aardig straf

met welluidende stem probeerde ze me te verleiden tot het doen van aankopen waarin ik niet geïnteresseerd was - ik liet haar niet eens uitspreken, hetgeen zij als een persoonlijke aanval opvatte - ik vertelde haar dat dat niet de bedoeling was, maar dat ik over dezelfde zooi enkele weken geleden ook al behoorlijk intensief toegesproken was - dat maakte het weer goed, bijna dan, dus ik wenste haar veel afzetting toe en legde op - de dubbelzin­nig­heid ontging haar.

rustig zat het beestje op me te wachten, op de rand van de wasbak - "hallo", zei ik, "wat brengt jóú hier?"

het dier raakte duidelijk opgewonden, niet gewend misschien aan positieve aandacht? - "de vetlederen polssteun van arbo-gèl", meende ik te horen.

"de vet-wát?" - ik zette me rustig op de rand van mijn bad, terwijl ik de warme en koude kraan in de goede verhouding opendraaide.

"de vetlederen polssteun van arbo-gèl", hikte mijn achtpotige kamergenoot.

"maar die heb ik helemaal geen in huis."

"het is juist vandaar, 't is vandaar, 't is dat je moet, want 't ding is zo goed."

nu pas vielen me de harige klauwen op, waarmee het beest het glazuur van m'n wasbak van diepe krassen had voorzien (dat zal de huiseigenaar prettig vinden, dacht ik nog).

"een kopje koffie misschien", probeerde ik, "om het af te leren?"

"ja graag, met een scheutje gelárbo ledervet erin, en een rondje kristalsuiker voor de hele zaak." - één van diens poten had zich losgemaakt van het beest en kraste nu boter-kaas-en-eieren in mijn spiegel, een tweede poot ging tégen-spelen - ze waren aan elkaar gewaagd.

bij de stand 654 - 654 (en 18.324 onbesliste partijen) was mijn spiegel tot zilverkleurig stof verkrast, was mijn wasbak verdwenen en lagen stukjes wandtegel verspreid over de badkamervloer - enkeldiep waadde ik door het vlijmscherpe spul naar buiten (ik zou wat gaan halen, weet je nog?).

het beest was uiteen gevallen in de som van zijn gelijke delen (dacht ik hardop) dus die koffie zou ik zelf wel op moeten drinken.

"het ledervet is voor mijn polsen", riep iets van het voormalige beest mij ergens vandaan na, "en je ziet hoe hard ik het nodig heb met al die kapers op de kust."

de boot schommelde, ik verstapte me en had akuut natte voeten van mijn eigen bloed - een fles eksplosief mondwater viel van de plank en deed z'n ding - oei, wat brandde dat, maar het bloeden hield wel op.

de zee ging wild tekeer, maar de boot lag nu vast als een huis aan de wal.

"vergeet de gelárbo niet", klonk het dwingend achter me.

"je kan m'n vetleren rug op", riep ik terug en trok de deur van de badcel achter me in de sponning, en er doorheen.

de boot was verdwenen en de witte deur was het enige dat me scheidde van de woeste zwartheid daaronder - schuim als messen geselde m'n rug, de opstekende hoofdpijn gaf aan dat ik al veeltelang zonder kaffeïne zat - slechte sekundaire arbeidsvoorwaarden dacht ik nog, en toen niets meer, méér nietsigheid dan ik ooit eerder was tegengekomen, dat was alles - niets - ik gaf het op, maar dat kon pas als ik het gevonden had - en overal die donkerte om me heen, ook de deur was zwart en nietszeggend geworden, van de stilte gingen m'n oren piepen als de warmgelopen remschijven - remschijven? - waarvan? - niets.

een lichte beweging trekt me in grote cirkels onder de zon door - meer gevoel in het duister dan gezicht - hadden een paar poten gaten in de bodem gespeeld, zodat het water wegstroomde?

ver weg krijst eenmaal een kind, hard klinkt even een sirene, de bewoonde wereld kwam even nabij, maar is alweer in stomheid verdwenen.

ik schik me in mijn lot, mijn voeten zijn kapot.