voor het meisje (cat.)

langzaam komen de lichtjes van de bewoonde wereld dichterbij.
komt er aan mijn eenzame fietstocht eindelijk een eind.
niet dat ik al die tijd alleen was, hoor.
alleen 's nachts lieten ze me met rust, meestal tenminste.
ik genoot van die rust, maar versliep het grootste deel van die stille uren, hoewel ik dat probeerde te voorkomen door zolang mogelijk verder te gaan, om zo ver als ik maar kon weg te geraken van de plek, waar ze een voor een achterbleven, misschien het jagen zat, of nachtblind, of hongerig, of gewoon verveeld.
ach, kon het dat laatste toch maar zijn, zou ik de volgende dag ongestoord verder kunnen.

het is fijn om dit soort wensdromen te kunnen hebben, ook al wist ik dat zodra het licht werd ze zich weer om me heen zouden verzamelen om me al fluitend en piepend en krassend en door de bladeren op de bosbodem ritselend te bedreigen en op te jagen.
zíén lieten ze zich niet, nooit, dat was het meest beangstigende.

volgen wat je niet kunt zien is nu eenmaal moeilijker en is ook op een andere manier spannend, omdat je je aandacht moet verdelen tussen volgen en niet vallen.

au, dat was een bocht in de weg en in het donker had ik die gemist, waardoor mijn voorwiel in een droge greppel terechtkwam en mijn fiets over de kop sloeg, waardoor ik een zeer pijnlijke ontmoeting had met ...