verse eieren

laatst kwam mijn dochter terug van school - het instituut wil universiteit genoemd worden, maar de waarde van dat begrip is mij te veel uitgehold, en zeker sinds de invoering van de meesterlijke vrijgezellen - vroeger gin­gen wij gewoon naar de kroeg en zopen ons uit bokalen een stuk in de kraag, maar zaten de volgende ochtend (wat wazig en wattig waarschijnlijk) gewoon om half negen weer in de schoolbanken en niemand die zich er druk over maakte dat de leerkracht, een hoogleraar, bijna emeritus, een uurtje later kwam, want die wankelde rond drie uur die ochtend samen met ons langs de grachten, net zo verbaasd als wij dat er zich wel een hoop stilte uitstrekte vóór ons, en ook waar wij zojuist liepen, maar nooit waar wij ons bevonden - daarover wilde hij met ons die ochtend op school wel uitgebreid van mening verschillen, over de filosofische rekbaarheid van het begrip aanwezigheid als afbakening van rust en rumoer, maar omdat hij er nog niet was, mijmerden wij daar in alle gemoedelijkheid wat voor onszelf over, zonder er veel woorden over vuil te maken, en sommigen kon­den dat, zo hadden ze al veel eerder bewezen, het beste met het hoofd op de armen en de ogen gesloten ...

vooruit maar, zo'n trip terug in het verleden is aardig voor die er indertijd deelgenoot van waren, mijn dochter was dat natuurlijk niet - het zou op dat moment nog jaren duren, voor we zelfs begonnen waren met over haar (of andere kinderen) te denken - en over haar zou deze uiteenzetting gaan ... en dat ik aan mijn eigen studen­tentijd terugdacht, is om wat ze mij daarvóór vertelde (waar ik het direkt over ga hebben), wij hebben ook even zo'n figuur voor de klas gehad ...

mijn dochter kwam dus terug van school, redelijk verontwaardigd, want vandaag had zich een nieuwe docent gemeld, die het met haar klas dit jaar zou gaan hebben over de veelzijdigheid van de uitdrukkingswijzen waar wij specifiek in het nederlands de beschikking over hadden ... volgens hem was dat specifiek niet van toepas­sing op de expressiviteit van taaluitingen in het algemeen, maar vooral, eigenlijk uitsluitend, op die van het nederlands, het nederlands was namelijk een supertaal ... de klas wilde het daarover gezellig niet met hem eens zijn, maar dát was niet de bedoeling, want eerst zou hij de kuikens, het materiaal waaruit de leerlingen op dit moment nog bestonden, het genoegen laten smaken om deelgenoot te worden van zijn erudiete belezenheid en een aanvaardbaar deel van zijn méérkennis (aanvaardbaar volgens hém, gebaseerd op wat hij verwachtte dat de arme pieps aankonden, hen niet vermoeiend met al wat hen principieel toch boven de pet zou gaan) ...

"niemand hier heeft een pet op, meester", zei joop toen tamelijk gedecideerd, je weet hoe joop is, ma, zei mijn jonkie en ik voelde al hoe ze zich kwaad begon te maken, omdat die docent niet begreep, dat joop het niet over hoofddeksels had, maar over de slimmiteit van zijn klasgenoten en hemzelf - meneer docent had waarschijnlijk zijn eigen pet vergeten te meten, want joop moest zwijgen als de grote mens praatte, en hooguit mocht hij pro­beren het juiste antwoord te verzinnen als hem een simpele vraag gesteld werd - joop vroeg nog beleefd of hij wel in het lokaal zat, waarin kollege gegeven zou worden over de ontwikkeling van taalbloemen en stijlfigu­ren in de nederlandse literatuur sinds de middeleeuwen, maar meester van kruiningen keek hem wat verwil­derd aan en vroeg of hij wist wat een prepositie was - natuurlijk, zei joop, een voorzetsel, maar waarom zou je daar latijn voor moeten gebruiken - fout, wijsneus, een prepositie is een vóórveronderstelling, en daar bedien jij je van, als je niet eerst veel wilt leren vóór je meent een eigen mening te moeten ventileren ...

toen werd het heel stil in de klas, wat was dit voor een docent, moest die even laten zien, dat-ie ons kon impo­neren met moeilijke woorden en ging hij er écht van uit, dat wij rechtstreeks uit de voorschoolse speelhoek in dit lokaal geplant waren, wat een ei- (dochter pauzeerde haar verhaal, maar vulde het woord aan) -kel (mogelijk niet zo beschaafd, maar wel hartstikke duidelijk), die had zeker nét z'n diploma gekregen, of door z'n ouwelui laten kopen, terwijl hij zelf niet verder gekomen was dan wat stripboeken en 'mijn eerste woordenboek' - na de les, in de koffiekamer, hadden ze er samen nog over gemopperd dat het voor dit vak waarschijnlijk een verloren schooljaar zou worden, als het zo door zou gaan, en dat ze ervoor konden kiezen om bij toerbeurt als een stel­letje zombies in de klas te gaan zitten, of om met z'n allen alles ter diskussie te stellen wat meneer hoog-in-de-bol verder nog aan onverstaanbaars te berde bracht, of om meteen maar een gesprek met het afdelingshoofd aan te vragen, omdat ze hun tijd wel beter konden beste­den dan hem te verdoen met iemand die nauwelijks iets wist en waar ze niks van konden of wilden leren ...