uitgeleid

terwijl hij me zachtjes tegen een enkel schopte en met één hand naar het half kaalgevreten bosje vóór ons wees, herhaalde hij fluisterend "tsjakapí-tsjakapí", waarbij hij met z'n andere hand tegen de flessedop in zijn oorlel tikte.

het zoveelste geval van onduidelijke kommunikatie: had iemand in dat bosje een flesje import soldaat gemaakt (en had hij-naast-me daarvan het bewijs in zijn oor gemonteerd), was de zuiperd verantwoordelijk voor de kaalslag, had mijn gids plots last van zijn oor, was hij in dat bosje mán geworden (en waarom bracht hij mij dan naar die voor zijn volk vast half-heilige plek), allemaal vragen die in me opkwamen en waar ik naar alle waarschijnlijkheid nooit antwoord op zou krijgen.

omdat hij fluisterde bij het schoppen en wijzen en tikken, hield ik mijn pas in, keek nog zorgvuldiger om me heen dan ik van nature al doe en spitste mijn oren, maar buiten de onvermijdelijk tsjirpende krekels viel me niets op - het waren er alleen wel veel, die tsjirpers, en het geluid nam met de sekonde toe - het wekte mijn verbazing dat het me niet éérder opgevallen was, dat het mij zélf al niet opgevallen was.

dat verklaarde de groenvraat, maar maakte het niet de beste plek om onbeschermd rond te lopen.

ik besloot om te draaien en de kabine van m'n kampeerwagen weer op te zoeken - m'n gids gaf aan niet mee te willen, hij zette zich in een soort kleermakerszit op de grond, opende zijn vochtbuidel en goot de mierzoete vloeistof die erin zat (waarmee hij zich dagen, misschien zelfs weken in de van hitte trillende omgeving in leven kon houden) over zijn hoofd, terwijl zijn ogen afscheid van me namen.
het begon wat donkerder te worden (op een manier die niet in overeenstemming was met de tijd van de dag), ik draaide me om en rende naar m'n wagen, hopende die op tijd te kunnen bereiken.

al rennende voelde ik de vraatzuchtige kreaturen op en over me heen springen, maar ik kwam in mijn truck, kon alle bereikbare openingen afsluiten, hoorde tik-tik-tik een heldergroene deken van poten en kaken het licht uitdoen, probeerde niet aan mijn gids te denken en zat daar stil op de bestuurdersstoel tot het onnatuurlijke duister vervangen werd door de échte nacht en de kou die die met zich meebracht, zonder me meer te bewegen dan echt nodig was, zonder iets te eten of drinken, zonder te slapen, tot de volgende dag aanbrak.

de hele auto was bedekt met een streperige laag uitwerpselen, die het licht van de opkomende zon dat door de ruiten binnen wilde komen op een groenbruinige manier filterde - de ruitenwissers hadden de grootste moeite met het opzij poetsen van de smurrie en toen ik de hijgende wissermotortjes afzette zag ik dat er zich niets meer bewoog in mijn direkte omgeving, maar wat een pijnlijker ervaring was, ik hoorde niks meer, de woestijn die altijd ruiste en piepte en knarste was volledig geluidloos geworden.

het openen van het portier klonk als geweerschoten op zee (zonder de zee) en mijn voetstappen dreunden als olifantenpoten, aksenten van de stilte van de dood.

op de plek waar ik mijn gids had achtergelaten vond ik een kaalgevreten skelet, met daarnaast de metalen gesp van de riem die hij van me geleend had en de flessedop die in zijn nu volledig verdwenen oor zat, en waarvan zelfs de inkt was afgevreten, het ding blonk alsof het versgeslagen was.
het was mijn favoriete biermerk nooit geweest, dus die vergetelheid mocht het van mij ingaan - dat soort gedachten ging door me heen, als wapening tegen deze konfrontatie met de dood en het niet kunnen bevatten van de overgave eraan door mijn gids, waarvan ik de naam niet eens wist, gids, had hij gezegd, gids, alsof dát zijn naam was.

de gesp en de flessedop heb ik meegenomen, het skelet heb ik begraven aan de rand van het nu volledig kaalgevreten bosje, ik ben in mijn auto gestapt, heb afscheid genomen van de gedecimeerde resten van zijn volk (toen ik ze eenmaal had teruggevonden), en vervolgens ben ik de woestijn uitgereden, en van dat kontinent vertrokken, om er nooit meer naar terug te gaan.

dertig jaar zijn gepasseerd, en nu, eindelijk kan ik mijn verhaal vertellen, als een gebeurtenis van gisteren, zo voelt het aan, zo zíé ik het nog voor me, en hiermee laat de ervaring mij los, kan de geest van gids tot rust komen, en misschien mag ik zijn bleke botten vergeten.