1. Dat deel van de letterkast, waarin zich de gewone of kleine letters, een paar leestekens en spaties, pasjes en witjes bevinden, in tegenstelling tot de cijfers, kapitalen (en klein-kapitalen), overige leestekens en noottekens, die in de bovenkast liggen.
  2. Is dientengevolge (door de plek van het liggen) ook de naam geworden van de kleine letters.