een oud gedrukt voorbeeld van hoe om te gaan met accentenKlemtoon- of nadruktekens. We kennen de acutus of kuut (á, é, í, ó, ú, ý), de gravis of graaf (à, è, ì, ò, ù), de circumflex (het samentrekkingsteken) of kap (â, ê, î, ô, û) en de jeris (diëresis) of umlaut (ä, ë, ï, ö, ü). Ook gebruiken wij het trema (is een jeris die gebruikt wordt om een lettergreepscheiding aan te brengen en uitspraakverwarring te voorkomen, zoals in reünie, coëfficiënt).
 
De spellingswet (spellingsherziening) van 1995 erkent de graaf en de kap enkel nog in woorden van buitenlandse origine, niet meer als klemtoon- of nadrukteken in het Nederlands, daarvoor mag nog enkel de kuut gebruikt worden. Nòg is voortaan fout, dat is niet langer jé van hét, nóóit vergeten, hè. En daar dus weer wél, vanwege een uitspraakverschil met hé. Moet ik wél dan uitspreken als weel? Het zal wel een kwestie van wennen zijn, maar de oude voorkeur(s)spellling beviel mij beter.
Woorden als 'zeeëend' moeten volgens die nieuwe regels als zee-eend worden neergepend.
Ik persoonlijk vind dat lelijke dwaasheid, of dwaze lelijkheid.
 
Er zijn meer accenten of diakritische tekens, maar die worden in het Nederlands niet gebruikt, bijvoorbeeld de corona (klein o-tje boven a: å), de tilde (kronkeltje boven onder andere de n: ñ), de cédille (komma, of vijfje, door de onderkant van de c: ç), de caron of hacek (omgekeerde circumflex boven een aantal letters: š, č, ž), het diagonale of schuine streepje door de o (ø). De accenten kunnen zowel aangegoten zijn, (vastzittend aan de letter waar ze bijhoren, die letters worden 'getekende letters' of 'aksanten' genoemd) als zwevend (losliggend in de kast, te plaatsen boven elke gewenste letter: ´, `, ^, ¨, ~, °).