooit een gezien; de laatste officiële waarneming dateert alweer van zo'n 75 jaar geleden, hoewel sommige nadien gevonden konsumptiesporen en keutels hoogstwaarschijnlijk alleen zijn toe te schrijven aan dit beestje,) wordt beschouwd te zijn uitgestorven. Deze diersoort (van neuspunt tot staartinplant 50 - 55 cm) is nooit een veel geziene gast geweest, leeft / leefde zeer teruggetrokken.
Z'hy is een miereneter: z'hy wrikt met neus de top van mierenhopen opzij en lepelt dan met voorpoten en tong het nest leeg voor het afkoelt ... als de temperatuur méér dan vijf graden zakt, houdt z'hy op met eten en duwt de top weer terug op het nest. Normaliter verplaatst de Horenkapper zich lopend, behalve tijdens de bronst, dan klimt z'hy in de hoogste boom en vliegt (zeilt is een beter woord) van boomtop naar boomtop, drijvend op de thermiek (voorzover zo laag al bespeurbaar) en de (dan felgekleurde) membranen tussen arm en bovenbeen.zwevende horenkapper

De kap (oorkeelflap) dient enkel als afschrikwapen, het ding kan klepperen als een bende eksters op een holle boom. Ook de horens stellen als wapen niet zoveel voor: z'hy breken gemakkelijk af en groeien daarna weer aan, maar steeds een maatje dikker ... z'hy worden in de bronsstijd als rituele wapens gebruikt.
Een klap met de bek of een trap met de achterpoten is veel en veel gevaarlijker.

De Hoornvliesneus legt eieren, maar is ook levend barend. Hoe de jongen ter wereld komen, is afhankelijk van het seizoen, de veiligheid van de omgeving en de hoeveelheid voedsel in de buurt. Als de omgeving vijandig en/of voedselarm is, heeft de Hoornkapper de neiging om snel eieren te leggen en die diep in een mierenhoop te begraven, (zelf niets van die hoop te eten en hem zo snel en goed mogelijk te hersluiten, zodat de nestwarmte beschikbaar blijft,) om zelf wendbaar te blijven en snel weg te kunnen komen. Naarmate de omgeving veiliger is en beter bemierd, houdt de Vliesneus de eieren liever bij zich, broedt deze inwendig uit en baart de jongen (tot diep in de herfst) levend (het ouderlichaam neemt de eischalen weer op, in de kap, als reservemateriaal).

Van de paringsdaad is niet veel méér bekend dan dat het eruitziet als een kus en een beet, waarbij de kaken van beide partners een kwartslag gedraaid ten opzichte van elkaar, elkaars beider mondholte als een vierkante koker omsluiten ... en tijdens zo'n kus vindt de bevruchting plaats.
Iemand die 'kan kussen als een Vliesneus' wordt beschouwd als prettig gezelschap om mee te vrijen.