* ontluistering *

 
* ontluistering *
vooralsnog een grote leegte, deze inleiding
invisibletextandallthatjazz that'sridinghorse tomakethingsworse beforeendsmeet indifferentbreed
ontwaken

dat de deur kraakte bij het openen was te verwachten - het huis stond eeuwen onbewoond op de klif te vechten met wind en storm en opgejaagd zeewater - hier zou ik geboren moeten zijn, lang geleden, in het donkere bediendenkamertje onder de omhoogkrullende trap, in het roestige bed met het ondertussen halfvergane beddegoed waarin ik nu voor het eerst (bewust) mijn ogen opende, in 'n volgroeid lijf - niet bovenmatig gespierd gelukkig, want wat je oppompt, wordt ooit hangende ballast als lucht en kracht het verlaten ...

bezittingen had ik niet, buiten huis en bed, en een behoorlijk verweerde spiegel, waaroverheen ooit een doek gehangen had en waaronder in een ijzerbeslagen kistje een zwaar verzegeld omslag (stil en nameloos vast op mij te wachten) lag ... en verlangens weinig, naar eten en drinken taalde ik niet, maar enige kleding was wel prettig geweest, aangezien het buiten zowel als binnen hard waaide en het diep in de witte winter was ...

laat ik u de inhoud van het perkament uit de envelop meedelen: "in het jaar 1834 volgens de telling van de maagd ontstond gij in haar ruststede onder het teken van de lemniskaat - in de zeven volgende jaren was uw rustige ademhaling het enige zichtbare teken dat gij in leven waart - daarnaast groeidet gij in vergelijkbare onrust als andere kinderen, die speelden, genoten van het leven en pijn, ziektes en verdriet deelden - zo niet gij, gij sliept, droomdet zelfs niet volgens onze dokteurs, die op oogbewegingen letten en spiertrekkingen - u omdraaien, tegen huidbroei, was tegen uwen zin, en anderszins onmooglijk, gij woogt meer dan een stel trekpaarden en een hooggetaste hooiwagen - gij verloort uw moeder op de begindag van uw 18e jaar en in het jaar daaropvolgend werd, naar haar wens, de klif volkomen ontdaan van menselijke bewoning, werden wouden en velden verbrand en voor begroeiing ongeschikt gemaakt - om uw ontwaken, op uw tijd, door geen te laten verstoren - in deze briefhul vindet gij uwen sleutel - opdat het u goed ga ..."

onderweg

bij het openen van de omslag wilde een kleiner pakje aan het perkament ontsnappen, maar zonder er bewust op te letten (bedacht ik later) schoot een van mijn handen uit om dat te verhinderen - aan gewicht en vorm wist ik er twee sleutels in en welke dat waren, eentje voor het kistje waarin de envelop gezeten had en eentje voor de deur achter de volgende verdieping ... dat het kistje niet op slot was (want hoe anders had ik het kunnen openen met het sleutelpakje in de envelop erin), betekende dat het slot minstens een dubbele funktie moest hebben, en vast ook dat het kistje meer doelen diende dan zijn opzettelijk armoedig in elkaar gezette en daarnaast door de tijd en het stof verwaarloosde uiterlijk eenieder wilde doen geloven ... de vorige gebruiker wilde er zeker van zijn, dat het er nog zou staan op het moment dat ik tenslotte zou besluiten om over te gaan tot het openen van mijn ogen en het innemen van een plaats in de vaart der volkeren ...

dat ik zou weten welke rol er voor mij weggelegd was zonder dat alles gespeld hoefde te worden, viel te konkluderen uit de summiere welkomstgroet, maar zeker weten deed ik dat uiteraard niet - wat als ik te lang gewacht had met wakker worden ... aardig dat ik me zulke vragen kon voorstellen, maar zinloos, nodeloos en niet te vergeten, volledig ongepast, voor mij - het rad draaide en ik stond erop, ongetwijfeld, en ik stond er aan, als stuur, en voor ogen draaide het mij niets, duidelijker dan dat zou het niet worden ...

mijn denken werd gearchiveerd, konstateerde ik tot mijn volledige tevredenheid - simpel zijn de genoegens van de groten - zoals mijn woorden ogenblikkelijk wet werden en daarin geformuleerde akties per direkt ten uitvoer gebracht moesten worden, hetgeen spreken op dit moment uiterst onzinvol maakte, omdat het 'n nog onverkende ruimte zou dwingen in beweging te springen en mij zou ontdoen van het ontdekken van de een-alleen, een snel voorbije luxe ...

met de grote sleutel in de hand verliet ik daarop mijn rust ...

onverwacht

mijn huis had geen dak van spanten en pannen en toch viel de onophoudelijke neerslag niet om mij heen op de roodgebakken tegelvloer - ergens tussen waar het dak had moeten zijn en de net zo afwezige zoldering van de begane grond waarop ik stond, bogen druppels en vlokken in een betekenisvol patroon af van hun vermeende verplettering - die dans kende ik, in mijn achterhoofd hervormde zich meer van het kollektief voorouderlijk geheugen ...
de temperatuur van de mal waarin het zich goot, nam langzaam toe en een golf van behaaglijke energie daalde langs zenuwbanen en andere kanalen in mij tot zelfs de vingertoppen en teenspitsen in dat genoegen deelden ... mijn vervallen burcht kon zo koud zijn, omdat er geen warmte van buiten nodig was om mij te koesteren - bij het rondkijken viel m'n blik op de spiegel in de rust, die wierp het verweerde oppervlak van zich af en hernam zijn eerdere stralende helderheid ...
ook de vestingmuren trokken zich op in hun oude luister, alleen omdat ik ... ja natuurlijk, het huis leeft bij de gratie van de meester, het zij man of vrouw ...

de stem van mijn moeder klonk in een lang vergane tong: "it took you long enough my son, so now, well prepared, give birth to your sister" ... waar het geluid vandaan kwam, was mij niet duidelijk, maar aangezien ik niemand in de buurt voelde om het aan te vragen, nam ik aan dat het een stem in mijzelf was die het woord voerde ... dat er in deze tijd ook apparaten waren die door bewegingen gestart konden worden en die stemgeluiden konden voortbrengen, was mij op dat moment nog niet bekend, maar toen ik terugkeek op dat ogenblik van de verstolen stem, vond ik ook zo'n kontrapsie niet ...

belangrijker was dat ik in mij voelde hoe organen verschoven, plaatsmaakten voor andere die, hoezeer ook gelijkvormig, op een ander funktioneren voorbereid waren - mijn zuster leefde in mij, haar verstand vlocht zich door het mijne - waar ik voor brute kracht zorgde, bracht zij subtiliteit, gevoel, sluwe overredingskracht ...

ontmoeten

als ik die stem niet had gehoord, was het leven vast heel wat simpeler gebleven dan het nu waarschijnlijk zou worden, en dat lijkt me zo erg voor de hand liggen, dat ik me afvroeg, waarom de gedachte door m'n hoofd bleef spoken, óndanks dat het kollektieve geheugen me voorhield dat ik me er niet druk om moest maken, nee, het was juist daaróm, die voortdurende poging om me te weerhouden van nadenken over mezelf, onszelf dus, een andere vorm van reflektie dan kijken in de spiegel me opleverde, of kon die spiegel me misschien meehelpen om zaken op een rijtje te zetten die ineens niet meer zo eenvoudig leken te gaan worden ...

het koor in mij jankte dat kennis moest kunnen rijpen, dat ik te vroeg wijs wilde zijn, dat uit mijn gedachten weinig goeds komen kon, afijn, als m'n voorouders weinig anders dan dat wisten te melden, dan konden ze wat mij betreft verdwijnen - of alleen die gedachte voldoende was, of dat ik daarnaast inwendig nog iets anders deed, wist ik niet, maar ik voelhoorde een soort klik - het was stil, uiterst aangenaam, en ik was er absoluut zeker van, dat ik die 'deur' zonder twijfel ook weer open kon zetten als dat nodig mocht zijn, daar ging ik me niet druk over zitten maken ...

nadat ik m'n rust inliep en de deur van de kamer zich achter mij gesloten had, hoorde ik regen en hagel er tegenaan kletteren - de spiegel liet zich van een veel betere kant zien dan toen ik enkele uren geleden (zo kort tevoren was het nog, maar het voelde aan als, wat, weken?) wakker werd en opstond ...

wat me opviel, was dat het perfekte evenwicht tussen m'n gezichtshelften aan verandering onderhevig was, er kwam wat meer leven in, niet langer de twee gelijke kanten van mijn medaille, maar bewijzen van de interne aanwezigheid van iemand die door de stem van mijn moeder als mijn "sister" werd omschreven, wat vast bij wijze van spreken was, m'n zus had best als zelfstandige persoonlijkheid geboren kunnen worden en opgroeien, zonder als ingebakken ei in mij te rijpen, en waartoe?

ongeduldig

het zal zeker voordelen hebben om altijd een adviserende stem van de andere helft van het volk in je te weten, maar van de andere kant zit je er helemaal niet op te wachten om konstant afgelegd te worden, je wilt af-en-toe in een halfdronken bui ook wel eens lekker ongestoord van bil met een aantrekkelijk mokkel uit de kroeg zonder dat er een lid van het morele verontwaardigingsgilde door je hoofd ligt te walsen ...

zozo, die, eh, zús van me heeft een erg fysiek vokabulair en weet me daarbij uiterst plastische beelden voor te schotelen - zuslief heeft een aantrekkelijke manier gevonden om me niet voor haar af te sluiten, of om haar in mij van de buitenwereld af te sluiten, dus kan ik me haar kijk op de wereld beter snel eigen maken, om af te komen van dat zinloze gebloos waartoe haar kommentaar leidde, het is maar goed dat we hier volledig onder ons zijn, met z'n tweetjes alleen, zelfs zonder het kollektieve dodenrijk om me/ons de wet voor te schrijven ...

alleen begrijp ik niet helemaal, waarom ze in me zit in plaats van dat ze naast me staat, of het zou moeten zijn dat haar bestaan om een of andere reden beter geheim kan blijven, omdat haar manier van waarnemen mij meer grootsheid verleent, of extra veiligheid vormt, een wapen tegen iets onbekends nog ...

haar aanwezigheid in mij verwart mijn absolute zelfverzekerdheid, alsof, wel, niet alles alleen ís zoals het er uitziet, maar levert dat dan ook zinvollere overwegingen op? - misschien weet zus zelf het antwoord? ... mijn tenen krullen van het lachen - okee, zus mag zich even bij de rest van de familie voegen, het was een serieuze vraag ...

volgens mij wordt het trouwens tijd om buiten het weer tot kalmte te manen, want het buitje is veranderd in een huilende storm waarin heel wat andere stemmen te horen zijn, pijn, verdriet en eenzaamheid - mijn huis heeft rust, warmte, droogte nodig en statigheid en ik ben de enige die daarvoor kan zorgen, eventueel samen met zus, als ze zich tenminste goed weet te gedragen ...

onbewolkt

okee broer, laten we even buiten de boel in orde brengen - jij dan, ik kijk alleen, met weer en wonen bemoei ik me beter niet, dat heeft mijn tierelantijnen niet nodig ... hebben wij namen trouwens, of is het daar de tijd nog niet voor? - ja zus, en nee, wel namen, maar nog niet voor nu, namen komen niet alleen voort uit geslacht en afstamming, maar ook uit gedrag, verdiensten en welwillendheid ... juist, dus we hebben ze wél, maar nog niet verdiend, klinkt bijna verstandig, maar wat, als we nu iets anders doen, dan wat onze voor­gebakken namen aan inhoud hadden? - twee mogelijkheden, óf we blijven heel lang naamloos, óf we blijken anders benoemd te worden - en door wie dan, we zijn met z'n tweeën, nou ja, jij bent er en ik, als inwoon­ster, ook zo'n beetje - méér dan 'n beetje, maar hoeveel precies kan ik ook beter niet aangeven ... genoeg voor nu?

zeker, ga jij buiten het weer maar op z'n donder geven, dan kijk ik er wel naar zonder er bij te gaan staan, hmm, ik weet niet waar dat ineens vandaan komt, het leek wel een liedje en stemmigheid zat niet in mijn pretpakket ... zusje, zal ik je weer even wegdoen? - nee nee, niet weer bij die ijskonijnen met hun afkeuren­de gestaar ... da's omdat jij leeft en zij niet, maar nu stil ... (m'n hoofd knikt lichtjes, subtiel, zus moet wel oppassen, het is mijn lichaam, en het is niet aan haar om - maar dat begrijpt ze natuurlijk, dit was 'n mededeling zonder uiting, het voorouderlijk kollektief jaagt haar écht angst aan) - okee, zus, fluister ik ...

op het moment dat ik 'open' naar de deur denk, verdwijnt het geluid van het onweer aan de andere kant ervan, en waar de opendraaiende deur me de hal laat zien, zie ik het vocht verdwijnen, de vloer is droog en schoon, neerslag loopt weer weg over de koepel die, erg effektief, niet bestaat - 'word vast', denk ik, en er vormt zich een gewelf met spanten en balken, een verdiepingsvloer, waardoor de trap die over de rust loopt, weer 'n doel heeft gekregen - hoe groot zou m'n huis wezen ...

ontstijgen

bij het beklimmen van de trappen, droog, versgelakt (maar met de verfstank verdwenen) en met fraai tapijt belegd, is me al snel duidelijk dat hoe hoger ik gaan wil, hoe meer huis er om me heen ontstaat - als ik niet oppas, bouw ik een toren die tot spraakverwarrende taferelen zal leiden - elke verdieping in een eigen tijdsstijl en van daarbij gebruikelijke materialen - goed om te weten, maar verre van noodzakelijk op dit moment, waarin ik niet op zoek ben naar de verten van de tijd, maar naar de diepte en omvang van m'n bestaan ... na drie wijdse en statige trapwindingen, en evenveel etages, voorzie ik een passend dak met solarium en terrassen, gedeel­telijk immaterieel overkoepeld, maar het geheel afgeschermd van woeste weren door een borstwering met kantelen, waartussendoor ik de omgeving in al mijn kalmte kan overzien ...

bossen beginnen in de omgeving van mijn bergtop en woonstede te groeien, vogelgeluiden stijgen eruit op, een grote vogel, die ik arend noem, zet zich naast mij op de roeststenen in de schuttende rand - wij herkennen in elkaar de jacht - arend slijpt haar snavel schoon en weer scherp en vliegt spiedend weer op, eenmaal roepend, onder achterlating van zijn eerste jachtbuit, een vlaamse reus met gebroken nek, maar geen zichtbare wonden in de vacht, om het leer voor kleding te kunnen gebruiken, een konijnenmantel voor me, hoe treffend voor mijn wolvennatuur ... zus toont mij in gedachten het patroon waarin ik mijn koningsmantel uit alle mij toekomende vachten samenstel, mijn handen krijgen haar gevoel voor vilmes en naald en draad, terwijl ik haar looien leer en weet dat handen en nagels daar zwart en glad van worden ...

arend vliegt af-en-aan met verse prooi, die ik vil, waarvan ik huid-en-haar opspan en kaalschraap, maar de gevleugelde vriendin eet alleen wat ik over de dakrand gooi, zij vangt de ontklede jachtbuit voor die de grond raakt en verdwijnt weer, op zoek naar een volgend deel van mijn kaart van de domeinen, want dat wordt mijn mantel ...

onbereisd

terwijl het bos om mijn huis heen majesteitelijk recht opkomt, tot genoegen van zus, die nog nooit ruimte en groei zag (en vast geen weet had van wat ze me eerder zo imponerend wist te vertellen over kroegen en de vleselijke liefde), besluit ik tussen de ontmoetingen met arend en de groeiende beeldvorming van het terrein van mijn erfenis af te dalen in de katakomben van mijn huis, want ons verblijf bovengronds is niet meer dan een dagpauze tussen twee nachten aarde, een hap zonnelucht tijdens een donkerwaterzwemtocht ...

de trappen lopen zwaarder dan die boven de rust, geluid klinkt natter en ruikt vol kleine oude dieren en plantjes in wroetende beweging - soms zucht een tree van de inspanning om recht te blijven liggen, maar spijkerspinnen weten gehoorzaamheid af te dwingen, al weten ze niet waarom ze zich daartoe geroepen voelen en nemen ze van mij niet meer waar dan van een vlaag herfstwind ... trapleuningen die zich hun vorig leven als boom te lang herinnerden, zijn weggerot van verdriet en verlangen naar eer, ze zijn te ver heen al om nog door een gedachte aanraking of konkrete beroering terug greep op hun laatste doel als stijg- en daalhulp te krijgen, ik laat ze verder wegzinken in hun kringloop van krioelend vergaan - als zachtgonzende trage rivieren vallen ze de kelders in, waar ze rustig wachtende schimmels aansporen om licht te werpen ...

in het aardeduister klinken helder de zware droppen van onafgebroken valwater, het niet-opdringerige ritme van de juiste richting voor alles wat te hoog kwam en neerging ... arend zong datzelfde lied steeds voor ze zich op een nieuwe prooi liet vallen, en de prooi zong het stemmig refrein van aanvaarding ... geen onvertogen woord kwam voor in de jacht, geen angst of woede schreeuwde schrille kreten, want zo is het leven niet ... wie schreeuwend eist, waant zich bevoorrecht bezitter, en die sterft armer dan wie nooit iets te verliezen had op het leven na - en dat is ook niets meer dan maar een toevallig ontvangen gift ...

onbezwaard

dat giften met verantwoordelijkheid komen, staat natuurlijk als een meerpaal bij een aanlegsteiger, onjuist gebruiken of weggooien is ondankbaar en arrogant - zo wordt in kronieken ook gemeenlijk geschreven over het lange slapen tussen geboorte en akseptatie van het geschonken leven door de leden van mijn geslacht - dat is niet ons probleem, ertegenin gaan om te pogen uit te leggen wat de reden is van dat tijdsverloop, bleek tijdverlies en zinloos verspilde energie ...

zoals een van mijn voorouders het ooit omschreef "daden, de kracht daarin of het ontbreken daaraan, zijn aktiviteiten van het lichaam, verwarring speelt zich af in het hoofd, dat waarneemt en afwisselend wel en niet begrijpt - maar de daden hebben dan al plaatsgevonden, in werkelijkheid of in verwachting, en de verwarring wordt ontreddering, aan beide zijden van de schaal" ...

maar er was niemand die het begreep, niet in haar tijd, niet in een latere - en mijn verwachting dat iemand die deze woorden nú leest, daaraan enig begrip kan ontlenen, troost desnoods, is niet erg hooggespannen - het zal wel weer gezien worden als neerbuigendheid, zelfoverschatting of gebrek aan zelfkennis en zelfreflektie, en afgedaan worden met een simpel en nietsverklarend "zie je wel" ... en dat is de beste manier om de aandacht van jezelf af te leiden en met een beschuldigend vingertje naar een ander te wijzen ...

zoals ook een heksenjacht meestal wordt aangevoerd door niet al te bedreven kollen die menen bij oppervlakkig onderzoek al door de mand te zullen vallen, en daarom proberen niet in beeld te komen als mogelijk schuldigen door het zélf fanatiek opzetten van 'n tribunaal - dat ze daardoor hun eigen gemaskeerde paniek rondstrooien, zeker als ze alle kanten op wijzen om zelf buiten schot te blijven, en er zelfs niet voor terugschrikken om toevallige passanten (vast niet schuldig en al zeker niet doelbewust) aan te klagen, mogen we hen toch niet aanrekenen ... op angst gestoelde reakties van het primitieve verstand ...

ontbloeien

het verblijf in de kelder zadelde me al te nadrukkelijk op met een historisch-filosofisch probleem met weinig edukatieve waarde (waar ik niks mee kon en ook nauwelijks in geïnteresseerd was), voor lichamelijk vermoeiendere zaken (in het heden, al een stuk belangrijker in mijn ogen, groen met een snuifje blauw) kan ik me beter enkele trapwindin­gen hoger bevinden, en vondsten (om later te gebruiken) hebben liever de vrije atmosfeer daar weer boven in zicht - de katakomben verbinden me met mijn herkomst en die van andere schepsels (zonder dat al te nadruk­kelijk te tonen), de begane grond en nog wat verdiepingen laten het bloed sneller stromen (je mag wel seks zeggen, mompelt zus afwezig, maar wat weet zij daar nou van, of ik trouwens, nu we het daar toch weer over hebben) en op het dakterras zijn arend en ik (en wellicht nog wat andere kreaturen) goede vrienden, wat we buiten mijn gebouwen waarschijnlijk niet altijd zijn ...

ook dit mijmeren kost veel tijd, dat valt zelfs mij op die daarvan voorraad in overvloed heeft, want de witte somberte van onbezonde kale hellingen heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een kleurige helderheid van veel bloeiende en bescheiden kruipende gewassen, die afgestorven weer een voedingsbodem bieden aan planten met stengels en stammen en takken ...

in tegenstelling tot mijn sprekende voorgeschiedenis die ik in mijzelf kon opsluiten bij wijze van nauwelijks een gedachte zonder macht van tegensputteren harerzijds, is de relatie met mijn zuster gelijkwaardiger, zoals eerder al bleek - welnu, deze kontemplatieve periode ontstond op het moment dat zus zich uit mijn direkte kontakt dieper in mij terugtrok, mij als het ware buitensloot, al is dat een rare omschrijving, daar ik haar uiterlijke begrenzing vormde ...

word eens wakker, broer, wat kruipt daar over de helling door het jonge groen naar ons toe, moppert mijn zus, terwijl ze tegen mijn gesloten oogleden duwt om me zelf te laten kijken naar wat haar zo verontrustte, dat ze ervoor ontwaakte ...

onwelkom

in eerste instantie viel me helemaal geen beweging op, tot ik niet meer met m'n ogen knipperde en het spelen van de wind tegenhield - wat ik aanzag voor de natuurlijke beweging van bodembedekkers, die in dagen en maanden bladeren en takken uitrollen over nog niet begroeid terrein, was een tapijt wat in z'n geheel bewoog, als een mantel van wier op een aanrollende golf ...

zus, wat was de reden om boven water te komen? - leuke woordspeling, broer, omdat ik overspoeld werd door jankende stemmen uit dat oudere hok - en wat wisten die onnozele jankers allemaal te zieligen? - samengevat was het de geest van de platworm van de berg, die jij met je stampen gewekt had ...

fijn, die onbegrijpelijke onzin, ze moeten niet zo zeuren, die voorouders, over wat er al dan niet aan de hand is, ze kunnen beter vertellen wat ze weten, daar heb ik meer aan, en zijzelf waarschijnlijk ook, waarom zijn ze zo bang bijvoorbeeld van dat golvend kruipend steenbehang, dat ze mij liever afhouden van ontdekken (wat onvermijdelijk is en volgens mij een vrij natuurlijke aandrang) dan er meteen beargumenteerd voor waarschuwen? - vertel hen maar, dat ze nog dieper weggestopt kunnen worden, vergetelheid heeft meer lagen dan zij zich voor kunnen stellen, maar dat ik mogelijk best genegen zou kunnen zijn om naar hen te luisteren (ja, geef het maar door met ál die voorbehouden, want anders geloven ze toch niet dat het me menens is) als ze met wat begrijpelijks komen zonder al die emotionele ballast ...

ze verdedigen zich door te zeggen, dat je niet zo hoog te paard moet gaan, omdat jij ooit ook in het voorouderlijk legioen opgenomen ga worden - alsof ik dat niet weet, zelfs de onsterfelijken gaan ooit dood, maar toevallig is het zover nog lang niet en zít ik inderdaad in het zadel, half-en-half samen met jou, zus, en voor nu kunnen ze er beter voor zorgen dat die situatie zo lang en soepel mogelijk voortduurt en als ze dat niet begrijpen, is er zo een andere cel voor hen gevonden, verder het niets in ...

onderdanig

dat mijn direkte voorouders de hunne de baas lieten spelen was hún keuze, maar ik ben niet van plan om me daarom ook maar kritiekloos op hén te verlaten, dan zoek ik alles liever zelf uit, stoot mijn hoofd desnoods een paar keer overbodig tegen zaken, waar de ouwetjes me gewoon voor hadden kunnen waarschuwen, zonder daarbij meteen m'n hoofd vol te willen stoppen met allerlei mogelijk dreigende gevaren, kom kom, ik ben toch geen angsthaas die zijn leger niet durft te verlaten en daarom voortijdig omkomt van de honger ...

wel, broer, in je geheugen vind ik anders niks van uitstapjes buiten de muren van je groeiende kasteel, maar dat is natuurlijk niet hetzelfde als angstig hazegedrag, dat is duidelijk blijk van voorzichtigheid jouwerzijds, of misschien zelfs gebrek aan tijd?
hahaha, kijk, zusje, dat is nou een goede vorm om me met m'n eigen blinde vlekken te konfronteren, van dat sombere gezielig van die ouwe schilderijen aan de wand had ik vanaf het eerste moment genoeg, dat zal ook wel wat over míj zeggen ...
mogelijk, maar welke ingelijste portretten bedoel je, ik heb alleen kaal metselwerk gezien ...
logisch, die stuurse koppen had ik lang voor jij er was van de muur gehaald en in een kast diep weggepropt onder een pak net zo onbruikbaar beddegoed ... weetjewat, laten we meteen maar even buiten gaan kijken wat die kruipende mat voor iets is, want met "de geest van de platworm" kan ik niks ...

naast de voordeuren stonden een paar planken, waarvan ik één zijde van een geharde en verscherpte kant voorzag - met die provisorische spaden liep ik op de rand van het warrelend groeisel af - het deed z'n best om voor me opzij te gaan, maar slaagde daar uiteraard slechts heel kort in ... vervolgens stak ik beurtelings met de plankschoppen in m'n linker- en rechterhanden 'n stevige plak van het goedje af, maar voor het voldoende massa gevormd had om ermee in diskussie te gaan, verdorde 't spul en waaide kreunend weg - en toen dook vriendin arend erop en sloeg haar klauwen uit ...

ontkomen

arend had blijkbaar iets gezien wat de moeite waard was om uit de stofwolk te grissen - het krijste als het vlijmscherpe mes dat het heupbot van een jonge stier in de looprichting doorsneed nadat dat dier in een gevecht met de om niets woedend geraakte alfa van zijn kudde zo erg gewond was, dat slachten het meest humaan was (de aanvaller moest een dag later afgemaakt worden, die had 's nachts in een aanval van waanzin een tiental pinken kreupel gestampt, nadat-ie uit z'n eigen kooi ontsnapt was) ...

terwijl ik arend en haar steeds minder hard krijsende prooi in de gaten hield, rolde het groengetakte tapijt zich op en van mij en het huis weg, behalve daar waar ik het met de houten schoppen beschadigd had - om de plek waar ik er een rechthoek uitgestoken had bleef een strook liggen - de snijranden zagen er opgezwollen en roodbruin uit, bijna alsof zich wondweefsel gevormd had en de rest van het aangetaste wezen achtergelaten was door wat ik dan maar beter de rest van de horde kan noemen ... ondertussen had arend zich op haar gemak voor de open deuren geposteerd ...

zus in mij straalde verwarring en een gevoel van onbestemde angst uit - ik dacht haar kalmte toe en de boodschap dat angst alleen nuttig is bij konkrete gevaren, als die angst je tot versterkte waarneming en gerichte aktiviteiten aanzet, en dat het voortdurende bombardement van verlammende vaagheid wat van de ouderen afstraalde mijn voornaamste reden was om hen weg te stoppen en mezelf af te sluiten voor alles wat gekleurd van hen afkwam - alleen met heldere informatie konden ze bij me aankloppen, als ik het idee had dat het me wat wijzer zou maken ... ik beloofde zus haar gevoeliger te leren zijn voor wat reëel was en wat gebaseerd op overgeleverde spookbeelden ...

arend tilde haar klauw op - daaronder lag, met groenig bloed aan de grond gekleefd, 'n oog dat zuivere paniek uitstraalde en dat zo snel rondkeek, dat het met geen mogelijkheid iets van de omgeving in zich op kon nemen - "wat ben jij", vroeg ik ...

onwillig

het oog aarzelde, keek vervolgens schuin omhoog, maar zorgde ervoor niet rechtstreeks in mijn ogen te kijken - het kwam mogelijk uit een kultuur, waar andere wezens met "het boze oog" zijn uitgerust ... van de kant van de verhoekte resten van het wezen een stuk verderop kwamen wat onverstaanbare geluiden en er vormde zich een uitstulping met daarop nog een vijftal ogen ... arend glijvloog erheen, zong en kreeg een zachte toon als ant­woord, plukte voorzichtig die stengel af, en vloog naar het dakterras, na ongegeneerd het eerste oog voor m'n snufferd weg te jatten ... daarop wandelde ik naar binnen (de deuren sloten zich achter me) en de trappen op ...

plots begreep ik dat de voorouders erg weinig wisten, en dat beetje kennis gaven ze nauwelijks de kans om zich te vermeerderen, want al wat ze niet kenden, beschouwden ze als een bedreiging, maar niet alleen dat, ze behandelden alle nieuwe zaken ook ogenblikkelijk als zodanig, uit angst voor groei en verandering, bah, en ik had daar met m'n stomme kop aan meegewerkt - het bergopwaarts vloeiende tapijt vormde geen gevaar, bestond uit aan mij en mijn huis verbonden wezens, die me hun ogen aanboden voor alle plekken in het rijk waar ik niet tegelijkertijd zelf kon zijn ...

in het solarium boden de aan elkaar geregen versgelooide vachten en huiden een fraai beeld van mijn rijk en mijn toekomstige mantel - het onderling trekken van de vellen van prooien en jagers was bijna verdwenen en waar op kritieke punten in de kabel- en hechtverbindingen kleine open ruimtes ontstaan waren, pasten precies de zes ogen, die nu, de paniek voorbij, trots uitstraalden, terwijl arend hen op hun plekken in het weefsel prikte - ik zette mij met licht uit elkaar geplaatste benen tussen de kantelen, vroeg om vergeving voor reeds aangedaan onrecht en mogelijk toekomstige fouten en brulde de traditionele eed waarmee ik m'n ambt en verantwoordelijkheden aanvaardde, over landen en bewoners, op straffe van verstrooiing bij gebleken grove nalatigheid ...

onderdeel

zo, dat hadden we ook weer gehad - mezelf erkend en me in het algemeen verontschuldigd, nu moest ik alleen nog wat speci­fieker vergeving vragen aan de bodembedekker met ogen die ik moedwillig had beschadigd ... zus kwam met de gedachte om daar m'n landmantel bij om te slaan, zodat de plant kon zien dat z'n gift in dankbaar­heid aanvaard was - goed idee ...

het landschap buiten zag er anders uit dan bij m'n vorige uitje, de achtergelaten gewonde plantresten waren ver­dwenen en aan weerszijden van het pad dat ik gisteren liep, lag een lage groene met oogplant begroeide wal die zich waar ik liep uitstrekte, tot een boogvorm verhief, waardoor ik blijkbaar voor eventuele kijkers daar­buiten afgeschermd werd, want zelfs arend die voor mij goed zichtbaar rondvloog was me kwijt, ze zong een zoeklied en was pas gerustgesteld toen ik tongklakkend terugfloot ...

bij het losmaken van de halsknoop, zakte de hoge begroeiing in tot het weer 'n lage wal was, bij het dichtknopen omgaf het ruisende groen me al snel als daarvoor - ik raakte een geschubd grijsblauw deel van m'n mantel aan, genoot van hoe koel dat aanvoelde en bevond mij zowat ogenblikkelijk in het merengebied van m'n rijk, onder de waterspiegel van een grote waterplas zonder dat ik nat werd of dat mijn ademhaling gehinderd werd - er was waarschijnlijk wel tijd nodig geweest om me te verplaatsen, want het was valavond - het vastpakken van de hals­knoop bracht me terug op het pad voor m'n huis, in de bescherming van de oogplanthaag ...

een jas als een transportmiddel, gilde zus in m'n hoofd, voorzover haar opwinding voor gegil kon doorgaan, dat was 'n toffe ervaring - zeker, maar niet iets om een spelletje van te maken - nee, dat begrijp ik ook wel, al ben ik jonger dan jij ... toen je me opsloot bij die jankende voorouders, hoorde ik er een zachtjes zeggen, dat zij het verkeerd gedaan hadden, dat zij scheuren in het weefsel gemaakt hadden, en daar zal onzorgvuldig omgaan met wat ze kregen wel iets mee te maken hebben gehad ...

ontzeggen

er was geen geschreven kroniek van mijn huis te vinden, dus alles wat er over mij en de mijnen bekend was, moest ergens in die verkrampte hoop voorouders verstopt zitten, maar voor ik dat er op 'n bruikbare manier uit kon krijgen, moest ik ervoor zorgen, dat ze het verschil leerden tussen 'n mógelijke werkelijkheid en wat daar als angstschepping omheen gefantaseerd was, en dat ze me met zaken van de tweede kategorie niet hoefden lastig te vallen, omdat ik dan verder weinig tot geen behoefte zou hebben om me met hen bezig te houden ...

ik besprak met zus hoe dat volgens haar het beste aangepakt kon worden, per slot van rekening had zij meer en pijnlijker ervaring in gebrekkige kommunikatie met hen dan ik - mijn bijna eerste reaktie op wat de afgestor­ven restgedachten mij probeerden duidelijk te maken (namelijk, dat ik mij vooral nergens druk over moest maken, omdat zij het allemaal zo goed wisten), was dat ik hen stemloos opborg, want die dikdoenerij ervoer ik terecht als kletspraat ...

zus herinnerde zich weinig méér van haar eerste ervaringen met de angstige zielen dan dat haar gedachten rondjes liepen rond wegkomen uit dat vreselijke gezelschap en dat ze wilde dat ze mijn mogelijkheden had om zich ervan af te sluiten - waarop ik haar herinnerde aan de zachte stem van weefselscheurder en vroeg of ze die zou herkennen in het gemekker van de voorouders - ja, waarschijnlijk wel, want die ene stem had een gesluierd-groene tint, terwijl de rest uit schreeuwende flitsen bestond zonder stabiele ondertoon of samenzang ...

dus die zitten elkaar gewoon op te fokken, bij gebrek aan wat zinvollers om te doen - dat maakt me benieuwd waarom en hoe die ene zich daar buiten heeft weten te houden, en of er misschien nog meer zijn die zich doof houden voor het felle gekakel van de rest ... die krijsende meute probeerde mij in 'n donkere hoek te drijven, die naar dood en rotting rook, maar ik hield me stevig vast aan wat ik aanzag voor het deurgeval waardoor jij me naar binnen dwong ...

onderricht

zus, dit is wat we gaan doen, jij gaat daar naar binnen, probeert die ene voorouder te vinden en naar je toe te laten komen - als je hem of haar niet vindt of de bende bedreigt je, dan kom je meteen terug, de poort is nu op jou afgesteld - komt stem wél naar je toe, dan vertel je 'm het volgende:

"jullie meenden dat je niets beters te doen had, dan mij te waarschuwen vóór en weg te houden ván alle dingen waar jullie zo onberedeneerd bang voor waren, hoewel je zelf niet eens de moeite genomen hebt om er even goed naar te kijken en er achter te komen of er wel iets vreeswekkends aan was, maar toch, jullie hebben al je levens in onnodige angst doorgebracht - terwijl je jezelf voor wijzen houdt en ik in jullie ogen pasgeboren ben, 'n weerloos kind, zonder begrip van gevaar of wat er allemaal mis zou kunnen gaan ...

laat ik het anders zeggen, ouwetjes, laat het kind zelf vinden en zoeken en leren - dring het geen antwoorden op, waarvoor het de vraag niet gesteld heeft, noch begrijpen kan - wacht tot er een vraag komt, en geef dan 'n ontwapenend simpel antwoord zonder doem en angst - waak over het jong, zodat het niet verdrinkt, en leer het zwemmen in ondiep water, niet door uitleggen, maar door voordoen, niet vooraf en onder allerlei onbenoemde voorbehouden, maar pas wanneer het kind waterwaarts gaat en omgeduwd wordt door een licht golfje van speelsigheid - wat er dan gebeurt, ouwe zielen, is dat jullie net zo veel leren als het kind, waarschijnlijk zelfs méér ...

als je dat niet op kunt brengen en alleen maar verduistering brengt, waar het kind licht en mogelijkheden en nieuwe dingen ziet, wat kun je zo'n kind dan leren - dan ziet dit kind toch geen reden om jullie een rol in zijn bestaan te geven, en word je er dus buiten gehouden, op het spreekwoordelijke water-en-brood gezet in een afgesloten omgeving, die elke mogelijke ervaring weert en vanwaaruit niks het kind bereikt, omdat het kind spelend leert en al doende zijn wereld leert kennen en er onderdeel van wordt ..."

onvolkomen

met mijn stem in een barse, maar erg kalme uitvoering hoorde ik zus in de steeds stiller vallende geesten­kerker datgene doen, waarvoor ikzelf het geduld niet op kon brengen, het verstorven zootje op de hoogte brengen van de regels waarbinnen ik enige vorm van kommunikatie tussen de voorouders en de levenden zou toestaan - omdat het tijdens de eerste vertelronde, waarbij haar onwillige gehoor in pogingen om alles en iedereen krijsend te overstemmen van uiterst rumoerig terugviel in morrend gemompel, onmogelijk was dat iemand van de stuiterende geesten ook maar enige koherentie had kunnen aanbrengen in wat zus namens mij probeerde over te brengen, begon zij gewoon opnieuw en toen aan het einde van haar tweede vertelling er vragen kwamen, van, als ik het goed hoorde, drie of vier rustige sprekers, deed zij haar/mijn relaas een derde keer over, met op sommige plekken een wat andere intonatie - daarna werd het volkomen stil, en voelde ik hoe zus uit het vertrek kwam en de deur rustig achter zich dicht deed - het bleef stil, doodstil, de voorouders hadden hun rol teruggevonden, in ieder geval voor wat betreft geluidsoverlast en opdringerige verdraaiingen ...

pas toen ik de vragen hoorde, begreep ik wat jij wilde zeggen, broer, en kon ik het hen met de goede klemtonen écht duidelijk maken, de eerste keer herhaalde ik gewoon wat jij gezegd had, terwijl ik het een rotstreek vond, dat je niet zélf die boodschap overbracht, bij de tweede keer begon ik in te zien dat je me niet stuurde om me te pesten, maar om de betekenis tegelijkertijd aan mij duidelijk te maken, in de derde uitvoering had ik die bedoeling gezien, ook ik kon er nog wat van leren ...

mooi, zus, hoef je je niet meer af te vragen, of ik je niet ineens weer wegpoets - en wat leren betreft, dat kind waarover we het hadden, zo zie ik mezelf ook elke dag nieuwe dingen tegenkomen en kombineren met oudere zaken - wat hulp daarbij kan soms van pas komen, maar wie iets wil invullen of me voorschrijven blijft beter weg ...

ontspannen

herfst was het ineens geworden - regen en stormwind jankten om het huis, de burcht, mijn woonst, maar binnen werden ze niet genood - ik zal daar gek zijn - inpandig zoek ik de zomer op, hooguit wat lenteachtigs tussendoor voor het genot van het jongkleurig en uitbundig geurend strelen der zintuigen - niet dat ik last heb van wind of water, die raken me niet, want ik wil ze verre van mij - zoals kou, die niet door m'n pantser, de afstotende laag van gepolijste lucht in overdruk heenkomt ...

mijn volk van zoveel andersoortige wezens heeft mij gezien in mijn beschermende landmantel die al hun talen kent en verstaat - en die namens mij boodschappen van wederzijdse rechten en verplichtende aanvaarding daarvan aanhoort, vertaalt en de eeuwenoude, maar niet minder gemeende, terugkomende antwoorden aan mij overhan­digt - en ook heb ik mij ongemanteld temidden van hen begeven met enkel arend als zanger en tolk hoog boven mij, en allengs ben ik zelf mee gaan zingen in al hun variante toonsoorten en oktaafverglijdingen, tot aller vreugde, niet in het minst de mijne, want daarin voelde ik ons aller verwantschap ...

gevlogen heb ik met arend, maar arend heeft een begrijpelijkerwijs beter ontwikkeld wind- en vluchtgevoel, mijn vleugelslag is hoekiger, aangezien ik sinds mogelijk honderden generaties weer de eerste ben die de aarde voor een zelfgevormd overzicht loslaat - arend is blij de beelden te kunnen delen in plaats van er steeds alleen maar over te spreken ... zus in mij had in het begin last van tuimelingen, ze heeft liever, tenminste in één richting, vaste begrenzing in zicht en daarnaast ook voelbaar, voorzover ze dat via mijn zintuigen kan waarnemen ...