warm feestje

Rond de jaarwisseling gebeuren er veel dingen, die er op het moment zelf goed uitzien, maar waar nader­hand erg weinig van blijft hangen - uitgesproken voornemens die jammer genoeg vlot vergeten wor­den, uitgestoken handen die maar al te snel teruggetrokken worden. Soms vinden er echter zaken plaats, die je het liefst zo snel mogelijk vergeten wílt, maar die je de rest van je leven achtervolgen, zoals een ongeval met vuurwerk, of met drank (hoewel dat laatste nauwelijks samen hoeft te hangen met deze data). Jammer genoeg gaat het zojuist begonnen verhaal over een feest, waarvoor de hele wereld zich zou moeten schamen, maar dat uit gemakzucht nalaat - en je kunt het niet eens in het hok met andere ongelukkige samenlopen stoppen, omdat het zeer bewust georkestreerd werd, en helaas, ook wereldwijd, al was het maar door opzettelijk een andere kant op te kijken.

Paul Versteijnen is onze buurman in de volgende twee-onder-een-kap van zolang als wij daar wonen; wij zijn nog steeds met ons tweetjes, hij en zijn vrouw Minnie hebben inmiddels vier kinderen (tussen acht en achttien jaar) en hun opa woont bij hen in sinds oma stierf. Oud-en-Nieuw vieren ze meestal met een pakje sterretjes in de tuin en daarna gaan ze achter het huiskamerraam kijken naar het siervuurwerk dat de rest van de buurt afsteekt.
Dit jaar had de oudste een schimmig vuurpijltje afgestoken en dat was in de tuin aan de andere kant van de schut­ting terechtgekomen. Nou ja, tuin, dat was het ooit geweest, bij de vorige bewoners, maar de Rabèls (handelaars, vooral in produkten van onbestemde herkomst, en klaagzangen op bestelling) hadden hem verwaarloosd en hun honden hadden er een levensgevaarlijke afgraving van gemaakt.

In de hele buurt vind je heggen en hagen, waarom hier een schutting? Wel, toen de Versteijnens een weekendje niet thuis waren (familiebezoek), hebben de Rabèls de fraaie heg tussen de tuinen uit de grond getrokken en een neef had een hoge schutting gebouwd, niet helemaal recht en niet helemaal volgens de gegevens van het kadaster, maar wel helemaal tot aan de achterpoort en daarbij stond het grootste deel van de schuur van Versteijnen in de weg, dus die hadden ze maar meteen afgebroken. Die schutting was natuurlijk alleen maar voor de veiligheid van de kinderen Versteijnen, in verband met Kneus en Zeut, de meest bijtgrage honden van Rabèl, dat begrepen ze toch wel? O, en was de schutting niet helemaal recht? Vanuit waar Isidoor Rabèl stond, wél, echt wel.

Een paar weken later brandde een groothandel in witgoed en elektronika volledig uit. De Rabèls hadden nog wel een vrachtwagen en vijf kamerbrede platte tv's van het afgesloten bedrijfsterrein kunnen redden, en omdat ze dat met gevaar voor eigen leven hadden gedaan, vonden ze dat die spullen hen toebehoorden (en er was niemand die hen tegensprak) - omdat de tachograaf aangaf, dat de vrachtwagen vier uur vóór het uitbreken van de brand het terrein had verlaten, was duidelijk dat de tachograaf niet deugde - een andere neef zorgde ervoor, dat er nooit een tachograaf in de auto had gezeten - duidelijk een familie die voor wonderen kon zorgen, ook dat nog.

Drie dagen na de brand ging Isidoor Rabèl op bezoek bij de koningin. Bij die gelegenheid kreeg Baia-Trees Hilterberg een kamerbrede platte tv, die ze altijd al had willen hebben, maar haar inkomsten (een magere uitkering en wat onkostenvergoedingen, en dat voor een majesteit met pracht en praal en over het gemeen genomen een louter dekoratieve funktie) waren niet van dien aard, dat ze er een had kunnen aanschaffen.
Baia-Trees was Isidoor zo dankbaar, dat ze zei: "Als ik ooit iets terug kan doen, weet het me te zeggen".

Nou Baia-Trees, héél toevallig had Rabèl een schets bij zich van zijn huis (en dat van de Versteijnens) en hun aangren­zende tuinen, met daarop duidelijk aangegeven de slingerende schutting. Die liet hij haar zien onder het vertellen van het volgende verhaal: "Een tijdje terug brak een van onze honden los en die heeft toen in het huis van de buren wat meubeltjes omgegooid. Op onze kosten hebben wij toen hun hele huis verbouwd en voorzien van ons eigen meubilair. Hun kapotte spullen hebben wij toen bij ons in huis gekregen, maar daar klagen we niet over. De buren waren zo dankbaar, dat ze ons de helft van de tuin gaven. Toen hebben wij ook nog die schutting gebouwd om onze honden op eigen terrein te houden. En nu, om een of andere reden, zeggen ze dat dat niet waar is, en dat we liegen. Dus Baia-Trees, als je hier je handtekening zet, kan ik naar het kadaster om het officieel te maken."

De koningin zette grijnzend haar zwierige krabbel en gooide er een dot zegellak overheen. Toen ze ook de huur­kosten over wilde laten hevelen naar de pot sport en kultuur van ons dorp, zei Is. Rabèl, dat dat niet nodig was, omdat dat al op een andere manier geregeld was. Isidoor en Baia-Trees dronken nog een glaasje Pest- en Plaagzuster Bloedwijn, kus, kus en dat was dat.

Die wild geworden hond had inderdaad los rondgelopen, maar hij had alleen maar over alle meubels gekwijld terwijl hij een van de kinderen achternazat tot hij het arme meisje te pakken had, haar een gekompliceerde arm­breuk beet (die arm is nog steeds niks waard) en haar toen door de ruit gooide. Rabèl zou de meubels op zijn kosten laten schoonmaken en tijdelijk wat betere spullen in huis zetten. Die 'nieuwe' tafels en stoelen kwamen recht van het stort en het luukse meubilair van Versteijnen staat nog steeds bij de Rabèls. Hun huur is inderdaad ook niet hun probleem, daarvoor tekent een staatshoofd ver weg op basis van een zielig verhaal van heel lang geleden. Al deze gegevens hebben we pas een paar dagen geleden kunnen achterhalen, na het optrekken van de rook, waar we het nu over gaan hebben.

Het begon dus met dat ene flutpijltje om het nieuwe jaar in te luiden en de boze geesten te verdrijven, want dat werd door leden van de familie Rabèl beschouwd als een belediging en een persoonlijke aanval (stond later in de krant en dan zal het wel zo zijn), en dat kon natuurlijk niet, is vreselijk onbeschaafd.
En misschien déden de kinderen het ook wel opzettelijk, per slot van rekening gooiden de Rabèls al vanaf de eerste dag al hun afval bij de Versteijnens in de tuin, wat niet echt bevorderlijk was voor groei en bloei, en wat stonk, en wat een hoop opruim- en opknapwerk opleverde.

Afijn, binnen tien minuten stonden de (resten van de) schuur áchter en de auto van Minnie en Paul Versteijnen vóór het huis in lichterlaaie, getroffen door zwaar vuurwerk dat vast verboden was en dat in kleine, fel brandende fragmenten op de grond uit elkaar spatte (er werd naderhand gezegd, dat de auto eerst een paar meter in de lucht sprong, voor hij in een vuurzee veranderde). De knal en de hitte waren zo heftig dat de grote huiskamerruit van de buren het huis ínknalde, en dat overleefden opa en de jongste twee van zijn kleinkinderen niet, omdat ze niet op tijd weg konden komen, ze hadden het niet aan zien komen, en dat is natuurlijk niet de schuld van de Rabèls.

Iemand had een ziekenwagen opgeroepen, maar terwijl de broeders met een draagbaar naar binnen liepen, werd de wagen leeggejat en werden de banden lek gestoken.

Onze buren kregen een telefoontje, van Isidoor Rabèl: "Als het aan ons lag, knalden we jullie allemaal de lucht in, zo vieren wij namelijk feestjes, dus maak maar snel dat je wegkomt".

De Versteijnens konden alleen geen kant op: de achtertuin stond in brand, achter de poort klonk het geblaf van de honden, en aan de voorkant van het huis stonden allerlei neven en nichten en vage familieleden met gevaarlijk knalgoed dat in de richting van het huis werd gegooid en geschoten, en (naarmate er meer ruiten sneuvelden) steeds vaker naar binnen kwam om daar voor schitterende licht- en geluidseffekten te zorgen.
Wat het felste licht gaf, maakte ook de grootste brandvlekken. Een van de ziekenbroeders leek wel een rokend vergiet, en schreeuwen dat die kon, hij kreeg van het straatvolk een spontaan applaus, maar hij werd ook uitge­jouwd, want hij had daar helemaal niet hoeven zijn.

Naar buiten konden de buren dus niet, naar boven ook niet, daar was ook al het een en ander in de hens gevlogen, de enige plek waar ze enigszins beschut zaten, was een ondiepe kelderkast, maar dat was een schijnveiligheid met de honingraatdeur die ervoor zat.

Een paar uur later (vlak voor het licht werd) passeerden er bij toeval (op de terugweg van de korpsborrel) een paar agenten, die vroegen of het misschien een beetje rustiger kon, het was wel leuk, zo'n straatfeestje, en vandaag vragen we niet naar vergunningen, maar er waren misschien wel mensen die wilden slapen - de brandende ravage bij onze buren merkten ze schijnbaar niet eens op.

De oekonomische pastor, Nout Verdaagd, was ook even langsgeweest om, onder het genot van een goed glas wijn en een dikke sigaar, van het schouwspel te genieten en af en toe goedkeurend te prevelen dat god (welke dan ook) het zo bedoeld moest hebben.

Ook de burgemeester, dr. Joep de Bolk (en iedereen weet dat die titel gekocht is op eBay ®), kwam eerder al aanwaaien - die had eerst op het politieburo een paar kisten met inbeslaggenomen illegale kruitprodukten opge­haald, die hij overhandigde met de boodschap: "Niet alles ineens opmaken, jongens, en probeer het een beetje ongezien te houden, voor de krant heb ik al gezorgd, de verslaggever ligt in cel 4 z'n roes uit te slapen, dus als jullie morgenvroeg even bij hem op bezoek gaan, kun je hem precies vertellen wat er gebeurd is, wiens schuld alles is en zo, dan hoeft ie met z'n katerige kop niet hierheen te komen".

Ondertussen pakte de veiligheidspolitie, aangevoerd door Tipzi Older-Barzák, iedereen op die zich afvroeg of dit de beste manier was om met elkaar om te gaan, want, zeg nou zelf, zulke mensen verstoren de orde, dat kunnen we niet hebben, die laten we een tijdje afkoelen in een speciaal kamp, zonder verwarming natuurlijk.

Een buurtbewoner, die aan leider De Bolk vroeg of al die agressie jegens de Versteijnens (die toch al zo lang hier wonen en waar we nooit last van hebben gehad) wel nodig was, ligt inmiddels niet meer op de intensive care, maar een paar verdiepingen lager in het ziekenhuis, op ijs.

De agenten, die eerder die ordeverstoorder in wilden rekenen, lieten dat achterwege, toen ze zagen, dat 'de buurt' het probleem al voor hen aan het oplossen was - onder het mom van: "Het is koud, laten we nog een borrel gaan pakken, hier is alles in orde".


En wil je nou ook nog weten, hoe het afgelopen is?

Gebruik je inbeeldingsvermogen, of je gezond verstand, die leveren je allebei hetzelfde en juiste antwoord: Het pand van de Versteijnens is volledig uitgebrand en gedeeltelijk ingestort. Omdat de brandweer de straat niet in mocht, had het pand van de Rabèls ook wat schade opgelopen.
Beide panden werden in een keer naar beneden gehaald, dat van de Rabèls werd over het buurpand heengegooid. Het puin werd ruim uitgegraven en over de gemeentelijke storthoop verspreid. Waar veel meeuwen in het puin gingen graven, werden oefeningen met vuurkanonnen gehouden, netzolang tot de meeuwen hun interesse verloren en het duidelijk was, dat er geen organische resten meer gevonden zouden worden.

De plaats waar de twee panden gestaan hadden, werd één perceel, met één pand, dat altijd al aan de Rabèls had toebehoord (inklusief alle rechten, onvervreemdbaar tot in alle eeuwigheid amen).

Zover is het echter nog niet: Isidoor Rabèl werd geridderd (in alle mogelijke orden), hij is twintig jaar president geweest van de Konfessionele Staat terNederlanden, onderhield warme banden met ...

Maar dat kan ik beter nog even voor me houden.
Omdat ik slecht slaap, hoef ik jullie nog geen nachtmerries te bezorgen.