het knopjestoeval

* waar we zijn * ontmoeting * buiten * slinger * rijtuig * maanlicht * wakker * geselen * lucifer *
* midden * gloed * elders * prijskaart * wangen * ondeugd * bestaan * samen * heerlijk * bewijs *
* hoekje * uitkomst * steeds * voorbereid * dubbel * versierd * niet te laat * blondje * geschud *
* onaardig * prettig * onverwacht * gebroken * dun stofje * drama * talent * wantaart * uitstoot *
* gemak * onbegrip * rilling * inzicht * vlotjes * knuppel * wrijving * nachtzicht * dansbaar *



opgedragen aan a, die aankwam, heel even    
iets bijzonders zag, en weer verder ging ...    
 

niks wil ik erover zeggen, helemaal niks - wat er gebeurde, daarentegen, vertel ik maar al te graag - maar stel me er geen vragen over, want analyseren haalt de zon en de maan eruit en dan zijn er ook geen sterren genoeg om helder te kunnen zien ... begin ik toch weer met uitweiden, kan ik ook niks aan doen, een goed verhaal heeft zóveel kanten en die willen allemaal gezien worden ... en haast hebben kost een heleboel meer tijd ...

invisibletextandall een schijnbaar nonchalant, maar uiterst verzorgde kop haar in verschillende kleuren (van blank grenen tot donker eiken en soms een verdwaald streepje mahonie) hield me een beetje in de gaten, zo af-en-toe, maar zo dat het me weleens opviel als ik, natuurlijk ook bij toeval, die kant opkeek - ook de rest van haar verschijning wekte een verwachtingsvolle indruk - op welke afstand worden feromonen zich van elkaar bewust, vroeg ik me af (niet voor het eerst in mijn leven, maar wel voor het eerst sinds een hele lange tijd) - zowel in haar kijken als in mijn blikken moet de bewuste interesse zichtbaar geweest zijn, want ons beider gezelschap sprak ons erop aan - haar vriendin haar en een van mijn vrienden mij - maar stappen zetten deden we geen van beiden - ik niet, omdat het me aan moed ontbrak en zij niet om haar eigen redenen ... en daar was ze ineens uit 't beeld verdwenen, tijdens een uiterst bewogen gesprek met iemand die zich naar keuze, of behoefte, omschrijft als mijn zus (ja hoor, weer een), vriendin, kollega of echtgenote (drie van die vier mogelijkheden hebben geen enkele verbinding met de realiteit) - temperatuur en luchtvochtigheid zijn zo hoog, dat het tappelingse zweet mijn kleding tot onder de knieën een tint of wat donkerder gekleurd heeft - normaal bevindt zich een luchtlaagje tussen huid en stof, dat vormversluierend werkt, daar is nu niets van te merken - zou ze daarom misschien opgestapt zijn - ach ja, mezelf zien als het middelpunt van de wereld is ook een dwaze mogelijkheid - ik liep naar de andere ruimte, met de volledig beschilderde muren, waar ze met die vriendin zat te praten - heel brutaal (waar haalde ik het vandaan) schoof ik een stoel bij en maakte aanstalten om te gaan zitten, terwijl zij op hetzelfde moment opstond en zei: "ik had het er net over, dat deze muziek uit­nodigde om te gaan dansen" - "prima" - stoel terug, samen de vloer op ... blikken naar elkaars interpretaties van folkloristisch geluid van een beregend eiland op een ritme dat meer van deze kontreien lijkt te komen, hoewel dat in deze globale wereld moeilijk te bepalen is, vormen een ander­soortig en veel elokwenter vervolg op het hierboven volledig uitgeschreven uitermate korte gesprek - even gedrenteld wordt er ook nog - door haar en nagekomen vriendin bij het veel te snel afgelopen zijn van de plaat, als het volgende nummer wat minder blijkt - stilaan verdwijnen zij weer in hun eerdere hoek en ik, ik verdwijn stilletjes mee - uiteindelijk, bij het laatste verlaten van de vloer, valt er pas weer wat natuurlijk, onversterkt, stemgeluid waar te nemen, en opnieuw zijn het haar stembanden die als eerste trillen: "hoe heet je" - "kostelijk" (heb ik niet zelf verzonnen, hoor) "en jij" - "godin", en een schone ook nog, knik ik op de groetende ierse wijze in haar ogen - geflankeerd door haar vriendin zweeft ze uit m'n huidige bestaan - alsof iemand daar­mee een schakelaar omdraait, word ik me opnieuw bewust van die druipend koude kleren om me heen - alsof er een emmer smeltwater over me heen gegooid was om me terug te brengen op de wereld - alsof ... door de kou van de eenzaamheid zoek ik mijn weg naar huis door de broeierige, windstille en maanloze nacht, mijn kleren klotsen om me heen en een dronken automobilist berooft door een onverhoedse uitwijkmanoeuvre (zie je spoken, jongen?) de ingeslapen straat van zijn enige lamp op stok, de dronkelap stapt uit en loopt naar de verkeerde voorkant van zijn gedeukte blik: "die idiote hond zal nooit meer zo de weg op rennen", hij stapt weer in en rijdt hobbelend en schurend en met nog slechts één brandende koplamp over de resten van de lantaarnpaal - ik wacht rustig tot hij uit het zicht verdwijnt (er ligt niks op de weg, wat ooit een huisdier kan zijn geweest) - werkelijk, alles werkt mee om me me ongemakkelijk te laten voelen - vanuit een zijstraat strijkt een de hoek rondende koplamp over me heen, in de reflektie van het licht in een vensterruit meen ik het lachende gelaat van godin te herkennen ... is dit wat ze de hallucinaties van de tramontana noemen? - geen wonder dat er zoveel mensen gek van worden - en het waait niet eens, maar dat schreef ik al ... en in welke uithoek van de wereld bevonden we ons ook alweer? tenslotte kwam ik thuis - toen ik me omdraaide om voor een paar uur afscheid te nemen van de buitenwereld, kon ik aan de hand van een in forse spatten achtergelaten spoor duidelijk het pad herkennen, waarover ik het laatste deel van mijn voettocht afgelegd had (gaandeweg was mijn tempo behoorlijk af­ge­no­men, zodat het gedruppel meer kans kreeg dat rechtlijnig te doen) - rond mijn voeten voor de deur vormde zich ondertussen een klein plasje, waarin ik (nu wel) de druppels die van hoog vielen kon horen uiteenpletsen - gelukkig heb ik geen vloerbedekking die door valwater aan het rotten kan slaan, maar mijn matras neemt vocht wél op - daarom besloot ik de kussens van de houten bank te halen en op dat erfstuk te gaan slapen, na er eerst een paar bad­lakens op uitgespreid te hebben, om te voorkomen dat mijn vel halverwege de nacht aan het gelakte hout vastgeplakt zou komen te zitten - waar zou godin nu zijn en wat zou ze doen - ik nam een stortbad, ook al was dat water over de dijk gooien - de loeihete douche friste me aardig op, maar de poriën bleven lekken ... morgen weer een dag, hopelijk zonder inpandige overstroming - eigenlijk had ik beter door het huis héén kunnen lopen, naar de huif­kar die na dat gedoe met die aswolk die in glassplinters uitregende met lekke banden in de moes­tuin achtergebleven was ... nadat de weken niet weken van elkaars opvolging en het weer de zoveelste spurt inzette om de voorspellers in het geharrewar te leiden, verlieten we elkaars zwijgende gezelschap - we werden min of meer toevallig (als je daarin gelooft, mag dat van mij) een kunstzinnig gesprek ingeloodst - ja ja, dat zal ik wel uitleggen, ik was al gewaarschuwd dat je regelmatig laat blijken dat je het geduld van een te strak opgewonden hittepetitje hebt en soms netzoveel begrip als een brilleglas heeft van het passerende leven - of ik mogelijk zin had om mee naar de bioskoop te gaan die iedereen gezien zou moeten hebben, vroeg vriendin (die van godin dus), want zij waren er nog nooit geweest, omdat moeten zo'n dwang is - om precies die reden had ook ik daar nog geen stap binnen gezet, wat natuurlijk een vorm van dwangmatige zelfbeperking is, gaf ik haar als antwoord en waarom zouden we domheid boven principes stellen - godin (want die was er mooi bij) glimlachte ... en daar was de maan ... de film was er heel toevallig een die ik al gezien had (normaal loop ik zeker een half jaar op de bios achter, omdat ik liever schijfjes bekijk in eigen omgeving op een klein schermpje dan nekverstijvend op veel te breedbeeld met konstant ruisend publiek en die schijfjes wil ik dan natuurlijk ook niet al te prijzig - je bent een krent of je zit erop), maar dat vond ik nu helemaal niet erg, de warmte van godin naast me zou anders weleens teveel afleiding kunnen zijn om het verhaal te blijven volgen (hoe dun het lijntje ook was) - in de pauze vonden we onze stoelen lekkerder dan koffie met een gouden randje en daarna was het slot van de rolprent minder veraf dan ik dacht - nadat de zaal van ons geleegd was en hervuld met de volgende lichting kijkers, bleken we ons tussen wanden te bevinden die bijna verstopt waren achter doeken met surrea­lis­tische en (helaas nog meer) abstrakte afbeeldingen - toen ik daar iets over zei, ontstond een boeiende konversatie, waaruit vriendin zich na twee uur terugtrok (welterusten, tot morgen - dat laatste voor godin), maar die niet stilgelegd wilde worden ... dat kán natuurlijk aan het weer gelegen hebben ... op dit moment, terwijl een lompzware hittegolf de gewassen terug de grond indrukt en er bijna landelijk een sproeiverbod wordt opgelegd, kun je je dat waarschijnlijk niet voorstellen, maar over een paar weken (toen bovenstaande film- en doekbespreking plaatsgreep) is dat voor iedereen duidelijk, omdat dan een heuse vloed­golf over de verdroogde aarde rolt, met bliksemschichten die rustig (subtiel heupwiegend) een minuut of wat blijven staan om ons te verrukken met hun schoonheid (een ondergeschoven eigenschap in deze maatschappij vol angst voor inslag en wat dies meer zij) en af en aan rollende donderslagen die geïnspireerd moeten zijn door het werk van slagerij van kampen en soortgenoten ... hou bij het lezen dus steeds rekening met het dansen van de tijd - en van godin en mij, want dat is eigenlijk het enige waar ik het over wil hebben, als die voort­du­rend wisselende klimato­logische omstandig­heden dat tenminste toestaan - als het niet de ene buur is die klaagt, dan de andere wel - het is te droog of te nat, te heet of te koud, maar uit­eindelijk, schat, is het toch altijd fout ... genoeg weer over dat eigenzinnige stomme weer ... over de film konden we kort zijn, dus dat deden we dan ook maar, we lieten de filmbunker alleen met zijn over­daad aan schildersuitingen en de op de achtergrond sputterende vaatwasser (waar onze koffiekopjes dus niet instonden) en stortten ons met gevaar voor eigen leven in het bruisende nachtleven - zoals dat er nog enkele uren niet zou zijn, want al die anderen (die de katjes in het donker wilden knijpen) hadden wat moeite met het nog heersende daglicht, ook al werd dat enigszins getemperd door de bakken verzuurd water die uit de lucht gestort werden, maar gelukkig net even niet waar wij de klokvormige reesbaan overrenden ... in de broodjes­zaak (niet roken gelukkig) had de koffie geen gouden randje, maar smaakte waarschijnlijk veel beter, al was het alleen maar, omdat we er nu wél zin in hadden - het gesprek bestond voor het grootste gedeelte uit lidwoorden, voorzetsels en instemmende geluiden, die het woordenboek nooit zullen halen, maar ik betwijfel of daar ooit iemand wakker van zal liggen, wij in ieder geval niet ... buiten werd er naar de maan gejankt ... het voordeel van een halflege kroeg is, dat je niet op elkaars lip hoeft te zitten, maar soms verstomt het gesprek aan andere tafeltjes, omdat het jouwe veel interessanter is dan het hunne - niet dat we daar nu last van hadden, want we hadden niet eens in de gaten dat er anderen aanwezig waren, die ons misschien wel af wilden luisteren - wat ons betreft, waren we alleen met de bediener van het koffie-apparaat en die zou pas weer belangstelling voor ons krijgen op het moment dat we iets wilden bestellen ... en dat kon nog wel even duren, gelet op het tempo waarin we van onze koffie nipten - geen tijd om te drinken, vanwege het hoge pingpong-gehalte van onze ideeënuitwisseling - zoals over dat schilderij dat van godin gemaakt leek te zijn, met het huidige weertype als iets te blauwe achtergrond, maar dat beide armen nog had en dus niet vergeleken kon wor­den met een koud standbeeld, noch met het origineel, maar dat laatste stond uiteraard buiten kijf ... wan­neer ze model gestaan had en voor welke schilder dat was, bleven onbeantwoorde vragen, maar de overeen­komst in fysiek was treffend, dat moest godin wat blozend toegeven, waarop mijn kop zich in een nog verhitter kleur hulde ... dat was het moment waarop vriendin zich terugtrok en na het haar uitzwaaien, lieten mijn hand en die van godin elkaar niet meer los ... hoewel de nacht viel, werd het steeds warmer ... en voort maar weer, al zoveel tijd voorbij laten gaan zonder nadrukkelijkheid, terwijl ... de handen ... de lippen ... het zoete kussen ... ondertussen raakte de broodjeszaak voller en voller, naarmate de nacht vorderde, werd het geluidsnivo van de bezoekers hoger en indringender, schrijverkes schaatsten op onze koffieresten, drank­kegels propten zich vol met broodjes rottend vlees, halfgeklede jongeren slingerden zich om en door elkaar heen van en naar de broodjesvitrine, een glas vol versgetapte nepkola viel in een wijdgespreide boog koude zoetigheid tussen de tafeltjes te pletter, er werd gevloekt en gelachen - tenslotte ging felle verlichting aan en in het leegstromen van de eetgelegenheid kwamen wij tenslotte ook op straat terecht, waar de stortbui ver­vangen was door een klein legertje politieagenten die schijnbaar lukraak jonge en wat oudere mannen tegen de grond werkten en geboeid afvoerden in steeds opnieuw aanrijdende busjes met jankende sirenes ... vooral onopgemerkt door godin en mij die halfzwevend over en door het publiek dreven (we lazen het morgen wel in de krant, misschien, of hoorden het via de lokale omroepen) - onderweg waren we, van hier naar weg ... veel maakte het niet uit, we waren niemand tot last en geen mens, dier, plant of onbezield wezen viel ons lastig - zolang er enige vorm van kontakt was tussen godin en mij leek het ook wel of we onzichtbaar waren voor de buitenwereld, andersom was dat zéker zo ... mijn aandacht bij het schrijven houden, terwijl dat me allang niet meer interesseert dan nog een dia van hetzelfde maanlandschap, maar nu met de wolken iets meer naar links (of rechts), wordt een uiterst moeizame klus, mijn vingertoppen willen heel andere dingen doen dan op de letters van een toetsenbord klikken om woorden te laten verschijnen op een beeldscherm, waar verder toch nie­mand ooit naar kijkt, dus waarom zou ik eigenlijk die moeite doen in plaats van de door mij gewenste akti­viteiten ontplooien - alleen maar omdat ik me dat voorgenomen had toen de woorden knopjestoeval en toevalsknopje die o zo briljante tango vol subtiele versieringen dansten in mijn hoofd, lijkt me nu als motiva­tie een stevige onvoldoende verdienen ... daarom nemen we pauze, even, maar voorlopig wel onbepérkt ...
... ik wil het best nog wel 'n keer zeggen: daarom nemen we pauze, even, maar voorlopig wel onbepérkt ...
  alsof ik het de eerste keer al niet begreep - wie vond het herhalen van die vraag naar het verband tussen kom­mercie en inlevingsvermogen noodzakelijk? ... als jij dat niet wilt zeggen, doe ik net, alsof die vraag van belang is - en als je het antwoord niet snapt, begin je gewoon opnieuw, met leren lezen:
... dan heb je ook wat onvoorstelbaars - tenminste, dat zou het in mijn geval zijn, onvoorstelbaar, want ik heb niet zoveel fantasie als jij, jij hebt je vast al van alles voorgesteld en voorgenomen, om te doen, mee te maken en te beleven, om aan te schaffen desnoods, terwijl ik het gewoon op me af laat komen en daarbij veel o's en a's slaak, af en toe zelfs vergeet om adem te halen - wat niet zo gezond is als het te lang duurt voor ik er achter kom ... maar gelukkig is er nog steeds een inwendig mechanisme geweest dat op de alarmknop drukte voor het zover was, en dat is vast geen toeval ... bovendien, wat maakt de prijs van zo'n droom nu uit, als ik me die niet kon veroorloven, zou die zich toch niet aan me hebben willen geven? - of moet ik me van marktmecha­nismes op dat nivo van realiteit niet alteveel voorstellen? - onzinnige vragen die me alleen maar afleiden - en hadden we niet net dáárom die pauze aangekondigd? - ik word bijna kwaad op mezelf dat ik de stilte door­broken heb uit zo'n stom gevoel van verantwoordelijkheid dat ik namens de lezers (m/v) meen te moeten hebben - pfft, het mocht wat, die kreaturen reageren nérgens op, ik ga steeds vaker aan hun bestaan twijfelen, sporen die ik soms van lurkers aantref, kunnen net zo goed mikroskopisch kleine spanningswisselingen in het stroomnet zijn (valse schaduwen) ... of gevolg van bij toeval verkeerd ingedrukte knopjes ... vanuit m'n herinnering kwam de gedachte dat ik haar eerder tegengekomen was, dat moet enkele jaren geleden zijn geweest, maar zij oogde toen nog een stuk jonger dan nu, een kind bijna - niet dat ze er nu zoveel ouder uitzag, maar wel meer deel uitmakend van de wereld (hoe zegt men dat ook alweer oneerbiedig, o ja, "mooi op­gedroogd") - haar toen verwachtingsvol rondkijkende grote ogen hadden een randje ervaring meegekregen, ze werd er des te prach­tiger door - ook toen straalde ze al een kracht uit, nog grotendeels latent weliswaar, maar inmiddels was die stevig op eigen poten komen te staan ... het gesprek wat we toen voerden, was vooral schat­tig van onschuld, weliswaar vervuld van het vermoeden van toekomstige strelingen, maar of we die met elkaar of met anderen zouden uitwisselen, was onbekend en volledig onbelangrijk - het ging over de liefde, zoals die vermoed, maar nog niet ontmoet en gekend was, de kleur daarvan en de smaak van de gedeelde lucht, het von­ken van lippen als ze naar elkaar toebewogen werden, het zachtjes golven van de wangen in een poging om de mondholte optimaal vorm te geven en het knetteren van de plooitjes in de lippen als de afstand overbrugd was, knetteren vooral in hart, borstkas en ingewanden ... ondertussen speelden we wat met de fysieke afstand tussen ons, een pantomime van liefde-in-belofte, maar zoals ik al schreef, aan wie die belofte werd gedaan, was toen helemaal niet duidelijk ... van minuut tot minuut werd de afstand waarop we elkaars warmte voelden groter, was dat gevoeligheid (ik meende dat te mogen denken) of steeg onze lichaamstemperatuur (voor die optie zei zij te gaan, maar erg overtuigd klonk ze niet) - wat opviel was dat de sterkste toename in warmte-uitstraling zich in de gebieden van sekundaire en primaire geslachtskenmerken bevond, in die volgorde ... toen ik tamelijk uitdagend de uiterste rand van de warmte voor haar borsten aanraakte en streelde (ik stond zowat twee meter van haar af), hapte ze naar adem, sperde haar ogen wijd open en zei stotterend, op korte, adem-, stoten: "st-st-st-stop" - "of ik val" - "voor je" - "n-n-n"... ik ver­wachtte niet écht dat ze dat zou doen, neervallen, maar zonder dat onuitgesproken 'neer' was de boodschap groter dan in de lijn der verwachtingen lag, blijkbaar ook voor haar, want ze kreeg een kleur als een boei, pakte verschrikt haar borsten vast en verbrak daarmee de kegel van warmte ervoor - het duurde een goed uur voor de warmte-profielen geslonken waren tot normale proporties en we door konden gaan met ons gesprek ... we ontmoetten elkaar regelmatig wandelend in het grote park met de vijver, waar het geraas van de snelweg praktisch tot niet-geluid afgenomen is - wisselden herkenningsgroeten uit, maar spraken elkaar pas aan, toen we van verschillende kanten naar het enige bankje in de zon toeliepen, dat helaas ingenomen werd door een languit liggende rugzaktoerist die zich in een diepe slaap hield - goed, moest hij weten, was wel vermakelijk - we haalden zowat gelijktijdig onze schouders op en liepen, alsof we door de ontmoeting met die neppe slaap­kop verbonden waren, naar een boomstronk een eindje verder die ook nog door de zon beschenen werd, maar die zeiknat bleek en zwart beschimmeld, dus niet erg geschikt was als zitmeubel - we konden ook staan, of op mijn poncho zitten, desnoods in het gras liggen, al was de zon daar bijna vertrokken - we deden het allemaal en praatten, alsof het eindelijk toegestaan was en hard nodig - onderwerpen die niet de revue passeerden, konden waar­schijnlijk op één hand geteld worden, of moesten nog verzonnen worden, en ook dat deden we - werelden ont­stonden uit onze monden en vergingen in onze oren - de zon verdween achter de verste bomen en het werd vrij snel frisser - het praten ging door terwijl we dichter tegen elkaar aan kropen - bij het uiterst magere licht van een pasgeboren maantje zaten we samen op mijn schoot ... om ons heen verdween de laatste kleur met het laatste licht en daarmee ook het laatste restje omgevings­warmte, maar elkaar loslaten was geen gewenste optie, waarop het nachtijs om ons heen krakend als windbel­len een donker bos van heldere stammen bouwde die zich als een iglo om ons heen plooiden - warmtedicht werd de beschuttende bel door de kondens van onze ademhaling - in de bewegingloze uren van de nacht kusten we elkaar, voor het eerst en zachtjes en door die aanraking werden we als één hart en één stel longen - waar daglicht mijn lijf en haar lichaam onderscheidde en van elkaar scheidde, voelde ik mij nu in haar opgaan en wat eer nog van haar was, groeide nu in en aan mij - met het laatste restje eigen nam zij mijn gloeiende wens in zich op en daar bleek het evenzeer de hare te zijn geweest - ons kent ons had eindelijk betekenis gekregen en de uitdrukking bleek meteen waardeloos van onvolkomenheid - het ging allemaal zoveel dieper dan het kennen dat mensen zich eigen kunnen maken ... als we een meter verder of met een dag verschil daar waren gaan zitten, was niets van dit alles gebeurd - als we ons niet hadden opengesteld voor die zintuig-uitbreidende ervaring met het warme wilsfluïdum, was ons niets van dit alles overkomen - maar ik loop vooruit ... een stekend licht probeerde zich tussen ons in te wrikken, woedend geschreeuw kwam van buiten, ons werd uit elkaar getrokken, eenzaamheid en verstijvende kou verdreven de warme fusie waaruit we niet los wilden komen - tegen al dat inbreuk makende geweld waren onze, nog steeds menselijke, zintuigen niet opgewassen en met jankende pijn lieten we ons van elkaar amputeren - de stemmen riepen: "wakker worden", "ga naar huis", "je mag hier niet zijn", "je vriest zo nog dood" - het licht kwam van flakkerende zaklantaarns - in de handen van een stuk of vijf gewapende parkwachters, en nog eentje met drie grauwende honden aan rinkelende kettingen ... even nog had ik het idee, dat één van de mannen de nacht niet zou overleven, maar toen ik me afvroeg of ik 'm dat zou vertellen, schudde zij nadrukkelijk met haar hoofd, zij zag het dus ook ... met "komt er nog wat van" werden we, juist door die nachtwaker, aangespoord om toch vooral haast te maken en op te rotten - bij het opstaan wilde ik de poncho, waarop we uren geleden waren gaan zitten, oprollen, maar het ding was foetsie, het gras daaronder en in een cirkel om onze zitplaats heen, zowat ter grootte van de 'gedroomde' iglo, was veranderd in een laag van warmte dampende zwarte grond, waardoor het leek alsof we in een opstijgende dunne mist stonden - geen wonder dat de mannen nerveus waren ... laat in de volgende middag wilde ik gaan kijken of ik mijn poncho terug kon vinden, niet omdat ik 'm een ander niet gunde, maar om te voorkomen dat er een geplastificeerde lap katoen als extra zwerfvuil ging dienen ... het hele park bleek afgezet, want "er was 's nachts een verrekkes lelijk ongeluk gebeurd" en meer werd er niet over meegedeeld - niet dat ik geen vermoeden had ... gelukkig was een van de nachtelijke parkwachten in de buurt en die wenkte mij naar zich toe, wat ik kwam doen - hij haalde de lint-agent over om mij onder zijn verantwoor­delijkheid naar m'n poncho te laten zoeken en hij zou mij niet in de buurt laten komen van het eh ongeluk ... de poncho lag opgerold onder het bankje waar we gisteren niet op konden zitten en de grasmat was vol en onbe­schadigd ... de parkwacht vertelde graag meer, als ik m'n mond kon houden - ja, logisch - hun tierende kollega met de honden was vlak voor de zon opkwam door zijn eigen beesten aangevallen, doodgebeten en al zowat leeggebloed voor hij, de verteller, en de andere wachters dat hadden kunnen voorkomen door de honden dood te schieten - die anderen waren na ondervraging met straffe slaappillen naar huis gestuurd, hij was als enige achtergebleven voor mogelijk nodige ondersteuning van de politie ... het park enkele dagen mijden leek me het beste om te voorkomen dat ik haar onder ogen zou komen met wie ik versmolten was op een voorheen ongekende wijze en welke vereniging aanleiding vormde (of zulks leek ge­daan te hebben) tot de dood van de hondenkweller - zulke lelijkheid wilde ik niet vermengd zien met de heftige schoonheid van ons vervloeien ... een week later bleek dat zij om soortgelijke redenen niet in het park geweest was - we spraken er wel over, maar aarzelend en met voorbehouden, want hadden we misschien die geweldda­dige dood kunnen voorkómen door wél iets te zeggen over wat we gezien hadden - waarschijnlijk niet, dachten we allebei, maar we zouden daarna heel goed mogelijk wel in een lelijk trajekt terecht gekomen zijn, vanwege gebleken en gedeelde voorkennis (wat achteraf als een dreigement opgevat zou kunnen worden) en 'dus' zouden we gelinkt worden aan moordzuchtige neigingen of iets dergelijks - als er iets niet van toepassing was, dan was het dat ... alle andere gespreksonderwerpen werden door ons vermeden, omdat ze door de dood verkleurd wer­den - elkaar en anderen aanraken ging vanaf dat moment moeilijker en werd zoveel mogelijk vermeden - we zagen elkaar daarna ook niet meer - in de loop van de jaren verdwenen de gebeurtenissen van die speciale nacht en de erop volgende dagen naar diep verstopt in het geheugen, in ieder geval bij mij ... wie aan me vroeg, hoe het met me ging en of ik nog weleens ... die kon op vaagheid rekenen, naar omstandig­heden en waarom zou ik - en verder boog ik me over het zoveelste of het volgende glas ... om maar niet te hoeven schreeuwen dat zelfs een blinde - nee, erg goed gezelschap was ik niet in die tijd, en lang daarna ... vervelender was (maar dat realiseerde ik me op dat moment niet), dat er steeds grotere pauzes zaten tussen de keren dat er überhaupt iets aan me gevraagd werd, zelfs "of ik er nog een wilde" werd voetstoots aangenomen, want ik zoop de boel wel op, hoewel ik eigenlijk al lang genoeg had, van een heleboel zaken, niet alleen van polsoefeningen ... er waren tijden waarin de enige vorm van dialoog bestond uit het mompelen van "proost" en elkaar aankijkend (min of meer, zo goed en zo kwaad als de toestand van geestelijke verdwazing of verdoving dat op zo'n moment toeliet) de volle glazen aanstoten en liefst daarbij geen scherven of drankverspilling ver­oorzakend, een beschaafd lijkende vorm van het even uitstellen van de volgende slok ... maar helaas kwam het weleens voor dat ik mijn dronken kop op m'n slappe armen op de bar legde en in snikken uitbarstte, waardoor m'n zinnen vol verdriet en gemis onverstaanbaar door de ruimte zweefden en in een donker hoekje nog verder in elkaar zakten dan ik, die minofmeer half vertikaal over kruk en bar hing ... terwijl met haar in eenheid van onze verscheidenheid te genieten het enige was, wat ik wilde, deed ik niets (zin­vols) om opnieuw in die toestand te komen - jazeker, tussen de katers door sloop ik met kloppend hoofd naar het park, maar iedere keer was ik er vantevoren méér van overtuigd haar daar níét aan te treffen dan plot­se­ling wél oog-in-oog met haar te staan - aangezien je krijgt wat je wenst (en soms wat extra's natuurlijk, waar­mee je niet per se blij hoeft te zijn), verbaasde het me achteraf niet dat ze er nooit was, mijn fosforescerende nacht­zonnebloem ... het enige wat ontegenzeggelijk duidelijk was, was dat er die nacht iets gebeurd was, wat veroor­zaakte dat ik van binnen wist dat zij hetzelfde wilde als ik en dat ze op haar manier net zo hard op zoek was naar mij, helaas met hetzelfde lastige voorbehoud, waardoor die ontmoeting steeds vooruitgeschoven bleef worden ... het haalde de angel er dan wel een beetje uit, maar veel prettiger werd het er niet door ... maar afwachten wat er vanavond zou gebeuren, met die gedachte werd ik vanochtend wakker (hoewel het nog een paar uur zou duren voor ik écht wakker was en ik me al die tijd afvroeg wat er toch zo speciaal kon zijn aan juist vandaag) - het weer kon er ook al geen antwoord op geven, zelden zo'n zootje ongeregeld meegemaakt, van brandendhete zon tot hoosbui in een donker dat kunstlicht noodzaakte om nog wat te kunnen zien in vijf minuten met windstoten waarvan het leiendak in spontaan applaus uitbarstte - en dat in niet-aflatende gehaaste opvolging om kortademig van te worden, maar dát hadden we al wél eerder meegemaakt ... tenslotte bleek dan toch de eerste dag aangebroken te zijn, waarop ik er zo goed als zeker van was, dat ik haar weer terug zou tegenkomen - de uren sleepten zich voort in gespannen afwachting van de avond, want pas dán ... ze zou vast iets anders dragen dan het opvallende witte jurkje van vorige keer, al was het alleen maar, omdat we in een kompleet ander seizoen terechtgekomen waren - ik daarentegen ging gehuld in standaard verpakking, om­dat ik vind recht te hebben op tenminste één saaie eigenschap (niet alles hoeft even serieus in dit relaas) - na­dat ik de weergoden verzocht had om me in ieder geval droog aan te laten komen in de plaats waar ik haar verwachtte te ontmoeten, bleek bij aankomst aldaar mijn vertrouwen in de olympianen terecht te zijn (geweest) - om aan te geven dat mijn droge tocht door het woeste stadslandschap mij écht door hen geschonken was, had ik mijn jas nog niet in de garderobe afgegeven, of de wolken braken weer jankend open - al die na mij binnen­kwamen, waren nat en namen mij mijn schijnbaar egoïstische smeekbede niet in dank af (ik had beter niks gezegd, bedacht ik achteraf) ... weergoden die in oude tongen spreken, hebben blijkbaar hun rechtlijnige beper­kingen, al waarom niet nadrukkelijk gevraagd wordt, wordt onverbiddelijk uitgesloten ... in mijn onnadenkendheid was ik ervan uitgegaan dat het godenvolk (vanwege hun voortdurende vecht­partijen om de liefde, zonder daarbij trouwens gehinderd te worden door ook maar enige vorm van moreel besef) er wel voor zou zorgen dat ik 'haar' zou zien, maar misschien had ik beter kunnen aandringen op die ontmoeting dan op een droge pruik - kortom, ze was er niet al vóór mij en ook daarna bleek ze niet te verschijnen - zou haar ingefluisterd zijn, dat de regen dankzij en vanwege mij zo mateloos ruim op de aarde geslingerd werd - in dat geval zou ik wellicht ook gedacht hebben "bekijk het maar" ... daar staat (achteraf bekeken zelfs vrij duide­lijk) tegenover dat het onzin is om inzake de liefde te vertrouwen op een groep mitische verzinselen die zelf wat dat betreft het wiel nooit uit zullen vinden, getuige hun niet-aflatende terugvallen in oude fouten, waarbij verliefdheid op de onbereikbare vele malen belangrijker is dan liefde voor de bereikte en het veroveren van de vrouw van een ander praktisch onvoorstelbaar hogere ogen gooit dan het samengaan met iemand die ook vanuit zichzelf ongedwongen voor jou wil gaan, het klinkt bijna als achternalopen trouwens, als ik het zo formuleer ... het is weer een maand later - de eerstvolgende mogelijkheid voor hernieuwd kontakt, maar blijkbaar was het goed dat ik me er vooraf niet teveel op had verheugd en dat ik geen al te groot verwachtingspatroon voor me uit stuurde - ik deed waarvoor ik gekomen was: ik vertaalde welluidende akkoorden in kommuni­katief sterke be­wegingen - met grote regelmaat kwam iemand op me af om het begrip van een bepaalde frase in bewogen emo­tieven te delen - tot het moment waarop ik ineens aan godin dacht en mijn ogen op een bepaalde hoek van het uitspansel, de uitspanning richtte, en haar recht in de glimlachende ogen keek - we bogen lichtjes naar elkaar zonder de blikverbinding te verbreken, alles was goed - de aanwezigheid van godin werd bevestigd door drie lijfwachten die heel onopvallend om haar heen bewogen als satellieten om een hemellichaam in schijnbaar volledig willekeurige banen - maar een enigszins geoefend waarnemer kon er al gauw patronen in herkennen die op bioritmes geënt moesten zijn - op het moment dat zij en ik instinktief en voor anderen nauwelijks merk­baar naar elkaar toe bewogen, werden we plots aan elkaars gezichtsveld onttrokken door een tot dusver door mij onopgemerkt gebleven vierde stoorwacht, een groot zwart gat met veel bling-bling, die zorgde voor akute bewe­gingsreversie - een uur later probeerden we het opnieuw, zonder zwarte versiering ditmaal ... inmiddels was het praktisch sluitingstijd, en de noodzaak om te ontschuchteren was voor mij een tamelijk aanwezige pijn (of ik had me verstapt en de kruisbanden rond m'n linkerknie vonden dat niet zo gezellig) - al dan­send draaiden we nu in grote, maar steeds kleiner wordende ovalen om elkaar heen, de ons bindende aan­trekkingskracht werd sterker voelbaar naarmate het universum zich ontdeed van stukken ruimtepuin dat tussen ons in vloog (er zaten best mooie stukken steen tussen met potentie om tot edelgesteente uit te groeien, maar dat merkte ik op met uitsluitend een zakelijke blik, aangezien de rest van mijn ogen gevuld was met godin), het zwarte gat had zonder veel misbaar zichzelf verslonden - tegen de tijd dat ik nova word (en naar verwachting is dat ruim vóór die tijd voor godin aanbreekt), zijn het de ogen waarschijnlijk die ik het sterkst zal missen, reden waarom ik ze (nu het zover nog niet is) voor zo weinig mogelijk omgeving sluit, want ook lelijke zaken kunnen mooie herinneringen opleveren - de muziek hield op, het grote licht ging aan, een deel van het publiek ont­vluchtte rap de konfrontatie met zichzelf in de blikken van anderen - gespeeld nonchalant liet ik mij naar buiten vegen, want dat pad leidde tot rakelings langs godin - en bijna lieten we ons verleiden om aan elkaars hand naar buiten te dwarrelen ... maar waarom die arme lijfwachten bruuskeren, we glimlachten ten afscheid ... in de korte tijd dat ik door het bezemsurfen op minder dan haarlengtes en -breedtes van godin was, voerden we een aardig gesprek, wat weliswaar nog nergens over ging (fatisch taalgebruik, weetjewel, de vrijwel betekenis­loze smeerolie van de maatschappij), maar in tegenstelling tot de uitgesproken gedachtewisseling vrijwel in het begin van dit vervolgverhaal, wel goed geartikuleerd werd en meerdere volledige zinnen bevatte ... op transskriptie hoef je overigens niet te wachten, omdat de échte inhoud niet uitgesproken werd en dus niet opgevangen kon worden om uitgeschreven te worden ... de hoop werd uitgesproken om elkaar weer te zien en vandaag was uiteindelijk een mooie dag geworden - ondanks dat er geen muziek meer te horen was, bleef het bloed maar dansen en seinden we met opkomende en wegtrekkende blosjes ingewik­kelde morseverhalen in een nog onontdekt alfabet - wat het allemaal betekent, zal de tijd wel wijzen - als we nu maar wisten in welke parken we wandelden of waar we verder regelmatig te vinden waren - niet dat ik ongeduldig ben, want te snel te veel gegeten hebben kan net zo hard tot maagzweren leiden als opwinding over gemiste kansen of verstoord­heid over niet duidelijk uitgesproken gedachten ... er is geen onduidelijkheid ... okee, ik geef het toe, met de vorige opmerking (die ook alweer een maand oud is) over de ontbrekende ondui­delijkheid begaf ik mij op een erg smal weggetje dat jammer genoeg aan beide zijden begroeid was met heftig hakende wilde braamstruiken (die gelukkig volhingen met rijp fruit, dus honger heb ik niet geleden tijdens mijn moeizame voortgang, dorst ook niet trouwens), waardoor mijn uitzicht tamelijk beperkt was, dat verklaart het waarschijnlijk wel, snap je, mijn blufferige opmerking ... ik dacht vast dat ik met wat grootspraak de realiteit versneld naar m'n hand kon zetten, maar dat was blijkbaar toch niet zo'n slim plan, want de realiteit gaat al zoveel langer mee dan ik, dus die kent alle truukjes waarmee iemand er invloed op probeert uit te oefenen ondertussen wel, en zo niet álle (want natuurlijke slimheid bestaat ook en vanuit die hoek zou zomaar een verse smoes kunnen komen), dan toch zeker de voor de hand liggende en, laat ik mezelf niet onverdiend op de borst kloppen, zo spektakulair was mijn werkelijk­heids­beïnvloe­dings­strategie nu ook weer niet - en wat ik mogelijk aan natuurlijke slimheid zou bezitten is hooguit van het nivo, waarop een niet al te slim huisdier in staat blijkt te zijn om door kopieergedrag een deur met een klink open te krijgen ... had ik haar niet beter gewoon kunnen vertellen dat ik haar op een minder dichtbevolkte plek wilde zien, om een keer écht met haar te praten, over dingen van ietwat meer importantie? - over vroeger desnoods? nadat ik haar een hand gegeven had, bracht ik de hare naar mijn lippen, en drukte een kus op de rug en op de gekruiste lijnen in de palm ervan - ze liet het warm en glimlachend toe, maar sprak de omineuze woorden: "dat zal de echtgenoot niet prettig vinden" ... waarop ik vroeg "wat niet" (een gespreksonderwerp was in de open­heid gebracht) ... "dat iemand anders mij kust, zacht en bedachtzaam, op een andere plek en manier dan vluchtig en gedachteloos op mijn wangen" - "dat zou ik nog bijna vergeten", grijnsde ik, liet haar hand los, pakte haar vlinderlicht bij de schouders en begon haar wangen te kussen, links, rechts, links, rechts, wel tien keer, in een goed-getraind stakkato en zelden op dezelfde plek, beginnend bij haar onderkaak en eindigend bij de plooi­tjes in haar ooghoeken, die zo fraai de aandacht richtten op het sprankelendste deel van haar gezicht ... iemand tikte mij op de schouder en vroeg bassend "wat ben jij aan het doen?", waarop ik mij halfverbaasd omdraaide en zei "het valt helemaal niet op dat u blind bent, meneer, maar ik zal u antwoord geven, ik kuste de godin, niet een-, niet twee-, maar menigmaal, en het deed mij telkenmale groot plezier" ... "hou daarmee op, en ook met dat rare taaltje, ze is mijn vrouw, niet de jouwe" ... "ook al zijt gij getrouwd, zij is niet uw vrouwe, zij is de hare zelf, haar uw bezit noemen is haar ontkennen" - met een lichte buiging en een groetend "vrouwe, meneer" onttrok ik me aan het tafereel, voor de bas met nog meer onwelvoeglijke woorden mijn oren zou kunnen vervuilen ... hij riep me nog na, dat ik een eind op moest zouten, maar ik zou niet weten welk eind hij daarmee bedoelde en zout op de staart van slakken leggen, was ook al geen hobbie van me ... netzomin als mulders met een draadje om een pootje rond te laten vliegen, want meikevers hebben wel wat anders te doen in die paar dagen dat ze kunnen vliegen - ach, misschien zou de echtgenoot dat voorbeeld wél begrepen hebben, hoewel, bij nader inzien, vast ook niet - en het was ook niet zo'n vrolijke opmerking naar godin toe, dat ze maar weinig tijd had en die niet moest besteden aan vastzitten aan een ketting (ik heb het draadje wat aangepast aan het grootte­verschil tussen molder en godin) ... eigenlijk, weet je, eigenlijk had ik zo vreselijk veel zin om me gewoon om te draaien en godin nogmaals te overladen met kussen, niet overladen in de betekenis van verpletteren, maar in de betekenis van geven, en dan niet alleen op haar wangen, maar ... en ook niet om die plots opgedoken echtge­noot te laten zien hoe het moest, want die vond ik nogal een spelbreker, die had zich gewoon moeten terug­trekken uit het verhaal in plaats van zo plotseling zich tussen godin en mij in te wringen ... waarom weten sommige mensen niet, dat ze niet in iets moois moeten gaan wroeten, dat ze niets anders te doen hebben dan daar vanaf een afstandje naar kijken en misschien af en toe een klein applausje laten klinken, omdat ze ware schoonheid herkennen ... en hun plaats weten, die zich een eindje verder bevindt, ruim uit de buurt ... wat meneer de óngenood zich had dienen te realiseren, was dat godin meer geamuseerd dan geschokt rea­geerde op mijn haar beroerende lippen, en dat zij wonderwel in staat zou zijn om mij (indien ze dat mocht wensen) uit haar omgeving te weren zonder te dien einde meer spieren te gebruiken dan die, welke nodig waren om één wenkbrauw afkeurend naar beneden te bewegen, dat zij derhalve geen moment in enig gevaar verkeerde, althans niet van­wege mijn 'bedreigende' nabijheid - het opzichtige vertoon van af en aan rollende spierbundels door het trouwboeken heertje zorgde voor negatieve spanning en zadelde de omgeving met agressie op - wat er zich al dan niet aan moois tussen godin en mij aan het ontwikkelen was, was niet iets waar zijn gedrag aan bij kon dragen, in ieder geval níét op een voor hém positieve manier, misschien moest-ie me meteen ook maar op m'n bek slaan, dat zou zijn zaak pas écht goed doen ... godin bracht haar door mij in een al half verwaasd verle­den gekuste hand naar de daar dichtstbij zijnde wang, waarvandaan het heetgekuste spoor van mondafdrukken langzaam verdampte, sloot zacht en traag haar ogen en draaide zich om, te laat echter om mij een omlaag­rollende traan te kunnen onthouden - in slow-motion bewoog zij zich van me af, daarbij het afgunstig groen-gespierde wezen als een oude krant naar het afval verwijzend ... terwijl ik mij van haar afwendde (staren kan zo pijnlijk zijn) in reaktie op een vreemd geluid achter mij, werd de beweging van mijn hoofd plots abrupt gestopt - zelfs geen ruimte voor leestekens bleef mij ... om mij heen regende het scherven, van geluk, van glas, van bloed, van pijn ... geen knerpend geluid was het, wat ik hoorde, achter mij, van 'n steelse voetstap in 'n dun laagje scherp schuurzand op een houten vloer, ook niet het piepen van een ongesmeerd scharnier aan een plots verschenen venster, maar iets daartussenin, dus mijn omdraaien was al onder voorbehoud en met gespannen zintuigen in een verwachtingspatroon van valse vuistslagen, maar een in de treurwind opengewankeld raam paste in geen enkel bedacht patroon ... desondanks was de konfrontatie hard en scherp - bloederige strepen dropen in mijn ogen, die ik dan ook maar dichtdeed - iemand pakte me bij de arm en trok me de andere kant op, weg van de glasstort aan m'n voeten, langs waar m'n jas hing en naar buiten ... een bekende stem vroeg of ik naar huis wilde - ja - stopte me in een auto en leverde me thuis af ... ik zocht m'n sleutels, maar voor ik de juiste gevonden had, had iemand (anders) de bos uit m'n handen gepakt, me in de arm genomen en de voordeur ont­sloten - de auto reed weg, de ander nam me mee naar binnen, plantte me in een stoel, liep de trap op en zette boven de douche aan - met één oog halfopen zocht ik de trap op en deed even later de douchedeur achter me dicht en kleedde me uit om bloed en de rest van de avond af te spoelen ... toen voelde ik de deur weer opengaan en hoorde ik godin vragen of ze me ergens mee kon helpen - voor ik een antwoord bedacht had, schoof ze het gordijn open en stapte naast me onder het stromende water ... met een vast op veel ervaring berustende vaardigheid begon ze met een pincet dingen uit m'n voorhoofd en wangen te plukken die aanvoelden als stukjes glas en splinters, wat een irritant prikkend gevoel opleverde, soms tegen pijn aan, maar steeds te kort, gelukkig - op een aantal plekken begon het bloed weer te vloeien, elders ging het daar gewoon mee door - toen godin met m'n kop klaar was, onderzocht ze minutieus de rest van m'n lijf op glasinslagwondjes en andere ongeregeldheden - van haar dwaaltocht over mijn lijf kreeg ik het een stuk warmer dan van het water dat stomend over me heen stroomde ... "op je hoofd na en je linkerhand valt het allemaal reuze mee", zei ze, terwijl ze zich tegen me aan plooide en her en der wat lippen tegen me aan drukte, "ik schrok wel erg van je bloederige vertrek na al die hoopgevende kussen" ... - ... er werd aangebeld en op de voordeur gebonsd: "opendoen, politie", schreeuwde iemand buiten, "anders trappen we de deur in" ... snel pakte ik m'n badjas van het haakje en riep terug, dat ik eraan kwam - ik gaf de badjas aan godin en trok onderweg naar de trap het laken van m'n bed en wikkelde daar mezelf in ... op het moment dat ik de deur opendeed, werd die opengetrapt en stormden drie pubers in uniform naar binnen, die me hardhandig in de boeien sloegen, want: "er is geklaagd, dat hier een vrouw wordt aangerand of verkracht" ... ondertussen kwam godin in badjas de trap af: "hallo zeg, ik ben hier volledig vrijwillig en er gebeurt niks wat ik niet zelf wil, dus, zouden jullie die boeien en jezelf heel snel willen verwijderen?" ... "mevrouw, wilt u zich rustig houden, anders moeten we u wegens obstruktie ook arresteren", blaatte een van de drie petdragende kleuters ... "zou je mij dan even willen vertellen, waarom je hier bent, wie er wanneer waar­over heeft geklaagd en zo?", vroeg godin heel rustig, terwijl ze naast me ging staan, "want het moet je toch onderhand duidelijk zijn, dat je hier verkeerd bezig bent" ... achter de petten vandaan stapte de irritante echtge­noot: "ik heb gebeld, dat hij jou aan het verkrachten was, of dat wilde gaan doen" ... "ach ja natuurlijk, het zal meneer de stalkende ex-genoot niet wezen, zoiets had ik kunnen verwachten na je stomp­zinnige optreden eerder vanavond" ... de uniformen stonden er wat besluiteloos bij (laat ik eens bedenken wat zij bedachten): hun prachtige plannetje om tijdens de koffiepauze van hun (stage-)begeleider een échte verkrachter op heterdaad (of zo goed als) te betrappen en in de boeien te jassen, ging stiekem lijken op een gevalletje machtsmisbruik op basis van ongekontroleerde informatie, enne, ze wáren er best nadrukkelijk voor gewaarschuwd, dat dat geen voltooide opleiding zou betekenen ... godin redde hen: "als je nou slim bent, dan pak je die stalker op, omdat-ie bewust geprobeerd heeft om jullie voor zijn illegale karretje te spannen, en jullie in ieder geval om de tuin geleid heeft" ... de waarschijnlijk minst domme van het drietal knikte bedachtzaam, wenkte een van de andere twee om de stalker van armbandjes te voorzien en maakte de mijne los, terwijl hij mompelde: "hopelijk maakt u hiervan niet meer dan wat het is, een vreselijk misverstand" ... voor ik kon ontploffen, zei godin heel vriendelijk: "als jullie rapporteren dat mijn ex zich niet aan zijn straat­verbod heeft gehouden en dat ik en mijn vriend daar last van hadden, als jullie ervoor zorgen dat er een bijschrijving in zijn dossier van gemaakt wordt, dat hij vannacht op het buro mag blijven en morgen voorgeleid wordt, dan laat ik het aan de rechter over of dit een zaak wordt of niet, okee?" ... "zeker, mevrouw, meneer, exkuses voor de storing" ... de drie wouten in opleiding dropen heel wat minder stoer af dan ze binnenkwamen, met de stomverbijsterde geboeide ex tussen hen in - pas buiten vond hij weer wat woorden en het waren niet de fraaiste, maar gelukkig werd hij ingeladen en weggereden - weer wat rust, maar nu zat ik met wat stomme vragen, terwijl we vantevoren met iets heel anders ... "laten we het daar een andere keer over hebben, okee", vroeg-stelde godin, alsof ik hardop gedacht had, "waar waren we ge­ble­ven?" ... precies op dat moment besloot mijn laken dat het op de grond wilde liggen, godin volgde de bewe­ging met haar ogen en lachte, liet toen heel solidair ook wat stof­figs vallen ... we stommelden kussend de trap op en m'n slaapkamer in - dat er zelfs geen laken op het bed lag, bleek geen enkel probleem te zijn ... toen uiteindelijk ook het gesprek in lichaamstaal een vorm van tijdelijke verzadiging had gevonden, plukte ik het dekbed van de grond en legde dat half over ons heen, voor het geval we in onze slaap toch wat af­koel­den en behoefte kregen aan extra warmte ... het bed was overigens zeker vier keer te breed voor ons ... de volgende ochtend aten we een loom ontbijt tussen andere prettige aktiviteiten door en tegen de middag waren we maar wat blij dat het weekend nog lang niet voorbij was - elkaar aanraken was weer net zo vonkend als indertijd in het park, alleen liepen we nu weinig kans meer om opgejaagd en uit elkaar gerukt te worden door nerveuze bewakers met opgefokte honden ... de voordeur zat op slot en de ex-genoot was in een isoleer­hok gepropt, nadat hij op het politieburo om zich heen was gaan meppen - dat werd ons via het mobieltje van godin meegedeeld, haar nummer hadden ze waarschijnlijk van ex-klojo's toestelletje geplukt ... "indertijd", zei godin, "na die stomende iglo bleef ik die stervende parkwacht steeds zien, als ik zelfs maar naar jou dúrfde verlangen; daar werd ik zo gek van, dat ik snel vaker dronken dan nuchter was, en in die wazigheid verloor ik mijn baan, dat vond ik achteraf ook niks gek, en toen liep ik tegen een vent op, die me wel wát opving, maar vooral dronken bleef voeren, want dan kon hij naderhand zonder veel protesten met me naar bed, en hoe meer pijn hij me deed, hoe minder last ik had van jou willen, dus toen ben ik zelfs met hem getrouwd, nadat ik jou een paar keer in een bar laveloos had zien zitten janken, je zag me niet eens" ... "de laatste keer dat ik kompleet doorzópen in een bar hing, meende ik dat je me riep, maar toen ik opkeek, was er niemand buiten de tapjoep, die zei, dat iedereen weg was en dat het mijn tijd ook wel was" ... "in mijn hoofd heb ik je toen inderdaad geroepen, maar je reageerde helemaal niet, en twee weken later was ik getrouwd" ... "na die keer dat ik je stem hoorde, maar jou niet zag, ben ik gestopt met zuipen, want dat loste niks op, buiten de inhoud van m'n portemonnee en mogelijk stukken van m'n gezondheid, ik was even goed ziek van mezelf en een tijdlang heb ik innemende vrienden en kroegen gemeden" ... "vanaf dat ik met zijn ring aan mijn vinger rondliep, veranderde de vent in een jaloerse slavendrijver met losse handjes - en toch, heel lang was alle pijn die hij me kon doen minder erg dan jouw afwezigheid, tot ik een paar keer nogal verkreukeld in het ziekenhuis wakker werd - dat waren trouwens de enige uitjes die ik in die tijd maakte" ... "toen ik weer bij mijn positieven was, en op zoek ging naar jou, wist ik dat je niet ver weg was, je was min of meer in de buurt, dat voelde ik, steeds beter, maar ik kwam nooit dichtbij genoeg om straat en huis te vinden" ... "ach, dus al die tijd dat ik dacht dat ik mezelf gek aan het maken was, was je het écht in mijn hoofd en mijn lijf" ... "ja, waarschijnlijk, en dan was je ineens weer een tijdje verdwenen, een paar dagen, een week" ... "zal 't ziekenhuis wel zijn geweest, en die dagen, dat is vast toen ik met medicijnen in slaap gehouden werd om de pijn van de kneuzingen enzo niet konstant te hoeven voelen" ... "het spijt me, dat ik je in zo'n rotrelatie terecht heb laten komen met m'n bezopen zelfmedelijden" ... "ach, ik had het ook zover niet moeten laten komen, niet alles is jóúw schuld" ... "en toen uiteindelijk verdween dat waas om je aan-, afwezigheid" ... "ja, toen ik zei, dat ik wegging, meende de vent dat ik maar dood moest vallen, maar hij liet me ongeschonden vertrekken" ... "en waarom valt-ie je dan nou nog steeds lastig?" ... "in eerste instantie vooral, omdat hij dacht dat-ie 'iets' nieuws en jongs en véél leukers gevonden had" ... "prima oplossing, tóch?" ... "eh, tja, ze kon zo lekker mas­se­ren zei hij, maar ze bleek in de horizontale betaalde sektor te werken, en bovendien, ik mocht dan wel dood­vallen, maar ik bleef natuurlijk wel zijn eigendom" ... "was z'n vriendinnetje dan niet een beter koopje?" ... "jawel, tot hij echt verslaafd aan d'r raakte, want toen kwamen de beperkingen, ze was écht van hem, zei ze, maar hij moest haar vertrouwen, haar bazin wilde haar ontslaan, als ze niet vaker kwam wer­ken, dus op haar vrije dag kon hij haar helemaal krijgen, tegen betaling vanzelfsprekend, maar de rest van de week ging ze weer werken, alleen masseren natuurlijk, dat andere deed ze alleen met hem" ... "en de zot geloofde dat?" ... "jazeker, helaas kreeg-ie daardoor weer een boel vrije tijd, en die besteedde hij aan mij lastig­vallen" ... "hij had je toch doodverklaard?" ... "jawel, maar wat wil dat nou zeggen, als zijn behoefte aan masturbatie-sex niet akuut door z'n vriendin bevredigd wordt, dan wordt de herinnering aan zich leeg pompen in mij sterker dan zo'n domme opmerking - en bovendien, daar had ik 'm toch toe gedwongen, niet­waar?" ... "om misselijk van te worden" ... "denk je dat 'm dat interesseerde - voor ik eindelijk wegging, heb ik een keer letterlijk liggen kotsen, terwijl hij in mij bezig was en hij ging gewoon door, hij werd er zelfs extra opgewonden van" ... "wat een zak" ... "ja, toen was het eindelijk pas genoeg voor me - ik heb aangifte gedaan en ben weggegaan" ... "toch wel andersom?" ... "nee, in die volgorde" ... "dus dat hij wist wat hem te wachten stond - maar was dat dan niet riskant voor jou, met zijn losse hand­jes?" ... "daar zat inderdaad wat overmoedigs in, ja, maar ik was het zo zat, ik kon er écht niks meer bij hebben, het kon me ook nauwelijks meer wat schelen, en als hij me doodsloeg, hoefde ik in ieder geval ook niets meer te bewijzen - en van de andere kant hoopte ik natuurlijk dat z'n verstand éven wat sterker zou zijn dan z'n agressie, want die had-ie tenslotte vlak daarvoor al botgevierd door me zo smerig te verkrach­ten" ... "had ik dat maar eerder geweten" ... "o ja? - en wat had je er dan aan willen doen?" ... "weet ik veel, hem aanspreken op zijn gedrag, of desnoods in elkaar slaan" ... "en wie zou daar dan mee geholpen zijn? - jij niet, want jij zou de bak ingaan, en ik zeker niet, want hij zou een tijdje zielig zijn en naderhand hele­maal ongestoord z'n gang kunnen gaan, en wie zou mij daarna nog geloven, ik hield er immers een geheime minnaar op na die mijn zielige, kwetsbare, arme liefhebbende echtgenoot zonder enige aanleiding in elkaar tremde" ... "je hebt gelijk, maar goed dat ik het niet wist - en toch, voor een deel is het ook mijn schuld allemaal" ... "nee, als er sprake is van schuld, dan hebben we die samen, wij hadden erover moeten blijven praten in plaats van daarvoor weg te lopen, na die dode parkwacht met z'n honden" ... "okee, en waar staan wij nu dan?" ... "we staan niet, liefje, we liggen, en heel erg lekker, als ik dat zo mag zeggen" ... met veel genoegen draaide ik me nog eens om, maar waar ik godin verwachtte, lagen half opgerold de van me afgegooide dekens, terwijl ik zelf zowat licht gaf door de op mij aanstormende zon ... wat een prettig eindigende droom om uit wakker te worden - zachtjes herkauwde ik haar naam, halfslaperig keek ik wat om me heen, maar veel zien doe je niet met je ogen dicht - wel hoorde ik weer de muziek waarop we voor het eerst samen dansten, eeuwen geleden, op de grond van onze voorouders, de roodharige sproetekoppen, voort­durend omringd door de penetrante lucht van brandende turf, van thuis, van láng voor de britten ons de taal probeerden te ontstelen, uit de rijkdom van onze niet als zodanig benoemde armoede ... langzaam sijpelt de 21e eeuw weer in m'n hoofd, de turfbrandlucht gaat steeds meer op verse koffie lijken, maar de muziek weigert naar z'n eigen eeuw terug te gaan - er is meer vreemd aan dit ontwaken, want ik ben niet de eerste van ons tweeën die vandaag de ogen opendeed, dat was godin en zij is zelfs opgestaan zonder dat ik daarvan wakker werd ... dáárom zit mijn hoofd vol van het oude land, zij heeft de muziek teruggevonden van onze eerste bruiloftsdans, al die eeuwen terug, toen het leven korter en heftiger was ... en er moet een slaapmiddel in de wijn gezeten hebben - vandaar dat ik zo traag ontwaak en zo zonder heldere omtrekken de dingen zie ... gekruid notenbrood ruik ik nu ook, een lang gevlochten bruidsbrood met anijszaad zoals haar zusters dat vroeger, daar, bakten, toen wij voor het eerst trouwden met onze eerstgeborene op haar borst gebonden, zoete melk voor ons kind ... eindelijk gaat de deur open ... godin gekleed in lange gevlochten haren en getooid met een enkel koren­blauw lint en een krans van klavers ... voor haar uit duwt ze een engelse theewagen (die vast staat voor teruggestolen van de brits) met een grote pot koffie en een ruwe en vol windsymbolen geglazuurd gebakken mok met twee oren - op het onderblad ligt onder fijn linnen het nadampend brood op een porseleinen schaal - ernaast of erachter staat de cd-speler waaruit al een hele tijd onze bruiloftsmuziek verspreid wordt ... godin nodigt me uit om naast haar te komen staan, in de volle zon, met de tuindeuren wagenwijd open ... een nauwelijks voelbaar briesje zorgt ervoor dat de windgong konstant geluid maakt waardoor ongewenste gasten op afstand blijven ... nadat ik het lint van haar schouders gelicht heb en beide uiteinden ervan gekust, knoop ik er mijn linkerpols mee aan haar rechteronderarm, zodat zij beide andere polsen erbij kan snoeren ... we hebben allebei tranen in onze ogen ... na een hele tijd, bij het begin van de volgende melodie, die over de uitgestrektheid van het leven gaat, zeggen wij gelijktijdig "voor altijd en eeuwig en wat daarna komt" ... na het losknopen van het lint, bind ik het om haar middel (die eerste keer ging het om het middel van onze dochter) - ik kus haar voorhoofd, beide ogen, de neus, de mond, haar borsten, haar handpalmen, haar navel en haar hart en vervolgens doet godin hetzelfde bij mij ... de oren worden niet gekust, want we moeten niet alleen naar elkaar luisteren, maar ook naar het weer en het seizoen buiten ... en dan is er koffie ... om beurten dronken wij uit de stenen mok - terwijl godin het brood omhooghaalde, het brak en de goden voor weer een wenteling van het levenswiel dankte, haalde ik van de bovenplank van de kast een dicht­ge­bonden doos in bruin pakpapier, waarin twee erg groot uitgevallen bruiloftspoppen zaten - op het oog niet meer dan grote lappen waarop in het midden een bolvormig iets gelegd was, waarna de lappen eroverheen geslagen waren en de bol er met een riem in was opgesloten - beide poppen waren groen - de een, van wat fijnere stof, was lichter gekleurd dan de ander - op beide was aan de rand een klaverblad geborduurd en in de buurt van de band en de bolvorm was een paarse vlek te zien ... terwijl ik de lichtere pop naast godin en de andere naast mezelf legde, gaf zij mij een stuk van het gezoete notenbrood met de woorden: "op het eten na de mede, volgt het kinderspel, niet het kleden" - ik lachte: "hoe kon ik dat vergeten" ... de zon was allang onder en de maan ruim halverwege de nachthemel voor wij genoeg gespeeld hadden, voor vandaag ten­minste ... haar pop was een prachtige jurk, de poppekop een vestje eroverheen, de riem een rijkversierde gordel ... mijn pop bleek een ruime wikkelbroek met riem, de kop een stevig overhemd ... het paars werd uitgevouwen een lelie, want waren wij niet ooit en nog steeds elkaars eerste liefde ... we deden de kamerdeur open, daalden de trap af en kwamen terecht in een goedlachs feest, dat zowat de hele onderverdieping en de verlichte tuin in beslag nam - er werd uitbundig geproost en uit veel vaten stroomde het geluk in genietende glazen en kelen ... geschreeuw bij de poort sijpelt langzaam als zwarte mist door het sleutelgat over het tuinpad naar ons toe ... "de ex", fronsen we naar elkaar, "nog steeds geen begrip gevonden" - met een berustend gebaar nodigt ze de poort uit om zich te ontsluiten en de achterkant van het verleden toe te laten ... door een nauwe kier tussen onaantastbaar feestende ruggen in heldere kleuren, maar geen daarvan draagt groen, vordert hij, trager steeds, tot waar wij staan, in een cirkel dampend zwarte aarde, het vleesgeworden leven, zoals het nog door geen kunstenaar in doek of beeld vastgelegd is kunnen worden - zijn woede en agressie heeft plaatsgevat in een grauw slaghout, waarover hij maar nauwelijks enige beheersing heeft ... "dat is ver genoeg", fluistert godin met de scherpte van een tweesnijdend zwaard, als zijn volgende stap hem in onze grond zou brengen - ik loop naar hem toe, terwijl ik niet van godin's zijde wijk, en ontneem hem het geheven bedor­ven hout ... "kijk naar wat er van je overblijft", zegt godin ... de ruggen van de feestenden om ons heen zijn hard en strak en blinkend geworden, een grote ronde muur van spiegel waar hij er maar zicht op heeft - het feest druist onverminderd voort, de gasten kwamen door de tijd ... langzaam splitst het beeld in de spiegel zich in een versie van hem die was en een die kan zijn ... afhankelijk van waar je staat, komt je rechts een verkrampt figuur vol grof geweld tegemoet en staat links een verwaarloosd jongetje zonder uitingsmogelijkheden ... tussen hen in staat naakt de ex alle moeite te doen om een woedende erektie te verbergen ... "kies", zegt godin, "niet iedereen krijgt zo'n helder beeld van waarden" ... hij gromt in blinde drift en pro­beert de lucht te verkrachten, maar die gaat onaangedaan opzij ... "meer hulp verdien je niet", fluistert godin, terwijl ze met een opgetrokken wenkbrauw erektie en drift laat verdampen, de woesteling achter­latend als een verlopen lege huls ... ik breek het slaghout op m'n knieën en leg de stukken voor de voeten van ex, hij staart er niet-begrijpend naar ... het jongetje loopt ernaartoe, bekijkt de stukken nadenkend, vist een vlindermes uit een van de zakken van de stilgevallen woesteling, gaat op de grond zitten en schilt het grootste deel van het oude hout van de in twee gebroken tak - daarna graaft hij met datzelfde mes sleuven naast de naakte voeten, waarvan de eigenaar verwoed verspilde moeite doet om zijn drift terug te vinden, legt daar de stukken tak in, bedekt die met wat aarde en watert over de jonge aanplant, niet al te zorgvuldig, want de naakte driftloze heeft daarna behoorlijk natte poten ... ondertussen is de spiegelwand weer opgelost in feestende gasten, waaronder wij ons mengen, de dampende aarde gaat met ons mee ... als ik achterom kijk, zie ik dat het schillen, planten en bewateren van de takdelen effekt hebben: rond de ex ontspruiten twijgen die snel een dicht struikgewas vormen, de bewegingloze woesteling en het knaapje met de groene vingers verwaaien gedeeltelijk in vlinders, terwijl de rest van hen via de aarde terug opgenomen wordt door de verwarde ex waaruit ze voortkwamen ... en die gaat tenslotte verdrietig op de grond zitten ... met de tuin dansend om ons heen geven we ons afwisselend over aan feestgedruis en kinderspel, slapen kan altijd nog ... het leuke van feesten geven is dat je mensen uit kunt nodigen die je al tijden niet hebt gezien of gesproken, het nadeel van zulke feesten is, dat je bij een geweldige opkomst per saldo weer weinig tijd en aandacht aan de individuele gasten geven kunt - zo is het altijd wat ... gelukkig vallen er nauwelijks hiaten in gesprekken met mensen met wie je een gezamenlijke historie deelt, ook al verlopen er eeuwen tussen de momenten waarop je kontakt met elkaar hebt ... en hoe vaak voer je niet een gesprek in een gebaar of een blik - wie wél verstaat, heeft weinig nodig ... het feest ging door tot de maan aan het einde van de honing­drank in het donker van de tussengeschoven aarde verdween en de nachthonden blaften, waarna de zon zorgde voor een herfstig seizoen van opgeruimde schoonmaak, een schrale winter van diepe rust en een uitbundige lente vol levenslust, maar wij, we dansten erdoorheen, als pasgeboren geliefden in volledig weten ... toen we tenslotte moegedanst en met lachkramp in de kaken in slaap vielen, wist ik al dat ik bij het ontwaken slechts ontbijt voor één hoefde te maken - een lichte deuk en wat rimpels in de lakens aan haar kant van het bed waren er zichtbaar bewijs van, dat ik niet alleen van deze slaapplaats gebruik had gemaakt, de geur van het kussen en een paar losse haren waren de hare, maar zijzelf was verdwenen ... godin was verder gevlogen, ze kon niet anders ... wanneer ik haar wéér zou zien, wist ik vanzelfsprekend ook al toen ik verkwikt en wat verdrietig opstond, maar ergens tussen nu en dan zou die herinnering verdwijnen, en zouden we weer als twee vreemden tegen elkaar oplopen ... in feite zou ik ook nu naar die tijd en plaats kunnen gaan, gewoon al het tussenliggende overslaan, maar niemand van ons, het feestende tuingezelschap, doet dat, omdat de tijden in gemis hun eigen verhalen en belang hebben ... ondertussen is de verdrietige man in de struiken erachter gekomen dat hij in zijn jeugd beter andere beslissingen had kunnen nemen ... vanwege de feestelijkheden gunde het leven hem een kans om dat te bewijzen (niet dat hij dat zelf zou beseffen overigens): de verjongde (en waarschijnlijk onvermijdelijk ook toekomstige) struikzitter koopt een tweedehands rugzak en een slaapzak en begint aan een wandeltocht door zijn nog nooit geziene vaderland - vroeger in het verhaal komen we hem tegen, terwijl hij zich slapend houdt op een bankje in een park ... en ook 'n volgende keer zullen we hem vast niet wakker maken, want toen weten we dit alles nog niet ...

 

        eh, afsluitend iets algemeen notigs (dit had je misschien eerder willen weten)

de tussenkopjes zijn ontleend (vertaald, maar meestal wel vrij letterlijk, uit het engels of iets wat daarop leek) aan evenzovele -ongewenste- reklameboodschappen die tussen m'n normale e-mail terechtkwamen ... allemaal zaken die een mens blijkbaar nodig heeft om enigszins 'normaal' te kunnen funktioneren, maar die ik persoonlijk nog niet écht gemist had - de kopjes (die ik op voorhand in een tamelijk willekeurige volgorde had neergezet) beïnvloed­den de loop van het vertelde (soms zelfs op een licht storende wijze) - dat verhaal zélf wilde overigens slechts in porties van een, twee of hooguit drie 'hoofdstukken' per dag worden geschreven ... en dan weer weken, maanden zelfs, niks ...