het woeden van winter

mensenmassa's in stenen kisten, slapend in het duister,
verbonden door linten lichtjes, maar verder ongezien,
en ik die daarboven, een grote vogel, zonder geluid,
mijn cirkels draai omhoog en omlaag in de bewegende lucht,
vleugels bepareld met wolkenmist, stilaan zoek ik de kust,
was het maar zomer weer en dagdienst steeds voor mij.