de zon, wat kan ik ...

de zon, wat kan ik vandaag over de zon zeggen, terwijl golven regen achter grijze wolken aanjagen en alle kleuren bijna opgesloten blijven, rillend in hun tere pelsjes.
ach, een kraai vliegt onverstoorbaar nergens heen, een schoorsteen, scheurende getuige van een arbeidzaam verleden, krakende dakspanten, en die kraai, was dat een salto, dat zal toch niet, nee, dat heb ik mij verbeeld ... en dan, als sluiers over het land getrokken worden, en meeuwen in doodse stilte elkaar scheren, geen mens te zien op straat, eenzame hond sluipt staart tussen de poten schielijk langs de gevels, jonge bomen dansend in de wind, de ouderen hooguit wat schuddend met hun kruin, het onbenul, verweg rommelt wat, spiertjes flitslicht kruipen tussen wolken door, onbegrepen boodschappers van welke goden ... het verenpak hierboven wordt zwaarder en zwarter, kunstlicht probeert de schijnnacht te verdrijven, vergeet het maar.
een scheur in de luchtdeken, een straal licht, schreeuw in mijn ogen, boomtakken die zich voorzichtig droogschudden om niet al te veel blad ineens te verliezen, de kale winter moet nog komen, duurt al zo lang, herinner me het jonge groen als gisterochtend, en nu alweer bruin, en vallend, en glibberige wegen.
op de achtergrond klinkt piazzolla's soledad, een geur van weemoed op gladde zolen en ingekeerde kringels, als turfrook opstijgend uit een plaggenhut, het gewicht van guinness in mijn benen, vervagende herinnering aan fel gedeelde liefde, de zoete pijn van leeggescheurde lendenen, ons gevecht met de engel, en dan weer nu, het huilen van de lucht, geef mij mijn zon terug.