schemergalm

in gedachten verzonken liep ik tussen de eiken met hun statige stammen door, terwijl mijn ogen een deel van het werk van mijn voeten probeerden te doen, te voorkomen dat zij struikelden over een wulps door het gevallen blad groeiende wortel of een sierlijk gevlekte paddestoel onthoedden.

ruisen deed er weinig, maar wellicht had dat te maken met de wind die achter de ondergaande zon aangehuppeld was - af en toe plokte er een rijpe eikel op de grond en ik meen me te herinneren dat ik een paar eekhoorns had kunnen zien die om bomen klauterden om niet gezien te worden, maar mijn hoofd was er niet bij, zoals ik al aangaf - tot het er onverwachts en vrij pijnlijk met een forse klap bijgehaald werd.

de boom schrok minstens zo hard als ik, dat hoorde ik heel duidelijk in het kraken.

uit ingesleten gewoonte ging ik meteen op m'n hurken zitten, mogelijk was dat ooit nodig om te voorkomen dat ik om zou vallen, vanwege verandering van mijn bloeddruk als gevolg van de schok.
nee, het licht ging niet uit - het werd wel wat donkerder, maar dat lag aan het vallen van de avond - dus na een sekonde of tien en een nauwelijks ingehouden vloek voelde ik voorzichtig rond en op de getroffen plek vlak boven de haargrens.

die voelde ruw aan en pijnlijk - toen ik mijn vingertoppen daarna bekeek, waren die roodbruin gekleurd en vochtig glimmend - bloed waarschijnlijk.

nadat ik weer was gaan staan, half steun zoekend bij de eik die me gekwetst had, zocht ik naar de oorzaak van ons dreunend treffen - een tak kon het niet zijn, die zou ik zonder mankeren omzeild hebben - maar de knoest die niet zichtbaar was toen ik aan kwam lopen, maar die plots in de weg zat omdat ik om de boom heen moest draaien om een andere te ontwijken, was net te klein om buiten de blinde vlek om waargenomen te worden.

zag ik dat goed, groeide die knobbel, scheurde de schors, liep er vocht uit - het brandde een beetje op mijn tastende vinger - het rook, en smaakte, scherp en zurig.


uren later, na het bos en de schaars verlichte en licht golvende verharde weg, eenmaal thuisgekomen, de bloe­derige en dik geworden vlek schoongemaakt en verzorgd, kon ik me de pijn niet meer herinneren, maar het rauwe geluid van het treffen trilde nog goed herkenbaar mee in de kloppende wond - mijn vingertop was glad geworden, als rondgeblazen glas.