rond snoertjes

laat ik beginnen met een kleine schets om je een beeld van de omgeving te geven: een tamelijk grote stad, ontstaan door het aan elkaar bouwen/groeien van buurtschappen, gehuchten en vlekken — hierin een buurt van kleine en oudere woningen, die al heel lang aan renovatie toe zijn, en die over het algemeen bewoond worden door gezinnen met kinderen — die huizen werden zelden afgesloten, vanwege die kinderen, waarvan maar een deel schoolging en de rest op straat rende en speelde, en af en toe ook even thuis wat ging drinken of de pot opzocht — de buurt had helaas de laatste tijd vreselijk te lijden onder insluipers, die de boel voortdurend goed in de gaten moesten houden, want er verdween veel, vooral geld, vooral aan het begin van de maand in de eerste week na betaaldag — deze mensen vertrouwden niet op banken, maar wel op de aanwijzingen die hen door regel­matig en graag geziene wijkagenten waren aangereikt: geldkistjes onder het luik bij de watermeter, onder losse planken in de slaapkamer, ingekorte lades in het keukenblok — dat hielp nauwelijks tegen het verdwijnen van zuurverdiende inkomsten, maar wel tegen het kort en klein slaan van de inventaris als de insluipers niet snel genoeg vonden wat ze zochten — er waren het afgelopen jaar ook vier doden gevallen, buurtbewoners die waar­schijnlijk iemand betrapt hadden, alle vier gestorven aan één kogel door het hart ...

snoertjes

mijn partner en ik trokken in een 'appartement', eigenlijk een duurverhuurd hondenhok, maar je moet wat, we vroegen zelfs niet waarom het 'huis' zomaar leegstond.
met de bakfiets haalden we wat spullen uit onze vorige woning die binnenkort gesloopt zou worden - we kochten wat verf, stuc en dichte gordijnen en klusten een paar weekeinden om de boel wat aan onze smaak aan te passen.

daarna vertrok mijn partner elke ochtend vroeg naar haar werk en ik bleef meestal thuis, schreef daar mijn dagelijkse column voor de lokale krant en redigeerde wat teksten voor een uitgever van fiktieve pulp, deed het huishouden en in de namiddag de boodschappen, waarbij ik de deur wel achter me dichttrok, maar niet met een sleutel afsloot, omdat niemand dat deed en we niet op wilden vallen.

op zekere dag, in het begin van de derde maand, was ik de straat nét uit, toen het alarm in mijn broekzak begon te trillen - ik draaide me om en wandelde rustig naar huis: de voordeur stond op een kier, voor de deur stond een jonge vent met twee fietsen en toen ik dichterbij kwam, zag ik een tweede gast bezig met het vernielen van een van de lades van het keukenblok, de la met het verborgen kompartiment.

op dat moment zag de insluiper mij, hij grijnsde, zette de tas die hij vast gevuld had met spullen uit ons huis aan een kant op het aanrecht en liep om de keukentafel heen om mij de gelegenheid te geven naar die tas toe te lopen, zodat hij achter mijn rug om door de voordeur kon verdwijnen.

hij lachte nog steeds toen ik binnenkwam, maar op het moment dat ik de voordeur achter me dichtgooide en op de knip draaide, kwam er iets van verwondering voor in de plaats, ik hield me blijkbaar niet aan het scenario.

hij begreep ook niet waar ik zo snel een ploertendoder vandaan had gehaald, maar toen ik ermee naar de grond wees, was hij snel genoeg van begrip, hij ging helemaal zelfstandig en uit vrije wil liggen - toen ik een van de keukenkastjes opende, wilde hij weer overeind komen, maar ik zei zachtjes: "blijf", en hij bleef.

uit het keukenkastje haalde ik rubber handschoenen die ik aandeed en een kluwen tie-rips, kabelbinders, trekbandjes - ik stroopte zijn broekspijpen op en bevestigde zijn blote enkels met twee daarvan, in een acht door elkaar heen, vast - hij probeerde naar me uit te halen, maar de ploertendoder hing aan mijn pols en was snel genoeg weer slagklaar, hij berustte en ging weer netjes liggen, wachtend op de volgende gelegenheid.

er werd op de deur geklopt, nadat er eerst geprobeerd was op de klink binnen te komen - door het spie-oog met wijd beeldveld zag ik dat het zijn maat was, die de fietsen tegen de gevel had gestald (dat had ik niet gehoord, terwijl me niet echt veel ontgaat) en met een onderarm naar voor gestoken achter de deur stond.

met mijn voet schrap tegen de deur, zodat die maar net vijftien centimeter of zo open kon, deed ik de deur van de knip - de deur zwaaide open, een beetje, tot waar-ie mijn voet tegenkwam, een hand met een pistool stak al naar binnen, daarop gooide ik mijn hele gewicht tegen de deur.
die ging weer bijna dicht, ik hoorde wat kraken, het pistool viel, maatje buiten kreunde, ik trok de deur open en hem naar binnen aan zijn mogelijk gebroken onderarm, waarbij hij, oeps, over mijn uitgestoken voet struikelde, dat was vast niet goed voor die beschadigde arm, omdat die als eerste de grond raakte.

zijn vriend met de vastgesnoerde enkels vloekte en probeerde overeind te komen - "liggen", siste ik en zonder op te letten of hij dat wel deed (hij lag ver genoeg van me vandaan om me die luxe te kunnen veroorloven), schoof ik nummer twee verder naar binnen en deed de deur weer op de knip.

ik kontroleerde mijn alarm even, twee knipperende led-jes gaven aan dat de daglichtkamera's hun werk deden.

nadat ik ook de enkels van de kreunende bezoeker had gezekerd, maakte ik nummer een duidelijk dat hij voor een van de keukenstoelen moest gaan staan, zijn broekzakken leeghalen en de inhoud ervan op tafel leggen - als eerste haalde hij er een politiepenning uit die ik zonder er naar te kijken meteen in de prullenbak gooide, het kon natuurlijk niet anders of dat was geen echte.

buiten wat rotzooi als een vuile zakdoek en een bos sleutels kwamen er een mobieltje en een vervaarlijk knipmes tevoorschijn, en een erg vette geldklip, die ík wel zag, maar mijn beide kamera's níét, omdat ik voor de ene stond en de valse politie-agent het beeld van de andere afschermde - terwijl ik de spullen bij elkaar graaide, gaf ik aan dat meneer lang genoeg had staan wankelen, hij kon gaan zitten: "zit".

onder het beeld van kamera één door draaide ik me naar het aanrecht, waar ik het bij elkaar gegraaide op liet vallen, behalve de geldklip, die inmiddels achter mijn horlogeband zat, en snel daarna in mijn broekzak.

aangezien nummer twee aangaf dat hij niet overeind kon komen, mocht die zich op z'n buik draaien, zelf zijn ene broekzak leeghalen (mes, zakdoek, fluitje, koffiemuntjes), terwijl ik hem aanbood om de andere leeg te maken - zijn gegrom vatte ik op als toestemming en even later had ik een tweede mobieltje en een net zo vette geldklip, weg geldklip, in mijn handen.

ook deze spullen kwamen bijna allemaal op het aanrecht terecht - daarop pakte ik de mobieltjes op, zette ze uit, brak ze doormidden en haalde er de geheugenkaartjes uit, die in een extra rubber handschoen verpakt ook in mijn zakken verdwenen.

aangezien de meeste mannenbroeken niet alleen links- en rechtsvoor, maar ook op de kont zakken hadden, haalde ik die van nummer twee leeg, terwijl nummer een het zelf moest doen.

dikke portefeuilles kwamen tevoorschijn, met nog meer geld dat ik duidelijk aan de kamera's toonde en liet zitten - naast papieren geld zat er ook nogal wat plastic in, pasjes met de juiste foto's maar met verschillende namen die ik stuk voor stuk aan een kamera toonde - met een schaar uit de gemolesteerde keukenla verknipte ik ze een voor een, op mijn gemak, tot onbruikbare strookjes.

maatje nummer twee had pijn, dat was van z'n gezicht te lezen.
ik liet hem zich omrollen tot hij op de pijnlijke arm lag, toen draaide ik z'n goede arm om, tot hij zich daarmee op de kruin kon krabben en op die manier dwong ik hem overeind te krabbelen, tot hij stond, waarna hij vooruit mocht huppelen, tot hij dicht genoeg bij de keukentafel was om daarop te gaan liggen, zijdelings, op z'n goede arm die ik nog steeds stevig verdraaide.

een tie-rip om de pols van die arm en een daardoorheen om de biceps van de arm met de pijnlijke pols (zo te zien niet gebroken, het gekraak was waarschijnlijk de deur geweest) maakte hem duidelijk dat hij beter stil kon blijven liggen.

zijn maat mocht tegenover hem op tafel gaan liggen, in een echte standje 69-positie, met de koppen in elkaars kruis - de armen van nummer een vlocht ik door de benen van nummer twee (ik hoefde maar één keer met de ploertendoder te zwaaien om dat rustig te kunnen doen) voor ik dat vlechtwerk met een stuk of vijf trekbandjes vastzette.

de armen van nummer twee maakte ik even los, om eenzelfde armbeenweefsel te kunnen maken, nu wat voorzichtiger, want nummer twee leed al behoorlijk.

ik keek even rond, zag het pistool ineens liggen, haalde dat pontifikaal uit elkaar, stak de loop en twee kogels in mijn zak en spoelde de rest van de kogels door het toilet, wat veel water kostte, omdat een van de kogels ergens in bleef hangen.

het tasje dat door de (eerste) insluiper was gevuld bevatte inderdaad de meest waardevolle spullen die we hadden, die hoefde ik dus niet bij elkaar te zoeken.

toen ik naar de deur liep om weg te gaan, kreunde een van de twee op tafel - "maak je maar geen zorgen", zei ik, "er komt vast wel iemand langs, een dezer dagen, want jullie zijn vast niet de hele bende, eh, blijf misschien maar wel stil liggen, want als je van de tafel valt, breek je vast iets".

daarop deed ik het licht aan, zodat de kamerkeuken goed verlicht was, terwijl het nog niet eens donker aan het worden was, ik deed de deur van de knip, liep naar buiten en trok de deur achter me dicht.
de lens van de buitenkamera was met een spuitbus zwart gemaakt, jammer, maar op mijn alarm waren nu zes groene ledjes te zien, vier extra-gevoelige kamera's waren gaan werken toen het licht aanging.
tegen de gevel stond nog maar één fiets, de andere was dus al gejat, prima, scheelde mij weer werk.

met de overgebleven fiets reed ik weg, een villawijk in, ik stalde het ding ergens in een bosje, liep (inmiddels zonder handschoenen) een kilometer een andere kant op en reed met een paar bussen zigzaggend naar de studio van de lokale omroep, waar ik mijn pruik afzette, m'n halflange baard afschoor, douchte en de andere kleren aantrok die mijn partner me overhandigde (ook zij zag er heel anders uit dan toen ze 's morgens naar haar werk vertrokken was, maar dat had je vast al verwacht), terwijl andere kollega's bezig waren (en nog lang bezig zouden zijn) met het merken van bruikbare stukken van de nog steeds binnenkomende opnames.

alles wat we daarvóór gedragen hadden (op de op maat gemaakte teflon ondervesten na), werd binnen een paar uur verdeeld over kringloopwinkels in het land.

laboratoriumonderzoek van de loop en de kogels wees uit dat 'bezoeker' nummer twee de dodelijke schoten had gelost en dat beide insluipers échte politie-agenten waren - zij kwamen nooit voor het gerecht, wel twee andere leden van de bende, ook agenten, voor de moord op hun twee op tafel liggende vastgebonden kollega's, later op de avond (de zogenaamde ooggetuigen zaten kilometers verder in een gelegenheidsstudio).

de kamera's werden tijdens het onderzoek naar de vermoorde agenten niet ontdekt en daarna bij een spontane verbouwing door de volgende, zeer tijdelijke, bewoners (gekleed in opvallende overalls van de ongedierte-bestrijding) verwijderd om elders weer dienst te kunnen doen.
op basis van de gegevens van de telefoonkaartjes werd een heel netwerk van fout overheidspersoneel ontdekt, waaruit inmiddels regelmatig, ogenschijnlijk zonder onderlinge verbanden, mensen worden opgepakt, vervolgd en opgeborgen.

van het geld uit de geldklips werd onze volgende klus betaald, waarover je waarschijnlijk nooit iets zult horen, omdat een mens het recht heeft om te mogen vertrouwen op zijn of haar regering.

partner en ik zijn ondertussen zo vaak van identiteit veranderd, dat we elkaar uit automatisme nooit meer met een naam aanspreken, het mocht in een bepaald gezelschap eens net de verkeerde zijn.