wat alleen waargenomen werd door twee verwilderde konijnen in het graspark aan de voet van de toren, was dat de goeroe stil bleef hangen op anderhalve meter boven de grond, op z'n gemak ronddraaide tot zijn voeten de grond raakten, ontspannen zuchtte en rustig wegwandelde in kleding die enigszins in wanorde om hem heen hing - de konijnen gingen door met knabbelen aan het groen tot eentje er getroffen werd door de kamera, waarop de andere kortoor opschrok en zonder er bij stil te staan wegsprong, een tien- of twintigtal meter verder weer tot rust kwam en verheugd aan een verse voedselbron begon te knagen ... wat er van de zestiende 'maagd' van de goeroe terechtkwam, werd later niet meer omschreven als uiterst herkenbaar - enkele uren later leefde er geen enkele meer van de 'bruiden van het licht' ...
inmiddels was de meiregen van gedachten veranderd en had zich verscholen achter de rug van een zich verder als uiterst vruchtbaar ontwikkelende seizoenenreeks ...