boodschap van de sterren

terwijl ik ontspannen op m'n rug lig, handen achter het hoofd alsof ik een iets te dun kussen wil verhogen, vliet de wereld over mij heen, of onder mij door - boven is een relatief begrip.

daar gaat de middellandse zee met rechts die vreemde laars die naar bevolkte steentjes schopt en links het bolvormige wespennest waarvandaan katalaans en baskies en portugees gezoem op me af komt.

even doe ik m'n ogen dicht - weg is het blauwgroen met de witte flarden - door het venster zie ik nu het grote zwart met de priemende witte speldeprikken van verre lichtjes, laag achter laag in ongeorganiseerde wanorde.

aan deze kant heerst stilte, terwijl achter me het gekwetter van aardlingen in veeltalige misverstanden voort­gaat, een voortdurende golfbeweging zonder enig gevoel voor richting.

het vensterglas heeft de neiging te verduisteren, het zal hier zo wel weer dag worden.

ondertussen heb ik gepoogd haar te bereiken, gefluisterd, geroepen, geschreeuwd heb ik, maar bewogen nauwelijks - dat heeft teveel vreemde effekten in deze omgeving, zo ben ik ook aan het draaien geraakt.

wat me daarnaast bezighoudt, is wat het eerst zal komen, de dwaaslangzame glijbaan van dunner wordende lucht in mijn pak of de verhitte roetsjbaan van de aarde die me naar beneden sleurt, recht op háár af - zal ze weten dat ik dat even flakkerende lichtspoor ben, dat het mijn laatste fel fonkelende boodschap aan haar is, vuurwerk om de laatste boze geest te verjagen?