lucht

terwijl het onweer overtrok, krampachtige withete strepen trekkend tussen aard en wolk, en de begeleidende overvolle regendroppen de ruiten van steeds wisselende pantervelpatronen voorzag, zat ik in het raam te wachten tot ik weer uit kon vliegen ... ik dartelde graag in een helder regenbuitje, maar als ik afstanden af moest leggen, had ik liever een droge verenpels.
na een bui vliegen was heerlijk, en de wereld voelde aan als uitgeslapen, pasgewassen, en het licht alsof het net was ontstaan zo fris, zo helder ... dan vlogen de kilometers onder mij door, onvermoeibaar, en hoe vaak vergat ik dan niet te eten en te drinken.
ook de wolken buitelden dan opgewekt om me heen alsof er geen lange reis door de donkere nacht in het verschiet lag, en de zwaluwen, de zwaluwen ver onder mij, die dansten hun eindeloze balletten als evenzovele wereldpremières ... alleen de mensen, die mopperden, zoals altijd, in regen en schijn, in zon en in kou, in wind en in nacht, waarom keek de mens niet omhoog en genoot, wat een vreemde diersoort was dat toch.