Eerlijk gezegd kon ik eerst niet geloven, dat er ons nu al weer een herziene versie van de spelling van het Nederlands zou worden opgedrongen, de vorige (die van 1995 dus) is nauwelijks tien jaar oud. Dat was natuurlijk lichtelijk suf van mij, want in 1995 was helaas aangekondigd dat er elke tien jaar een aanvulling van de woordenlijst zou komen, maar, zo werd ons toen (met gróte stelligheid, en meermaals) verzekerd, aan de regels zou niets meer veranderen.

Als het nou maar bij een 'aanvulling' gebleven was hadden we daar vast wel mee kunnen leven (per slot van rekening hadden we in 1995 al zoveel geaccepteerd wat nergens op sloeg), maar nee, het blijkt een behoorlijke aanpassing, inclusief een aantal nieuwe regels (hoewel er volgens de verantwoordelijken maar één regel was gewijzigd).
O ja, om je vast te waarschuwen: over tien jaar is er weer een aangepaste versie van het Groene Boekje gepland (want dat was in 1995 immers besloten), maar nu toch écht met de belofte dat er aan de regels niet gesleuteld zal gaan worden. Juist. En wij geloven dat natuurlijk. Ja, vast.

Wellicht heb ik geen recht van spreken, omdat ik mijn studie Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam indertijd niet als doctorandus heb afgesloten. Daarentegen heb ik bijzonder veel recht om mijn stem te verheffen vanuit mijn bestaan als daadwerkelijk taalgebruiker, iets waarvan ik de leden van de Taalunie en het Comité van Ministers nooit zou durven beschuldigen. Zij spelen programmeur, terwijl ze van programmeren niet de minste notie hebben. Mijn mening is benaderbaar, aanspreekbaar met, en gevoelig voor goede argumenten, de hunne bestaat uit de kralen van een telraam (abacus).

In dit artikel heb ik het bij voortduring over de overheidsinstantie 'de Nederlandse Taalunie' (meestal laat ik daarbij de Nederlandse weg en weet ik ook al niet hoe je Taalunie schrijft, maar dat terzijde) als zijnde verantwoordelijk voor de spellingsgedrochten van 1995 en 2005. Dit is echter veel te kort door de bocht. In de vorige alinea had ik het al over een 'Comité van Ministers', degenen die namens de 'Regering' opdrachtverstrekkers en aanstuurders van de Taalunie waren, in dit geval onder formele aanvoering van een of andere 'Mevrouw Beatrix'. Dan is er voortdurend gedrentel rond een 'Spellingswet' (van 1947) en 'Spellingsbesluiten' (van 1953, 1994, 1996 en 2005). Verder heb je dan nog het 'INL' (Instituut voor Nederlandse Lexicologie) als samensteller van de woordenlijst die uiteindelijk 'het Groene Boekje' vult, en een 'Taaladviescommissie' die spellingsregels verzint. Niet schrikken, maar dat is dan slechts de Néderlandse kant van de verzameling spellingpetten.
In België is een min of meer vergelijkbare structuur te vinden, maar die zet ik hier niet uiteen, omdat de meeste problemen in het westelijk deel van Nederland (boven de rivieren) worden opgeworpen en verzonnen - België remt voornamelijk af (in positieve zin), verzacht en stuurt gelukkig enigszins bij.

De inhoud van 'het Groene Boekje is daarnaast dan ook nog stevig afwijkend van de 'officiële woordenlijst' die in het Koninklijk Besluit is opgenomen' (daar bedoel ik niet de inleidende hoofdstukken mee, want die zijn vanzelfsprekend in andere, soms zelfs begrijpelijke, woorden voor 'ons, leken' herschreven), waardoor de officiële status van 'het Groene Boekje' ineens nergens meer is (over de status van de herziene en verbeterde herdrukken van 1990-1993 en de 'gecorrigeerde' oplagen van 1996-2002 zal ik het maar helemaal niet hebben - dat wettelijke is ook totaal onbelangrijk, we gebruiken het ding of we gebruiken het niet, dát is de enige status die er in feite toe doet).

De Taalunie heeft eigenlijk alleen de boel maar gecoördineerd (en helaas is dat al meer dan in hun pet kan "gooi het er maar in, jongens", de rest van dit artikel zal daar indicaties en bewijzen genoeg van leveren). Om niet de draad van mijn betoog te verliezen in het competentie-gewoel van al die verschillende petten en hoeden en andere hoofddeksels (koninklijke putdeksels?), doe ik gewoon net of er al die tijd maar één club dwazen door de spelling marcheert.

In de debatten tussen voor- en tegenstanders van spellingverandering wordt voornamelijk geschermd met emotionele, esthetische en andere argumenten die niet (of niet al te nadrukkelijk) van toepassing zijn.
Wat voorbeelden daarvan: zij en haar, die verwijzen naar vrouwelijke woorden (zoals hij, hem en zijn naar mannelijke), en het al dan niet plaatsen van een t achter hij wordt hebben te maken met grammatica (woordgeslacht en vervoeging van werkwoorden) en maar zijdelings met spelling (alleen maar met het feit dat er letters worden gebruikt) - het is dus helemaal niet de plaats van spellingcommissies om over d/t-'problemen' en dergelijke zaken uitspraken te doen.

Maar goed, als jij het warm krijgt van (mensen die) woorden (gebruiken) als quintessentiële quatsch, ga vooral je gang, wees zo idolaat als je wilt, maar sleep mij niet mee in die voornamelijke kletspraat. En zie vooral af van er met de haren bijgesleepte formuleringen, die je wetenschappelijk onderbouwd noemt en onderliggende wetmatigheden, waaruit dus regels gevormd moeten worden, die ook netzogoed gelden in een compleet omgekeerde vorm (maar die verdraaide regels zijn dan weer voor een volgende gelegenheid, er is niks tegen afwisseling en alles voor verwá... eh, verrássing).

Als je vindt dat ik deze inleiding al moet afsluiten met mijn conclusie en zo, dan kan dat:

zowel de spellings-aanpassing (ik ben mild, laat niemand zeggen dat ik niet mild kan zijn) van 1995 als die van 2005 zijn complete bagger, en taalgebruikers én taalkundigen onwaardig.

Hou steeds het volgende in gedachten bij al wat er verder door wie dan ook beweerd wordt:

de spelling is het eigendom van de taalgebruikers (voor het Nederlands zijn dat wereldwijd ongeveer vijfentwintig miljoen sprekers, schrijvers en lezers, m/v), waar jij er dus één van bent, en die spelling mag per definitie niet beschouwd worden als speelgoed van regeringen en duffe commissies (ook al dénken en roepen zij dat het wél zo is).
Het is natuurlijk ook niet aan mij om te zeggen hoe het zou moeten, ik ben niet meer dan een commissie van één: als jij konkluzie en tejater mooier vindt dan conclusie en theater (over pannekoek hoef ik het niet eens te hebben), dan is dát de manier waarop het goed is om die woorden te schrijven, zo simpel is het, maar daar kan ik gewoon niet voldoende de nadruk op leggen.

Voor sommigen is er helaas één (erg) tijdelijk minpuntje:

[a] als je onderwijs volgt, word je beoordeeld op het al dan niet juist hanteren van de spelling die op een bepaald moment de goedkeuring van overbetaalde dwazen en politici heeft, die zij de "officiële" spelling noemen (morgen hebben ze vast weer een ander idee over hoe het "hoort"), maar die onzin kun je gelukkig vergeten op het moment dat je van school af bent;
[b] onderwijzers en andere lesgevers worden geacht les te geven in die "officiële" spelling, maar als ze naast het onderwijs een totaal andere spelling hanteren, is er niemand die daar iets van zal / mag / kan zeggen;
[c] mocht je in dienst zijn van de overheid, dan word je ook geacht die "officiële" spelling te hanteren, maar doe je dat niet, dan is er eigenlijk nog niks aan de hand, dus waarom zou je meedoen aan die op waanwijsheid gebaseerde heen en weer zwabberende onzin.

De enige officiële spellingshervorming (officieel in de betekenis van met veel bombarie aangekondigd en den volke opgelegd) waarvan ik op de hoogte was dateerde van 1947 (eigenlijk is mijn vader hier de informatiebron, want ik was toen nog niet eens bedácht). Dat was een ingrijpende spellingshervorming (die van 1947 dus, die van Marchant) die herdrukken van dikke boeken behoorlijk dunner maakte (veel dubbele klinkers werden enkel, zoals die in 'zooals', veel naamvallen vervielen en veel sch-uitgangen werden versimpeld tot -s, 'enen mensch' werd simpelweg 'een mens', maar 'te allen tijde' en 'historisch' bleven uit naam 'des heren', zeg maar de uitzonderingen die de regels bevestigden).
Eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat die spellingshervorming eigenlijk al van 1934 dateert (toen werd ze al - als ik het me goed herinner onder aanvoering van Kollewijn en Marchant - ingevoerd op school, de landelijke invoering liet vanwege de oorlog '40-'45 even langer op zich wachten), maar een fasering (eerst de schooljeugd, daarna de rest van het volk) was wel dégelijk vooraf gepland (dat werd tenminste altijd gezegd - «Molewijk, 1992»*  heeft daar een duidelijk andere mening over). Op die manier (in fasen) zou namelijk de jongste generatie in de nieuwe spelling geschoold worden en het protest van de bevolking langzaam monddood gemaakt ("Waarom zeuren die oude mensen er toch steeds over dat ze maar niet kunnen wennen aan hoe ze moeten schrijven?").

Toen ik indertijd naar de kleuterschool ging en later als leerling (van de Eerste Klasse der) lagere school heb ik mijn vader (machinezetter) nog 'geholpen' bij het corrigeren van te herdrukken oudgespelde boeken. Ongeveer op dezelfde manier (bleek later) als de eerste jaargangen schoolkinderen na 1934 hebben leren spellen, door het wegstrepen van uitgerangeerde letters en lettercombinaties - alleen deden zij het klassikaal en in eerste instantie onder dicterend voorzitterschap van de onderwijzer(es). Mijn pa heeft mij dus leren lezen (in wat nu groep 2 basisschool heet, vóór een onderwijzer dat in groep 3 'mocht' doen), hij is (zeker mede)verantwoordelijk voor mijn letterverslaving.

Voornoemde spellingshervorming (1934/1947) leidde in 1954 tot het eerste Groene Boekje, hetgeen (net zoals de spellingshervorming zelf) veel protesten opleverde en uiteindelijk tot verschillende van elkaar afwijkende spellingen voerde, waarvan er één de 'voorkeurspelling' genoemd werd en de andere later allemaal bij elkaar gegooid werden onder de benaming 'nakeurspelling' (een woord dat volgens mij alleen in theorie Nederlands is, maar - naast vóórkeur geplaatst - wel erg veel wegheeft van 'afkeur' of 'van mindere orde').
Die etikettering van voor- en nakeur is een uitvinding van regeringsambtenaren, heeft niets te maken met het meer of minder gebruiken door de bevolking. Bovendien waren er meer spelvarianten dan dit schijnbare tweetal: er waren progressieve en conservatieve schrijfwijzen, waarvan delen later teruggevonden werden in woordenboeken en -lijsten onder een algemenere noemer 'toegelaten spelling', wat op zich al net zo'n denigrerende kolder is als 'nakeur'. Vanaf de jaren '60 werden er pogingen gedaan om te spellen zoals het geproken woord klinkt (fonologisch: cijfer werd sijfer, café werd kaffee, turquoise werd turkoois en turkwaas, vacantie werd vakansie en vakantie, theater werd teater en teejater) met veel uitzonderingen (sommige woorden moesten 'natuurlijk' op traditionele manier geschreven blijven worden, werkwoorden worden vervoegd en zo), allemaal leuk en aardig, als we met z'n allen hetzelfde dialect zouden spreken, maar wat zou dat niet voor invloed op het lezen hebben: denk je bij "het paartje stond in de wei" aan (kussende) mensen of aan een dier dat hinnikt? Misschien zou je het zelfs beter als "ut paartju stont in du wij" kunnen schrijven.

Op basis waarvan voornoemde 'natuurlijke selectie' van woorden (die niet anders gespeld zouden mogen worden) plaatsvond is ook zeer vaak als uiterst discutabel en opportuun omschreven. Veel woorden die we uit het Frans overnamen vielen onder het om-spel-mes, maar dezelfde of vergelijkbaar ingeburgerde woorden uit het Engels voorzien van vernederlandste spelling, dát kon vanzelfsprekend (?) niet.
Een simpel voorbeeld: charmant (Fr.) => sjarmant; charming (Eng.) blijft charming. Deze inconsequente benadering van leen- en bastaardwoorden*  uit verschillende talen kenmerkt tot op de dag van vandaag de voorstellen en voorschriften van zogenaamd wetenschappelijke (maar vooral elitaire) clubs als de huidige Taalunie.

De spellingshervorming toen is er niet gekomen, maar veel mensen bleven in verschillende spellingen schrijven. En mijns inziens is dat de best mogelijke oplossing voor dit (door regeringen en commissies opgeroepen en in ieder geval niet van bovenaf op te lossen) schijn-probleem - laat de taal de spelling dicteren en niet andersom.

spelling 1967, verzie 1977De afbeeldingen zijn mijn eigen pogingen uit die tijd (1967 - op een aanpassing uit 1969 na - toen ik nog op de middelbare school zat).
Ze werden in 1976 gebruikt in een strip voor eerstejaars studenten in de Neerlandistiek (over 'n aantal verschillende schrijfwijzen van het Nederlands in de loop van de eeuwen).
In 1969 verving ik het teken dat ik totdantoe gebruikte voor de -oe-klank door wat er nu (hierboven) staat en wat ik leende van Pitman's Augmented Alphabet (P.A.A.) - zie daarvoor mijn handboek grafische technieken. Zoals je ziet koos ik ervoor om wél overal de eind-n te plaatsen, hoewel die door de meeste mensen niet wordt uitgesproken. Verdere (expliciete) regels in het plaatje hieronder (een van die regels is toegevoegd, omdat ik ook een herzien toetsenbord had bedacht / ontworpen - in mijn ogen logisch, toentertijd schreef je, of je gebruikte een typemachine, van computers voor thuisgebruik was nog geen sprake). Een enigszins dóór-ontwikkelde typemachine (éénhandig) werd later gebruikt in een jeugdboek van me (zie beentik).

spelling 1967, verzie 1977



Deze regels (en het 'alfabet') heb ik rond 1980 nogmaals aangepast:

'koolmees' wordt uitgesproken met de lange
'oo' van 'kolenbrander' (koolunbrandur), maar ook met de 'o=' van 'korenveld' (ko=runvelt), dus heb ik dat aparte teken laten vallen, omdat het in beide gevallen om dezelfde klank gaat, beïnvloed door de medeklinker die erop volgt. Datzelfde gebeurt bij de 'ee / e=' van 'helemaal' (heelumaal) en 'heelmeester' (uitgesproken als heelmeestur en hi=lmeestur), daarom liet ik ook het teken 'i=' vallen. En raar maar waar, de ' van 'reus' (røs) en 'deur' (dø=r) hebben eenzelfde verwantschap, 'ø=' verdween ook in het putje.


Deze vrijheid, of dit anarchisme, in de spelling maakte het voor veel mensen veiliger (gemakkelijker) om de pen ter hand te nemen, er bleef eigenlijk slechts één regel over: probeer te schrijven zoals je je tekst zou uitspreken (min of meer in wat 'algemeen beschaafd Nederlands' heette en wat nu 'algemeen Nederlands' of 'standaardtaal' wordt genoemd), of beter, schrijf zó dat degene die je leest begrijpt wat je bedoelt.
Zo (op het gehoor) schrijven is alleen lastig voor diegene die punten wil scoren voor correcte spelling - vooropgezet natuurlijk dat er écht zoiets is als een 'correcte spelling' (iets een wet of daarmee vergelijkbaar 'besluit' noemen maakt het niet per definitie reëel). De meeste woorden kunnen probleemloos op verschillende manieren gespeld worden zonder dat het voor lezers tot onbegrip leidt (niet iedereen zal elke schrijfwijze op dezelfde manier waarderen, maar dat is weer iets heel anders).

Dat je daarbij niet zo ver hoeft te gaan als ik in het hierboven geschetste, staat natuurlijk buiten kijf, want die manier levert nogal wat veranderde woordbeelden op, en daardoor zal de leessnelheid driftig vertraagd worden. En mogelijk ook het een en ander aan irritatie opwekken: "stomme hippie, schrijf maar normaal als je wilt dat ik je lees".

Het wegwerken van 'o=, i=' en 'ø=' leverde nog geen oplossing voor de weinig voorkomende klank in 'heir' (leger, krijgsmacht, vandaag de dag meestal geschreven en uitgesproken als 'heer') en het Franse 'militair' - ik opteerde toentertijd voor miiliitèèr (zoals in 'première').
Een woord als 'enquête' lijkt qua uitspraak teveel op 'scène' om er een apart accent voor te blijven gebruiken (jammer voor de etymologen die graag herinnerd willen blijven worden aan een verdwenen -s-), hopla, weg met de circonflexe, dag hoedje.
Later paste en vulde ik deze weinige 'regeltjes' aan (dubbele klinkers bijvoorbeeld verdwenen, dubbele medeklinkers kwamen terug), het uiteindelijke resultaat daarvan vind je terug in een spellingsvoorstel voor de mede-auteurs van deze webstek (maar als jij er wat voor jezelf uit kunt gebruiken, ga vooral je gang).
Je mag het ook een grote hoop onzin vinden, of belachelijk, of alleen maar amusant, is allemaal goed.

Echte problemen ontstonden wel door de achteruitgang van het onderwijs, waardoor ook de lessen Nederlands halfslachtig tussen taalkunde en taalbeheersing in kwamen te hangen en er teveel tijd omslachtig aan spellingonderwijs werd verspild (maar het moet wel leuk blijven, nee, het mág alleen maar leuk zijn, niks anders) - en dat is helaas nog steeds zo, de activiteiten van de Nederlandse Taalunie in 1995 en 2005 hebben daar geen positieve invloed op gehad. Wie beslist er eigenlijk over hoe ik als privé-persoon in mijn particuliere tekstuele uitingen spel, ben ik strafbaar of draai ik mogelijk zelfs de bak in als ik anders spel dan wat 'officieel' is toegestaan, en wie heeft mijn letters in handen gegeven van een stel droogkloten zonder enig inzicht in wat spreektaal van een spelling verwacht. Ik niet. Ik kan me ook niet herinneren dat spelling onderdeel is/was van een politiek programma, waarop ik eventueel had kunnen stemmen.

Dat het prettig is als alle officiële stukken van de ambtenarij in één en dezelfde eenduidige en eenvoudige spelling worden opgesteld is iets waar ik me wat bij kan voorstellen (en wellicht passen wij, het volk, daar dan in de loop van de tijd onze eigen spelling wel op aan), maar een spelling van hogerhand op te leggen en af te dwingen lijkt me de grootst mogelijke onzin. Spelling is geen doel op zich, het is een middel om je meningen en gedachten mee op papier te krijgen (al kan dat papier netzogoed een .txt-bestand op een floppy zijn). En dat is precies wat de Taalunie ten tweeden male aangeeft helemaal níét begrepen te hebben. Maar ja, de deskundologische heren moeten toch op een of andere manier duidelijk maken dat ze iets gedaan hebben met (alweer) tien jaar salaris. Simpelweg constateren dat ze geen stap dichter bij een vereenvoudigde spelling zijn gekomen is natuurlijk een onmogelijkheid, dus tussen soep en aardappels wordt er wat gegoocheld met regeltjes die het nieuws haalden en tijdens de koffie met cognac (verwarmd) wordt een dikdoenerige motivatie bedacht (daar schreef ik al eerder iets over).

En ik dacht al die tijd dat het volk van de Taalunie oprecht geïnteresseerd was in het beter maken van de schrijfwijze van het Nederlands (voorzover die ziek was of anderszins verbetering nodig had), blijkt het niet meer dan een gore centenzaak te zijn: niet alleen moeten die eieren bewijzen dat ze hun 'salaris' al die jaren verdiend opgestreken hebben (in tegenstelling tot: gekrégen voor groepsgewijs en individueel uit-de-neus-vreten), maar ook móét er per se een 'verdedigbaar' nieuw Groen Boekje (want voorzien van een he-le-boel écht -kuch kuch- nieuws) van de persen rollen, dat was namelijk al lang geleden (1994) contractueel vastgelegd.

Dat de spelling-schuchteren door al dat échte nieuws nog meer de versukkeling in raken, boeit die dwarsgebakken luchtbellen voor geen meter, nu niet, maar ook in 1995 al niet, anders waren ze nooit gekomen met zulke domme, inconsequente regels met bakken uitzonderingen op de uitzonderingen van de uitzonderingen. Voor 1800 was er geen officiële spelling van het Nederlands. Er werden vanaf de middeleeuwen wel pogingen gedaan om een schrijfwijze te vinden die niet alleen het eigen dialect weergaf, maar die begonnen pas enigszins succes te krijgen na de uitvinding van de boekdrukkunst, en niet meer dan dat, enigszins, regionaal.

Matthijs Siegenbeek, een Leidse hoogleraar, werkte tussen 1801 en 1804 aan zijn "Verhandeling over de Nederduitsche spelling ter bevordering van eenparigheid in dezelve". Nog datzelfde jaar werd de spelling-Siegenbeek door de regering (het Staatsbewind der Bataafsche Republiek) ingevoerd. Deze spelling was gebaseerd op [1] de beschaafde Hollandse uitspraak van een woord, en de drie grondbeginselen van [2] de gelijkvormigheid, [3] de etymologie en [4] de analogie, dezelfde vier principes waar onze huidige spelling(en) nog steeds op is/zijn gebaseerd.
Deze spelling is nooit populair geworden. De Vlamingen / Zuid-Nederlanders hielden zich liever aan de voorstellen van een eerdere bron: Jan des Roches (1761), zij beschouwden Siegenbeek's spelling als een staaltje van Hollandse betweterij. In Noord-Nederland werd Siegenbeek's werk gezien als poging tot taalvervlakking of gebrek aan taalkundig inzicht, de schrijver Willem Bilderdijk was in dit afwijzen luidruchtig voorganger, hij had zijn eigen spellingsregels en veel schrijvende volgelingen.

Tussen 1844 en 1864 had België een eigen Siegenbeek-variant, de (Jan Frans) Willems-spelling of commissiespelling.

In 1851 werd op het Taal- en Letterkundige Congres in Brussel (daar deed zowel Nederland als Vlaanderen aan mee) besloten om het "Woordenboek der Nederlandsche Taal" te laten samenstellen (het WNT zou de volledige taal- en woordenschat van het vroegere en huidige Nederlands moeten gaan bevatten) - maar in welke spelling zou dat dan moeten, in die van Siegenbeek, Willems of Bilderdijk? Geen van die drie, maar een nieuwe, die door Matthias de Vries en Lammert Allard te Winkel werd opgesteld (voor een deel gebaseerd op de drie voornoemde). In 1863 publiceerde Te Winkel "De grondbeginsels der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het Nederlandsch Woordenboek".
In 1864 werd in België de spelling-De Vries en Te Winkel al officieel aangenomen, in Nederland pas stilzwijgend in 1883 (in het onderwijs werd er al vanaf ongeveer 1870 mee gewerkt). Ondertussen hadden De Vries en Te Winkel (in 1866) al de "Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal" laten verschijnen (de kaki-kleurige officiële voorganger van het eerste Groene Boekje, van 1954).

Maar eerst nog dit: er was nogal wat kritiek op de spelling-De Vries en Te Winkel, vooral op het etymologisch principe, want waarom moesten er voor eenzelfde klank verschillende schrijfwijzen gehanteerd worden (e - ee / o - oo).
Die kritiek werd stevig aangewakkerd door het artikel "Onze lastige spelling. Een voorstel tot vereenvoudiging" van Roelant A. Kollewijn (1891). Volgens hem moest de uitspraak het belangrijkste criterium zijn bij spelling. Dubbelklinkers werden stevig ingeperkt. Overbodige -ch's en het merendeel van de naamvalsverbuigingen (dan hebben we het over grammatica, niet over spelling) zouden moeten verdwijnen, want die werden allang niet meer uitgesproken, de uitgangen -isch(e) en -lijk(e) vervangen door -ies(e) en -lik(e) ("den menschelijken man" wordt "de menselike man"). De meeste tussen-n's (want die werden niet uitgesproken) hadden geen bestaansrecht meer.
In 1903 verscheen de eerste druk van de "Nederlandse Woordelijst volgens de beginselen van de Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal", een herziene herdruk zag het licht in 1913.

Vanaf 1916 werd er door een (Nederlandse) commissie gekeken of de spelling-De Vries en Te Winkel met de spelling-Kollewijn tot iets moois kon worden versmolten (niet omdat de gemeenschap dat wilde, maar omdat de Kollewijn-ers zo hard schreeuwden. Dat leidde in 1934 tot de spelling-Marchant (die vrij veel Kollewijn's overnam, maar niet de aanpassingen van -isch en -lijk). Nederland en België spelden weer afwijkend.

Vanaf dat moment wordt zowat elk jaar het spellingswiel opnieuw uitgevonden (de verhitte verwarring en het gebrek aan rust op dit gebied werd vooral veroorzaakt en aangewakkerd door de elkaar opvolgende regeringen), op toeren gebracht en abrupt gestopt, met commissies, subcommissies, voor- en tegenstanders, regeringsbesluiten, niet-uitgevoerde moties, en ondertussen brak de tweede wereldoorlog uit, werd bloederig gestreden en in 1945 beëindigd.

Tijdens de oorlog besloten de in Engeland bivakkerende regeringen om samen te proberen tot een eenheidsspelling te komen, uitgaande van de spelling-De Vries en Te Winkel met de aanpassingen die de spelling-Marchant voorstond. Dat kon natuurlijk niet zonder de oprichting van een "Nederlandsch-Belgische Commissie tot bestudeering van de schrijfwijze der Nederlandsche taal" (oktober 1945). Na drie vergaderingen was die club er begin 1946 al uit, doen!
België verklaarde de nieuwe spelling datzelfde jaar nog bij Koninklijk Besluit bindend voor overheid en onderwijs (ze werd later de regentspelling genoemd, waar geen enkele Vlaming om had gevraagd), Nederland deed in 1947 hetzelfde door het aannemen van een spellingwet.

De strijd was gestreden, de Nederlandse regering had haar eigen puinhopen opgeruimd en in het voorbijgaan Vlaanderen een gewijzigde spelling opgedrongen, het wachten was nu alleen nog op het eerste Groene Boekje, de bijbehorende "Woordenlijst van de Nederlandse taal" (samengesteld door een gezamenlijk Vlaams-Nederlandse commissie). Dat wachten duurde (zoals eerder gemeld) tot 1954. Eindelijk rust. Ha ha ha ha. In het Belgische Koninklijk Besluit (1946) en de Nederlandse spellingwet (1947) was helaas aangekondigd dat er 'nadere regelingen' moesten komen voor een aantal zaken (bastaardwoorden, tussenletters, aardrijkskundige en historische namen, tweede-naamvalsvormen, voornaamwoorden). Om welke reden dat was en voor wie dat goed zou zijn is nooit bekend gemaakt, en waarom zou je eigennamen ineens aan gaan passen (Jutphaas -> Jutfaas, Utrecht -> Utreg, 's-Hertogenbosch -> Denbos, Middeleeuwen -> Grote Duisternis)? De spelling was zo toch goed? Waarom moet er dan weer van alles ontregeld worden?

Het Groene Boekje (GB1954) poogde de eerste van die 'nadere regelingen' al in te voeren (bij de tussen-n werd het logisch meervoud dat al eeuwen bestond als onderdeel van ons taalgevoel officieel als criterium opgevoerd: bessenjam [jam van meer bessen] tegenover bessesap [in een bes zit sap, maar vul daar eens een hele fles mee, nou?], een aantal zaakwoorden werden tweeslachtig, Noord-Nederlanders weten namelijk niet meer wat mannelijk en vrouwelijk is). Over de bastaardwoorden is geen overeenstemming bereikt: over elk woord waar een c of k in voorkwam is platweg gestemd - een zéééééér wetenschappelijke benadering (die vakantie met vacant, en akkoord met accorderen als juist oplevert, iedereen mee eens? volgende woord, ober, nog een rondje).
Ziedaar het ontstaan van dubbelspellingen (zal wel aan het zware tafelen gelegen hebben en bijgevolg het verminderde gezichtsvermogen). Dat is geen keuzevrijheid voor de taalgebruiker, dat is een zwakte-aanbod van een commissie van deskundigen en deskundologen. En correct is zeer korrekt (eh, ook, of, zie maar).

En toen besloot de Nederlandse regering (één jaar na het uitkomen van GB1954) dat de voorkeursspelling eigenlijk de enig correcte was (al was "het gelijkmatig gebruik" van de toegelaten variant dan in eerste instantie ook weer niet fout), daar geef je een krachtige boodschap mee af (en wat staat daar nu, wat betekent "gelijkmatig gebruik", moet ik vakantie en vacant schrijven, of vacantie en vakant, of juist vakantie en vakant).
België had bij de invoering van de nieuwe spelling iets soortgelijks laten doorschemeren (kruis bij leerlingen de toegelaten varianten wel als fout aan en corrigeer die, maar reken ze niet als fouten). Wie is er hier blond?
Het groene kreng had dus bijna de helft dunner gekund?

Na 1956 ziet een aantal nieuwe spellingen het licht, de een nog radicaler dan de andere, waarbij extra letters, en zelfs een compleet nieuw alfabet van 37 tekens (ontleend aan het Latijn, het Grieks, steno en de spiegel) werden ingevoerd. Helaas kom ik er nu achter dat mijn eigen gekoketteer (zoals ik dat hierboven etaleer) minder vernieuwend was dan ik jaren gedacht had. Maar dat is verder van geen belang.

Rond 1960 is het even rustig, stilte voor de storm. Toen kwam de verlichting over ons en we werden massaal hippie of kabouter of bezetter en wilden alles anders, of juist niet. Wat had dat met de spelling te maken? Niks, alles.
Als ur maar kalmu en vryu (vreiu?) kommuuniikaatsie mooguluk is - V - piis mèèn.

1963, het wordt weer tijd voor commissies. Was er een probleem dan? Neu, maar er waren al vijf jaar geen commissies meer om de spelling te versjteren. Een Nederlands-Vlaamse club buigt zich over de bastaardwoorden, om die zo consequent mogelijk en eenduidig op een fonologische manier (elke klank een eigen teken) te vernederlandsen.
1964, "Voorlopig rapport"; 1965, "Voorlopig rapport" (bijgesteld); 1966, "Aangepast rapport".
De spellingswet zou zelfs aangepast moeten worden, zo goed had de (bastaard)commissie Pée-Wesselings haar best gedaan, dus het "Rapport van de Belgisch-Nederlandse commissie voor de spelling van de bastaardwoorden" (1967) werd gepubliceerd (logies, fiktief, Meksiko, sjofeur, trem en marksisme).
Iedereen was het erover eens, dit was belachelijk, de odeklonje-spelling.
De Vlamingen werden in het voorbijgaan meteen maar voor tweederangs taalgebruikers uitgemaakt, een tram wordt door hen als [tram] benoemd, niet als [trem].

'De commissie moest er nog maar eens goed over nadenken' (was het regeringenstandpunt), en (omdat ze dan toch bezig was) 'neem dan meteen ei/ij, au/ou en -lijk even mee...'
Pée-Wesselings dook er acuut bovenop en produceerde nog in datzelfde jaar 1967 een "Nader rapport" en in 1968 haar "Eindvoorstellen van de Nederlands-Belgische commissie voor de spelling van de bastaardwoorden", waarvan in 1969 publicatie volgde (logies, fiktief, Meksiko, trem bleven gelijk en de verzameling werd, alsof er nu pas écht goed over nagedacht was, uitgebreid met hij word, hij prate, trenen, bebie, keek, maar, terug van even weggeweest chauffeur, eau de cologne, marxisme, maar bij ei/ij en au/ou traden geen wijzigingen op, en ook moeilijk bleef wat het was). In 1970 vindt een viertal organisaties dat de voorgestelde vereenvoudiging niet ver genoeg gaat (VWS - Vereneging voor Wetenschappeleke Spelling, ANOF - Algemene Nederlandse Onderwijzers-Federatie, VON - Vereniging voor Onderwijs in het Nederlands, en de Sectie Nederlands van de Vereniging van Leraren in Levende Talen, eh, de SN-VLLT, maar dat is geen officiële afkorting).
Zij komen binnen de kortste keren als 'minimumprogramma' met een 'wetenschappelik' en 'fonologies' verantwoorde vereenvaudigde spelling op de proppen, die (slijmerig) zogenaamd gebaseerd is op de voorstellen van Pée-Wesselings.
Vast wel, zoals het koken van water naast de etalage van de poelier ook kippesoep oplevert.

Een aantal gerenommeerde boekenschrijvers kon niet overweg met deze voorstellen (omdat ze de taal zouden verarmen), je zou sommige woorden tweemaal moeten lezen om te begrijpen welk woord er bedoeld was, wat volgens mij onzin is, omdat zoiets uit het zinsverband zou moeten op te maken zijn, per slot van rekening schreef je negeren (negéren, doen alsof iemand niet bestaat) al hetzelfde als negeren (négeren, treiteren, pesten) in de spelling vóór die van 1947. Andere schrijvers vonden dat maar onzin, ze floreerden juist door deze vrijheid omdat die nieuwe dubbelzinnigheden liet ontstaan waar ze eerder niet bestonden.

Dr. C. Kruiskamp (toentertijd de man achter de Dikke Van Dale) constateerde in 1971 dat de spellingshervorming van 1934 (& 1947) totaal geen betere uitkomsten opleverde bij het onderwijs in de Nederlandse taal, integendeel, de taalburger leerde er slechter door lezen, schrijven en spreken. Zoiets zou de omspelling van die tijd ook weer veroorzaken, omdat er op teveel poten gehinkt wordt door de spellingcommissie: fonologie, analogie, herkenbaarheid, traditie, vernederlandsing, frequentie, enzovoort en elk criterium veroorzaakt de noodzaak van extra regels en subregels en uitzonderingen.

Op 7 januari 1972 schreef K.L. Poll al in N.R.C.-Handelsblad: "Een van de gevolgen van telkens nieuwe spellingwijzigingen zal zijn dat de weerstand [tegen het aanleren van alweer een nieuwe spelling - th.] afneemt. Steeds grotere leeftijdsgroepen hebben de spelling in hun schooljaren niet meer leren kennen als een vast gegeven, maar als iets dat best veranderd kan worden."
Moeten wij daarom dit nieuwe waterhoofd maar welkom heten? Ik dacht het niet.
Al was het alleen maar om wat K.L. Poll wat verder in hetzelfde artikel schrijft: "Bewijzen zijn moeilijk te leveren, maar het zou best kunnen, dat er een samenhang bestaat tussen de toenemende onverschilligheid tegenover woordbeelden en, aan de andere kant, de toenemende onverschilligheid tegenover literatuur, de vermindering van het aantal leesbare boeken dat hier jaarlijks verschijnt, en het steeds minder verzorgde taalgebruik dat alom te constateren valt. Een vaste klacht door de eeuwen heen, maar daarmee is niet gezegd, dat hij ditmaal ongegrond zou zijn."
Inderdaad, waarom zou je je als taalgebruiker iets gelegen laten liggen aan een "definitieve spelling", als die volgend jaar (of over vijf jaar) toch weer niet afdoend beregeld (geregeld, ontregeld) blijkt, ik schrijf wel wat ik denk dat juist is, ze zoeken het maar uit, daar in Den Haag en Brussel, stelletje kletskoppen (en ander mierzoet gebak).

Een van de belangrijkste bijkomende verworvenheden van de hele spellingsdiscussie in die tijd was de ruime mate van tolerantie die er (buiten die plekken waar scholing in spelling plaatsvond) bestond aangaande afwijkende spellingen, mits ze enigszins consequent werden toegepast. Ook al zal mogelijk een deel daarvan op spelling-strijd-moeheid en andere vormen van gebrek aan interesse terug zijn te voeren.
Het is jammer dat de regelneverij van starre ambtenaren zich niet tevreden kon stellen met verschillende spellingen naast elkaar (vanuit hun spreekwoordelijke werkmethode is dat natuurlijk logisch: bij afwijkende woordbeelden moet je bewuster lezen om de inhoud van een tekst tot je te nemen, en het skimmen van teksten is al zo'n zwaar werk, laat staan dat je ál-les écht zou móé-ten gaan lé-zen). Zelfs het waardeoordeel van een voorkeurspelling ging hen niet ver genoeg, want er bleef veel te veel over dat zomaar op twee manieren kon worden geschreven, want als je iemand de mogelijkheid biedt om te kiezen, wordt daar (is het niet volkomen belachelijk!) nog vaak gebruik van gemaakt ook. Naast ambtenaren (van wie de onbuigzaamheid spreekwoordelijk is) kon natuurlijk niet ieder ander even tolerant zijn, dat is ook wel wat veel gevraagd. Harry Mulisch (1972*) bijvoorbeeld was vooral bang dat na een spellingsverandering zijn eigen geschriften niet meer gelezen zouden worden. En niet alleen omdat hij dacht dat een herdruk er niet in zou zitten, maar vooral ook omdat hij een paar woordspelingen kwijt zou raken.
"Kill your darlings, dear" is het in goed nieuw-Nederlands aangewaaide advies dat ieder beginnend auteur (deelnemend aan duurbetaalde en nauwelijks lonende schrijfcursussen) meekrijgt van zijn docent, die vaak zelf een gemankeerd schrijver is. Het advies is goed, als uitgangspunt, maar niet als ijzeren wet.
Daarmee geef ik Mulisch natuurlijk geen gelijk, zeker niet op dat punt. Als een schrijver vindt dat zijn werk niet in een andere spelling herdrukt mag worden, kan hij dat toch gewoon van de uitgever eisen (over het algemeen zal die uitgever liever een bestaand boek uitgeven dan een om-gespelde versie waarvan eerst te corrigeren proeven gedrukt moeten worden). Een auteur waarvan het werk drijft op (een paar) woordspelingen moet van dat werk niet denken dat het voor de eeuwigheid is, woordgrappen zijn vaak netzolang houdbaar als een boeket (droog)bloemen in een vaas, vraag maar aan de eerste de beste cabaretier.
Spellingsherzieningen leveren inderdaad afstand op tussen hedendaagse lezers en (literaire) werken van vóór de 'nieuwe' spelling, maar vaak worden die werken die de moeite waard zijn (of op een bepaald moment in de mode) omgespeld en herdrukt, en dat zou juist een nieuwe markt van lezers kunnen aanboren. Andere teksten worden niet herspeld en herdrukt, maar die leveren dan alleen maar een grotere uitdaging op voor het gros van hun lezers, de academici.

Niks mis mee, lijkt me, ik kan me geen groter plezier voorstellen dan wat mijzelf overkwam, toen ik langzaam door de gelaagdheid van "Vanden Vos Reynaerde" heenkwam, nét dankzij de afstand in tijd en spelling, gaf de tekst (als bij het afpellen van de rokken van een ui) haar waarde stukje bij beetje prijs (en dat dat mede te danken is aan de bezielende behandeling door docent Frenk Lulofs moge duidelijk zijn). 'Vanden Vos Reynaerde' is daarnaast natuurlijk een veel speelsere titel dan de latere duitse tegenvoeter 'Reineke Fuchs' (of de franse verzamel-versie 'le roman de Renart'), want in die benamingen is de 'zuivere aard' van de sluwe vos niet terug te vinden.
In "Karel ende Elegast" (nog zo'n oude tekst) komt iemand voor die "Eggheric" heet, in moderne spelling zou daar "Engerik" of "Engerd" staan, een naam waar je gewoon overheen leest. Zie ook "Elegast", dat is niet alleen een naam, maar een die staat voor "Edele Gast" - goed, de schrijver had over woordspelingen een in onze ogen misschien ietwat simpel idee, maar stel, dat die tekst in moderne spelling zou worden omgezet, dan verdwijnen al die subtiliteiten en hou je als lezer op met het zoeken naar verborgen betekenissen - dat zou pas een verarming zijn.

Diametraal tegenover Mulisch bevindt zich bijvoorbeeld Dr. P.C. Paardekooper (1967*) - wel de geestelijk leider van de VWS-kerk genoemd - die in zijn brochure van 28 bladzijden tekst de eerste vijf al nodig heeft om ons duidelijk te maken dat hij er geen zin in heeft om met iedereen te praten, alleen met mensen die zindelijk zijn en zindelijk kunnen en willen debatteren, maar helaas voor jou, lezer(es), waarschijnlijk hoor jij daar toch niet bij, al ben je het kinderstadium van luiers en bedplassen allang voorbij. Zindelijk is namelijk alleen diegene die Paardekooper als taalkundige met autoriteit op het gebied van spellingzaken erkent, zindelijk debatteren is van gedachten wisselen op Paardekooper's voorwaarden (ik weet dat volgens GB1995 die apostrof daar niet hoort te staan), onder andere van wat relevant is.
Zindelijk - niet alleen verstand van spelling, maar ook nog eens taal-innovator (of is dit nu specifiek een semantisch ding, red mij!). Paardekooper is voorstander van verregaande spellingsanering (het hele wankele tandstenen gebit eruit en een strak roestvrij stalen kunstgebit erin, zou je kunnen zeggen, maar dat doen we natuurlijk niet). Uiteindelijk moeten we op een fonologische spelling uitkomen, maar het hoeft niet in één keer. Vandaag een hapje -d's en -t's, morgen een hapje -n'en. Of misschien toch maar beter, wél in een keer, stevig aanpakken en dan een eeuw of wat rust aan het spellingfront. Maar in ieder geval, weg met de historische klankverbinding van het ABN met het Vlaams van (ondere andere de vele) Antwerpenaren (die vanaf de zestiende eeuw Holland groot hadden gemaakt), want zo spreken wij hier niet meer. We waren (hierboven) ergens blijven steken rond 1970 bij nogal vergaande spellingsvoorstellen van Pée-Wesselings en de vereenvaudigde spelling van een 'Aksiegroep', een 'Klup van Vier' (VWS, ANOF, VON en SN-VLLT).
De Nederlandse regering was ervoor om de aanbevelingen van Pée-Wesselings in te voeren (met de vereenvaudigde spelling als bijlage), maar de Vlamingen wezen beide voorstellen af, wilden hooguit de k-spelling uit het eerste Groene Boekje als enige spelling aanvaarden, verder geen wijzigingen.
Gezichtsverlies voor de Nederlandse regering (die er stilaan ook achter begon te komen dat wat zij wilden een dure bedoening zou worden, dus eigenlijk hoefden ze niet meer zo hard, maar toegeven dat ze fout zaten, dat was uiteraard onvoorstelbaar, dus ...).
Er was gelukkig een uitweg: een Nederlands-Belgische commissie schreef een rapport dat pleitte voor de oprichting van een Belgisch-Nederlandse academie op het gebied van taal en letteren. Die kon dan mooi de verantwoordelijkheid overnemen. De Nederlandse regering trok zich terug uit de door haarzelf veroorzaakte en aangejaagde spellingoorlog, die daarop vrij snel ophield te bestaan, ook de 'Aksiegroep' viel uit elkaar, want de leden hadden immers elk hun eigen, en vanzelfsprekend veel betere, spelling, hoewel die heel misschien nog een ietsepietsie sleutelwerk kon gebruiken ...

In 1974 verklaarde onderwijsminister Van Kemenade dat er geen nieuwe spelling nodig was, omdat niet duidelijk was dat het onderwijs daar baat bij had. Hè hè, tijd om op adem te komen. Spellingonderwijs heeft weer zin.

Maar ja, dan blijven we jammer genoeg nog zitten met het feit dat de woordenlijst in het Groene Boekje steeds minder met hedendaags taalgebruik te maken heeft. Daar moet natuurlijk wél wat aan gedaan worden, weet je wat, laten we daar een commissie voor in het leven roepen. Die kon dan meteen even kijken of de formulering van de spelregels nog wel adequaat genoeg was. Je hoeft er geen waarzegger voor te zijn om het antwoord op die verborgen vraag te weten: die "leidraad" is natuurlijk hopeloos achterhaald. En die commissie, daar waren allang plannen voor, weetjewel, die Belgisch-Nederlandse academie.

Helaas was de VWS (hernoemd tot Vereniging voor Wetensgappelike Spelling) vlak voor 1980 voor niets een nieuw offensief gestart met haar "spelling-85". De overheid wilde alleen nog maar naar haar eigen commissie (in oprichting) luisteren en de taalgebruiker wilde er al helemaal niks mee te maken hebben, die was overduidelijk spellingmoe.
 

"de nieuwe spelling"   wordt   "TE MYFE SPELYMH"
Tussendoor hebben we ook nog even hartelijk kunnen lachen. In het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad kwamen we (op 1 april 1977) een goed doortimmerd artikel tegen over de "Nota Wetenschappelijke Taalrenovatie" (waarin gepleit werd voor een stevig herzien wetenschappelijk alfabet van niet meer dan de volgende dertien [13] hoofdletters: A, E, F, H, K, L, M, P, R, S, T, U, Y). Het artikel heette "FAYERS FAM FUR EM SY" en iedereen die enigszins belezen is, herkent en leest dat natuurlijk meteen als "waaiers van vuur en zij" zoals het in de oude schrijfwijze ooit neergeschreven was door Willem Kloos.
Deze spelling levert een karrevracht aan nieuwe dubbelzinnigheden op: HUTEM HEK kan niet alleen het voor de hand liggende houten hek opleveren, maar netzogoed gouden gek betekenen.


"TE MYFE SPELYMH"   wordt   "t mf srlmh"
Je begrijpt dat ik meteen compleet verkocht was, zo erg zelfs dat ik het huiswerk van de Commissie ter bestudering van het spellingsprobleem zeer intensief heb bekeken en met de door haar gehanteerde argumenten heb overgedaan.
Wat bleek, de commissie heeft niet ver genoeg door durven gaan. Nou, ik wel: er zaten nog vijf [5] letters teveel in het voorgestelde wetenschappelijk alfabet.
We kunnen volstaan met acht [8] letters (f, h, l, m, r, s, t, y). Zoals je ziet kies ik in tegenstelling tot de commissie voor onderkastletters vanwege hun betere leesbaarheid (een ontegenzeggelijk voordeel, zeker als we met z'n allen na verloop van tijd aan de herziene woord- en woordgroepsbeelden gewend geraakt zijn).
Helaas heb ik mijn bevindingen niet in een wetenschappelijk tijdschrift kunnen publiceren, er zou teveel tijd overheen gaan: de eerste mogelijkheid daartoe deed zich pas een kleine achteneenhalve maand later voor (op 11 november 1977) en dan begint iedereen zich al zorgen te maken over sinterklaas en de hoogte van de eindejaars-uitkeringen.


De Belgisch-Nederlandse commissie kwam er, in 1980: de Nederlandse Taalunie (een foute naam, die pas sinds de herschreven regels van 15 oktober 2005 geen verbindingsstreepje meer nodig heeft). De doelstelling van de Taalunie is, in één zin: "de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin." Een prachtige volzin, waar zinvol werk aan is te ontlenen.

Zoals G.C. Molewijk (in 1992*) al schreef: "Aangezien de Taalunie-taalkundigen zijn aangesteld om 'beleid' te maken of uit te voeren, zullen ze altijd met iets tastbaars voor de dag willen komen en terreinen gaan betreden waar ideeën gemakkelijker in daden kunnen worden omgezet: spelling, terminologie en grammatica.
Het valt dan ook te vrezen dat een organisatie als de Taalunie een gevaar voor de taal zal worden. Wie mensen samenbrengt met de opdracht een sturende invloed op de taal uit te oefenen, zorgt ervoor dat de taalaanveger in de mens zal ontwaken."

En de club krijgt daar een zeer uitgebreid mandaat voor (ze krijgen zelfs absolute macht): volgens het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie (Artikel 4, lid b) moeten de leden "de officiële spelling en spraakkunst" van het Nederlands bepalen, alsof er nog geen spelling en geen grammatica bestaan, hoe hebben we het al die voorbije eeuwen toch gepresteerd om schriftelijk met elkaar te communiceren.

Maar gelukkig wordt er eerst jaren vergaderd zonder dat er één spellingschot gelost wordt. In 1983 wordt de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren opgericht, een adviesorgaan voor de Taalunie en die adviseert om binnen de Taalunie een permanente spellingcommissie in te stellen, nee, beter nog, eerst een voorbereidende commissie, om daarna pas voor-het-echie te gaan. Dat advies valt in 1985, daar is over nagedacht. Die eerste commissie mag niks fundamenteels anders aandragen, maar haar voorstellen moeten wel à la Pée/Wesselings gekleurd zijn. Dat klinkt heel niet best. Dat klinkt op zijn minst zeer tegenstrijdig.

Uit die tijd dateert ook het voorstel om elke vijf à tien jaar de spelling bij te stellen. Lees je dat goed? Ja, dat lees je goed: het gaat niet over het aanpassen van de woordenlijst, maar van de spelling, de regels dus!
Maar de spelling hoefde toch helemaal niet veranderd te worden? Kom nou, weet je nog waar die Taalunie voor was opgericht? Die moest toch de officiële spelling (en spraakkunst) bepalen, dus daar móéten wel problemen in zitten, ook al zien de taalgebruikers die niet, domme leken dat ze zijn.

Ik doe er natuurlijk hier wat lacherig over, maar de rust is wel behoorlijk voorbij, zeg maar voorgoed afgelopen (als het aan de Taaluilen ligt tenminste). Maar wie gaat hen stoppen, met een verdrag waarmee ze aan niemand verantwoording verschuldigd zijn, zolang ze maar regelmatig braakballen produceren? 1985, de Werkgroep ad hoc Spelling, of de (voorbereidende) commissie-Geerts, begint met nadenken over voorstellen voor een spellingwijziging, over hoe het Groene Boekje te corrigeren en hoe dat periodiek in een herdruk aan te passen. Eind 1988 verschijnt het "Rapport van de Werkgroep ad hoc Spelling" (officiële presentatie februari 1989).
Buiten dat daarin gesteld wordt dat alleen de Taalunie in staat is (of in staat gesteld dient te worden) om de spelling aan te passen, laat de ploeg van Guido Geerts regelmatig doorschemeren dat er nauwelijks of geen gronden zijn die wijziging van de spelling noodzaken: "De onderzoeksresultaten zijn zelden zodanig dat ze ondubbelzinnig wijzen in de richting van een bepaalde verandering."

Begin 1990 verschijnt (buiten de klamme klauwen van de Taalunie om) de "Herziene Woordenlijst van de Nederlandse taal". Het Ten Geleide begint als volgt: "Deze woordenlijst is een uitbreiding van en aanvulling op de in 1954 verschenen Woordenlijst van de Nederlandse taal, die in opdracht van de Nederlandse en de Belgische regering werd samengesteld. De auteur van deze herziene woordenlijst, het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL, Leiden), heeft geprobeerd in het kader van die uitbreiding samen te werken met de Nederlandse Taalunie. Het beleid ten aanzien van de spelling bleek echter nog te veel in ontwikkeling om in 1989 beslissingen terzake van het Comité van Ministers te mogen verwachten. Desondanks blijven auteur en uitgever deze samenwerking nastreven."

Wat er natuurlijk niet bijstaat is dat de Comministers (in ieder geval de Nederlandse afdeling) en de Taalunie zich nogal stevig op hun pik getrapt voelden (of in de zeik gezet), de herziening van de spelling was ineens nóg veel minder hard nodig dan daarvoor (een van de opgevoerde 'redenen' was immers dat het Groene Boekje 1954 hopeloos verouderd was), want er was nu een bijgewerkte versie beschikbaar met allerlei nieuwe woorden (de hele lijst was volledig in de voorkeurspelling, en sommige voorstellen van de commissie-Geerts werden zelfs al beargumenteerd toegepast - de toegelaten spelling van woorden werd weggemoffeld in een appendix).
Het nadeel van de rigoreuze scheiding van voor- en nakeur in de "Herziene Woordenlijst [...]" was dat daarmee niet helemaal het hedendaags gebruik werd gevolgd, alchimie bijvoorbeeld was opgenomen in de lijst, terwijl alchemie verhuisde naar de bijlage. Het voordeel was dat de raadplegende taalgebruiker niet meer hoefde kiezen uit verschillende spelmogelijkheden.

Het wekt enerzijds wel verwondering dat de Taalunie een paar jaar later toch weer in zee gaat met dat dissidente INL voor de samenstelling van de woordenlijst voor GB1995, anderzijds natuurlijk niet, ze moesten wel, er was gewoon geen andere organisatie die dat werk op zich kon nemen. September 1990, installering van de Spellingcommissie (die zat in de planning én die was nog steeds hard nodig, omdat de ministers de "Herziene Woordenlijst [...]" niet erkennen), wederom onder voorzitterschap van Guido Geerts, voor de duidelijkheid gewoon commissie-Geerts genoemd, en waarom ook niet.
In een brief van augustus 1991, waarin gevraagd wordt om de Spellingcommissie meteen maar te laten beginnen met het opstellen van de Woordenlijst, wordt deze snelle (door)start aanbevolen met de volgende formulering: "[...] als de voorstellen met betrekking tot de regels tijdelijk onder embargo konden blijven, zou het publiek slechts één keer geconfronteerd worden met een aanpassing van de spelling. Hierdoor zou onnodige verwarring en spellingonrust worden voorkomen." Dat zal best aardig bedoeld zijn, maar het maakt mij wantrouwend, wat is de verborgen agenda? Het lijkt ook op een formulering uit het (eind)rapport van de Werkgroep ad hoc Spelling: 'In plaats van alle spellingproblemen te laten liggen tot ze in n mammoethervorming geregeld kunnen worden, zouden deelaspecten kunnen worden aangepakt, zodat gedeeltelijke wijzigingen "geruisloos" kunnen worden ingevoerd.' De combinatie van die twee citaten doet mij toch 'iets' van heimelijkheid vermoeden.

In oktober 1993 verschijnt (de tweede, aangepaste versie van) het "Rapport van de Spellingcommissie" (de eerste versie, van maart 1993, heb ik niet kunnen achterhalen). Uit de inleiding blijkt dat slechts enkele aspecten van de spelling bekeken moesten worden (bastaardwoorden, verbindingsletters, diacritische tekens - wordt de rest bewaard voor volgende pesterij-golven?) en er moesten voorstellen komen voor wat betreft inhoud, vorm, en frequentie van de woordenlijst.

Ondanks dat uit onderzoeken blijkt dat taalgebruikers geen wijzigingen willen (geef ons geen consistente spelling, maar laat ons de huidige stabiele spelling houden) en de belofte dat er met die wensen rekening zal worden gehouden, komen er toch een aantal (door de commissie vóórgestelde en dat is volgens mij op zijn zachtst gezegd vergelijkbaar met door hen gewénste) veranderingen op de proppen.
Blijkbaar moeten we dat zo niet zien: "De uitgangspunten van de Spellingcommissie werden voor een belangrijk deel door de opdrachtgevers bepaald: bij de beregeling van de bastaardwoorden stond de spelling van inheemse en vreemde woorden niet ter discussie. De consistentie van de voorstellen stond centraal." Dat klinkt ineens heel wat minder stoer dan die belofte om rekening te houden met de wensen van de taalgebruiker.

Toch lijkt de commissie-Geerts goed bezig te zijn: ze stelt 'regels' op die voor alle woorden gelden (behalve een grote groep 'vreemde woorden', waarvan de spelling helemaal niet aangepast zou worden) - en als er door het volgen van die regels een bepaald woord echt uit zou springen, dan wordt bekeken of dat woord als uitzondering behandeld zou moeten worden. Dat is in ieder geval al een veel hanteerbaarder standpunt dan het woord-voor-woord stemgedrag bij de opstelling van de woordenlijst van GB1954.

De spelling-Geerts munt uit op twee terreinen: ze is qua regelgeving uitermate simpel en qua verstoorde woordbeelden heel wat minder kwetsend dan een hoop andere, zogenaamd wetenschappelijke, spellingsvoorstellen.
Ze moet echter nog steeds, wél aangeleerd worden (hoewel daar vermoedelijk veel minder tijd in gaat zitten dan in het aanleren van de 'huidige' warboel), ook door mensen die al (tientallen) jaren van school zijn en die zitten daar écht niet op te wachten - leerlingen natuurlijk ook niet, maar die maakt het waarschijnlijk minder uit of ze van de hond of van de kat gebeten worden, die willen hapgrage tanden gewoon het liefst vermijden (de meeste althans).

Hierna volgen in het kort de regels voor de spelling-Geerts (ik ga op deze inhoudelijk uitgebreider in dan op een van de overige 'systemen', omdat dit voorstel op een aantal punten hout snijdt, daarmee nog steeds niet zeggend dát en hóé de spelling moet worden aangepast).

  • Ervan uitgaande dat je standaardtaal spreekt (of in ieder geval weet hoe het klinkt) luister je naar de uitspraak van de woorden die je wilt schrijven.
  • Samengestelde, afgeleide, vervoegde en verbogen woorden breek je uiteen in samenstellende delen, voor- en achtervoegsels en/of uitgangen.
  • Vervolgens schrijf je de klanken die je hoort op in de letters die die klanken representeren.
  • Behalve bij de uitzonderingen:
    • De vreemde woorden, dat zijn die woorden die we nog als zodanig herkennen (pizza, spaghetti, sticker), die een bepaald soort uitspraakvarianten kennen (therapeut met [eu] en [ui]), die zich niet volgens de Nederlandse taalregels gedragen (bijvoorbeeld een afwijkend meervoud hebben, freak-freaks tegenover boek-boeken, criterium-criteria) of die niet-Nederlandse klanken bevatten ([zj] journaal, manege; [èè] militair, beige, enquête; [ie:] analyse).
    • Internationaal veelgebruikte woorden (taxi, alibi, liter), aan een andere taal ontleende uitdrukkingen (eau de cologne, corpus delicti) en cultureel bepaalde termen (requiem, intermezzo, hockey).
    • Eigennamen, daarvan afgeleide woorden, alsmede de namen van planten en dieren (De Graeff, Vandenbroucke, bacchanaal, hyacint, dahlia, collie).
    • Enkele klanken ([ee] - [i] - [ie] - [j] - [ks] - [nj] - [oo] - [s] - [sj] - [t] - [z]) worden in een beperkt aantal gevallen anders geschreven dan de uitspraak 'voorschrijft', bijvoorbeeld bij [t]: daar blijft -th geschreven worden, maar alleen in thans, thee, thuis, ether en woorden die -pathie, -thium bevatten.
    • Het meervoud bij woorden op -ie altijd -ieën, nooit -iën; verder zijn er nog een paar apartelingen als monnikken en frunnikken.
  • De tussen-(e)n en -s, allebei drie regeltjes, geen uitzonderingen (dus koninginnendag, en wat dan nog).
  • Streepjes bij alle klinkerbotsingen en onduidelijke samenstellingen; genitief bij eigennamen altijd 's (Jan's, Jans's); bij woorden die eindigen op lange klinker krijgen de genitief, het meervoud en het verkleinwoord altijd een weglatingsteken (opa's, opa'tje); trema-gebruik wordt niet gewijzigd (koöptatie-recht, behalve natuurlijk als een andere regel het trema overbodig maakt zo-even).

Bij de voorbeelden van de schrijfwijze van [ie]-klanken stond ginekoloog, een wat heftige aanpassing van het woordbeeld.

Ludo Permentier, het taalgeweten van De Standaard, publiceerde in zijn krant een venijnig artikel waarin hij de lezers waarschuwde voor de verschrikking die hen voortaan champagne als sjampanje wilde laten schrijven. Dat was een straf plaatje wat daar geschetst werd (ook al deugde er weinig van: champagne bleef juist in oude spelling gehandhaafd), de menigten liepen te hoop, de ministers kregen het spaans benauwd en Geerts' voorstellen werden acuut naar de prullenbak verwezen. Nadat in 1994 de Spellingscommissie met haar werk naar het putje was verwezen, was ineens alle (wan)hoop gevestigd op de Taalunie zélf. En er waren nog maar enkele maanden te gaan voor de officieel geplande presentatiedatum van de nieuwe spellingsvoorschriften en de daaraan gekoppelde Woordenlijst. De Taalunie zou de spelling in een klap rijp (moeten) maken voor de komende eeuw (want toekomstige bijgewerkte uitgaven zouden alleen de woordenlijst mogen aanpassen, niet de regels - dachten wij).

Het clubje leverde (zonder vooraf iets over de inhoud en de daaraan ten grondslag liggende beregeling wereldkundig te hebben gemaakt, vermoedelijk uit angst voor nog een Permentierse slachtpartij) in 1995 het tweede Groene Boekje op, dat barstte van de inconsequenties en andere fouten. Vrijwel niemand was daar blij mee (de volgende uitgave van Van Dale werd afwijkend gespeld, Onze Taal kwam met een afwijkende Spellingwijzer). In 1999 nam Van Dale (dertiende uitgave) de afwijkende spelling van het Groene Boekje als alternatieven op (vast als tegemoetkoming aan de Taalunie, maar nog steeds niet van harte).

Net nu het stof weer is gaan liggen en veel oorspronkelijke tegenstanders schoorvoetend steeds vaker een spelling hanteren die wel wat lijkt op de gecorrigeerde versies van GB1995, komt de Taalunie met een herziene versie van het Groene Boekje, met nieuwe regels, en teruggedraaide uitzonderingen, om het simpel te houden waarschijnlijk. En opnieuw zitten er verschillen tussen dat (derde) Groene Boekje en de (bijna gelijktijdig uitgebrachte) veertiende versie van de Dikke Van Dale - hypercorrecties en domme aanpassingen over en weer. Denk je dat er ook weer een nieuwe Spellingwijzer komt?

Ook heel typisch: Ludo Permentier, de veroorzaker van het paniekvoetbal in 1994 verzorgt voor GB2005 de Leidraad. Dat riekt naar het monddood maken van een fel criticus, aan de andere kant is het voor de journalist een wat vreemde rolwisseling: van schreeuwend tegenstander naar gladstrijkend voorstander. En er valt nu nog minder positiefs te melden dan in 1995. Sommige taalwetenschappers (zoals de Taalunie-miepen - waarbij de vraag is of die hier met recht en rede genoemd kunnen worden) noemen het verschijnsel dat steeds meer woorden (waarin een k wordt uitgesproken) met een c worden geschreven vol enthousiasme een natuurlijk taalproces, maar vergeten daarbij te vermelden dat dat proces al vanaf 1955 driftig afgedwongen wordt. Het zogenaamd spontaan verschijnen van die c's is daarmee in mijn ogen gewoon het gevolg van wat ik met een nieuwe 'wetenschappelijke' term benoem als twijfel-analogie.
Nét het in het Groene Boekje handhaven van onnavolgbare inconsequenties leidt tot twijfel - met als gevolg dat via "laten we het maar goed doen" er steeds vaker gekozen wordt voor een c. Wanneer zien we accoord als vaste schrijfwijze verschijnen? Waarschijnlijk na de vacantie.
De etymologie was als eerste sturende criterium officieel zogenaamd afgevoerd (behalve in wat specifieke gevallen). Waarom dan voor ons de verplicht-vrijwillige keuze voor c (zijnde de voorkeurspelling van de commissieleden, in eerste instantie bij stemming, per woord, later gewoon niet meer bewust naar gekeken) als er in het schriftelijk taalgebruik spontaan k-spellingen opduiken (en steeds opnieuw). Het lijkt me dat de taal daar naar toe aan het groeien was (die k dus), en dan is het bevoorkeuren van de c een domme achterwaartse beweging.
Hetzelfde achterbakse gedrag vertoont de Taalunie bij het verzieken van de tussen-letter-praktijk.

Door dit verraad van de Taalunie aan haar eigen officiële principes (voor die ze niet kennen: de opzet van de hervorming was het vereenvoudigen van de spelling, door de regeling voor verbindingsklanken aan te passen en opvallende inconsequenties uit de voorkeurspelling te halen), maar vooral het verraad aan de Nederlandse taal, heeft zij duidelijk gemaakt dat haar stem enkel geblaat is, en was, en vermoedelijk altijd zal blijven. Vanaf heden sluit ik er mijn oren voor. Iedereen mag voor mij schrijven zoals die persoon dat wil (liefst wel consequent / konsequent / konsekwent), met dien verstande dat de lezer begrijpen kan wat de boodschap van de tekst is.
Iemand die (mijn) geschriften beoordeelt op (al dan niet correcte / korrekte) spelling en niet op basis van de inhoud, verdient het niet om met mij te converseren / konverseren / konverzeren. Leve de vrijheid, weg met de frikkige fratsen van de Taalunie. De Groene Amsterdammer van 24 januari 1996, Ludo Permentier (redacteur van de Vlaamse krant De Standaard): "Ik heb bij de presentatie van het nieuwe Groene Boekje in Den Haag aan Maarten van den Toorn, hoogleraar taalkunde en voorzitter van de Taaladviescommissie, gevraagd waarom een woord met een dier en een plant per se geen tussen-n mag hebben, want er zijn zo veel gekke woorden met een n ontstaan, zoals pannenkoek. Hij zei mij toen letterlijk: ik begrijp er ook helemaal niets van, de ministers hebben dat zo gewild. Je zou net zo goed, zei hij, een uitzonderingscategorie kunnen verzinnen van samenstellingen van een persoon en een fietsonderdeel, bijvoorbeeld: herezadel. En dan moeten die miljoenen schoolkinderen denken: o ja, een persoon, een fiets, oppassen! Het heeft even veel en even weinig zin."

Elsevier, 14 oktober 2005, René van Rijckevorsel: "Ja, het is paddenstoel, met ingang van 15 oktober, en dronkenlap. De Jood uit Israël krijgt een hoofdletter, de gelovige jood een kleine. De onnavolgbare logica van de taalwetenschappers slaat weer onverbiddelijk toe met een nieuwe spelling waaraan niemand nog een touw kan vastknopen."
Volgens mij is er zelfs in het donker van een maanloze nacht duidelijk te zien dat er een touw aan vastgeknoopt zit, maar je moet het licht aandoen om te zien dat het een vette strop is, in opdracht van een Comité van Verlopen Ministers door de Taalcurie opgehangen aan het spant van een ooit prachtig maar nauwelijks onderhouden pand (de Taalwetenschap), met als doel het om zeep helpen van de Nederlandse Taal door het haar gebruikers stilletjesaan onmogelijk te maken het gesprokene in verband te zien met het geschrevene. En waarom? "Your guess is as good as mine", om het in de woorden van een andere taal te zeggen die staat te popelen om het Nederlands als voertaal op te volgen.
Vinden we dat verwarrend? Stoort het ons? Moeten we bang worden voor het voortbestaan van onze eigen taal?
Nou nee, we moeten ons gewoon niks meer aantrekken van het pseudo-intellectuele gebrabbel van die Taalverkrachters. En ze al zeker niet benoemen als "taalgoden", zoals Van Rijckevorsel in zijn artikel doet.

En wat las ik op 17 oktober 2005 in De Standaard aan ongecamoufleerde irritatie van Piet de Moor: "Ik vermoed dat de spellinghervormers in werkelijkheid een diepe haat koesteren jegens de taal, anders kan ik hun gedrag niet verklaren. [...] In één grote en zinloze beweging worden de inspanningen van tien jaar spel- en taalonderricht weggeblazen. Dat is geen cynisme meer, dat is puur sadisme. [...] Vandaar dat ik vermoed dat iedereen binnenkort à la carte zal gaan spellen. Ik kan het de gebruikers niet kwalijk nemen. Ze zijn al genoeg gekoeioneerd."
Daar hoef ik niet echt iets aan toe te voegen, lijkt me.

Gert Meesters (lector Nederlands aan de Université de Liège) schreef in 1999 al in het taal-nummer van Interaxis: "Alle regelgevende partijen hebben aanzien verloren: de Taalunie als officiële uitdrager van de nieuwe spelling, Van Dale als gezaghebbend woordenboek, de taalwetenschap als serieuze wetenschap. De taalgebruiker krijgt nieuwe onzekerheden en onduidelijke normen cadeau, terwijl hij helemaal niet op een spellingshervorming zat te wachten."

Dat is met de nieuwe versie van het Groene Boekje alleen maar erger geworden. Waar het de bedoeling van spelling is de (ontwikkeling van de) taal te volgen, zijn Groene Boekje twee (1995) en drie (2005) steeds nadrukkelijker de ontwikkeling van de taal aan het voorschrijven.
Steeds vaker hoor ik mensen bijvoorbeeld die belachelijke extra tussen-n uitspreken, terwijl de tussen-n (waar die voor 1995 al voorkwam) netzomin als de eind-n werd uitgesproken. En waar dat (na 1995) wél-uitspreken eerst bij wijze van protest was, wordt het steeds meer gedaan "omdat het zo hoort, want je schrijft het toch".
Dan kunnen we net zo goed als regel opvoeren dat de (in het Nederlands [sommige regio's en over-bewust 'beschaafd' sprekenden daargelaten] niet-uitgesproken) eind-n voortaan vervalt, daarmee wordt het Afrikaans ineens ook een stuk gemakkelijker leesbaar (wat woordbeeld betreft in ieder geval).

Overigens weet ik nu al zeker welke regel er in 2015 in ieder geval in de volgende koppelverkoop gegooid wordt, dat is namelijk die van het gebruik van het verbindingsstreepje: "Na ampel overwegen (op basis van de vele vragen en opmerkingen die wij vermochten te bekomen en in een databank hebben geplaatst, waarvan wij vervolgens de impact en de portee hebben beoordeeld) heeft het ons, de Nederlandse Taalunie, het meest zinvol geleken de vele op dit moment circulerende misverstanden aangaande het correct toepassen van het koppelteken in enen weg te nemen door het afkortingsstreepje overal te laten vervallen, behalve op die weinige plekken waar het aan het einde van een regel noodzakelijk is teneinde aan te geven dat het woord op een volgende lijn doorgaat (afbreken)." - en misschien verdwijnt het daar in 2025 wel, omdat iedereen toch begrijpt dat "stra" aan het eind van een regel geen woord is, en dat er op de volgende regel automatisch "ten" of "tenboek" of iets dergelijks moet volgen - wat een droevig geklooi. Het gepiel met het koppelteken is vergelijkbaar met het heen-en-weer schuiven van de regelgeving van (grosso modo) de tussen-n.

Vanuit het Engels kwam het begrip eye-opener binnenstuiven, een fraai begrip waarvoor wij in het Nederlands een omschrijving gebruiken: 'iets dat ons plotseling wakker schudt, inzicht verschaft', een begrip ook dat met minimale inspanning begrepen wordt (de luisteraar dient alleen te weten dat eye voor 'oog' staat. Niets staat acceptatie in de weg, behalve (nú) de Taalunie, want die vindt (2005) dat het verbindingsstreepje niet langer geschreven mag worden, waardoor het voor de lezer ineens niet meer uiteenvalt in de twee woorden eye (dat was oog) en opener (duidelijk, zoals in blikopener), maar één vreemd woord wordt met een pseudo-klinkerbotsing, zoals we die kennen uit 'geopend', maar wat betekent in hemelsnaam dat stukje ey dat er voor staat.

Nog zo'n dwaasheid: vierkleurendruk (quadri voor de Vlamingen) heet in goed import-Nederlands full-colour (een begrip dat niet helemaal de lading dekt, want daarvoor heeft het Engels de uitdrukking four-colour printing). Meestal wordt/werd het geschreven met een verbindingsstreepje full-colour. De Taalunie vond in 1995 het kleurenwiel uit: fullcolour, maar in 2005 moest er van banden gewisseld worden: full colour.
Waarschijnlijk kennen de leden van de Taalfurie maar één kermis-attractie: de cakewalk, en het lukt ze maar niet boven te komen, hoe vaak ze ook van het ene op het andere been springen. Tobberds.

Dat on line vanaf nu (2005) als 'online' verder gaat en pull-over als 'pullover' is niet schokkend, want zo werd het door de meeste taalgebruikers allang gespeld (als ik mij niet vergis, droeg ik op de middelbare school al een pullover, en dan hebben we het over 1970). Goed, in 1998 was ik pas voor het eerst 'online' (één woord - op computergebied was ik géén voorloper - met een inbelmodem, dus zorgvuldig mijn telefoontikker in de gaten houdend). Wat wel verbazing zou moeten wekken is dat de Taalunie in 1995 nog roomser was dan de paus en in 2005 een inblazing van de geest krijgt (de geest uit de fles vermoed ik, cognac, whiskey, wodka). Dat maakt zo'n club toch niet echt geloofwaardig (netzomin als de pantserpaus trouwens, maar het gaat hier alleen over spelling).

Overigens, het bekende woord "dronkeman" (wie kent er niet tenminste één in zijn of haar directe omgeving - en ik mag hopen met een zeer geringe regelmaat in verschijning) wat volgens de spellingsmutilatie van 2005 als "dronkenman" dient te worden neergepend, verdwijnt in de volgende ronde (we worden dan geacht "dronken man" te schrijven, alsof dat hetzelfde is), daarmee de taal van een fraaie uitdrukking berovend (of een niet al te fraaie, afhankelijk van je contact met zo iemand).
Bij het volgen van de "takkenregel" van de Taalcurie (versie 2005) kunnen we meer van dit soort [hyper]correcte constructies verwachten: "mogenlijk en onmogenlijkheden" (gelezen op WebWereld, waarbij het niet-geschreven weglatingsstreepje alvast vooruitloopt op mijn voorspelling over GB2015).

Nog even een lachwekkend citaat uit de Volkskrant (17 december 2005): "Drie landelijke dagbladen en vier opiniebladen verzetten zich tegen de nieuwe spelling. Ze vinden de veranderingen, die twee maanden geleden werden geïntroduceerd, verwarrend en onwerkbaar. 'Te ingrijpend om akkoord mee te kunnen gaan', aldus de actievoerders."
Dit was niet het lachwekkende deel, dat staat pas (door mij ter verduidelijking gecursiveerd) in het tweede deel van het volgende blok tekst:
"De redacties zullen de nu geldende regels [de spelling van 1995 - th.] aanhouden, indien nodig met een enkele aanpassing. Maar de diverse media gaan ook praten over de mogelijkheid van een alternatieve spelling. Daarvoor heeft een aantal deskundigen zijn medewerking toegezegd. Wellicht wordt daarbij teruggegrepen naar de spelling van vóór 1995. Volgens Bas van Kleef, eindredacteur van de Volkskrant, sluit die het best aan bij het intuïtieve taalgevoel van de lezer.
De actie is niet in het belang van de lezers, meent de Taalunie. De veranderingen zijn er gekomen omdat het 'publiek behoefte had aan meer houvast'. Het overheidsorgaan vreest grotere verwarring als iedereen verschillend gaat spellen. De veranderingen komen volgens de Taalunie juist tegemoet aan de verwachtingen van taalgebruikers."

Weet iemand zeker dat de Taaluniekelingen in dezelfde realiteit leven als de gebruikers van het Nederlands? alle giffen welkom Strips (van het soort plaatje-tekstwolk, plaatje, plaatje-tekstwolk) zijn in Nederland (ruim na Vlaanderen, en eindelijk) erkend leesvoer geworden (hoe gelukkig we daar enerzijds ook om kunnen zijn, ze maken lezers lui en stimuleren zelden of nooit de creërende fantasie) en helaas zijn ze (vanuit het Buitenlands) vaak vertaald in zeer slecht Nederlands. De gekalkte woorden betekenen dan wel ongeveer hetzelfde als wat er in het origineel stond, maar zinsbouw en grammatica zijn regelmatig de dupe van de tijdsdruk waarbinnen zo'n vertaling moet worden afgeleverd, tussenvoegsels vallen weg (onder andere vanwege de meestal te kleine ruimte in de tekstballonnen, Nederlands is een ruimtelijk veeleisende taal), woorden als mits en tenzij blijken van betekenis te hebben geruild, vervoegingen worden foutief toegepast, enzovoort, de kalligraaf weet vaak niet wat hij schrijft (omdat hij de taal niet kent, of letters tekent in plaats van teksten overneemt), kortom, de leeskijker consumeert af en toe sterk vervuild Nederlands. Het lezen van tekstwolken in strips gebeurt faliekant anders dan tekst zonder zo'n prominent aanwezige verluchting, veel slordiger, omdat een groot deel van de informatie uit de afbeelding komt; helaas wordt het (incorrecte) woordbeeld (en in mindere mate het zinsbeeld) wél nadrukkelijk door het hoofd opgenomen, waardoor de correcte spelling van woorden (op andere plekken) ineens vreemd kan overkomen, hoe moest het nou ook alweer.

vóór 199519952005
nasi gorengnasigorengnasi goreng
wij-gevoelwijgevoelwij-gevoel
ex libris ex-librisex libris
haringkaken
haring kaken
haringkakenharing kaken
tevoorschijnte voorschijntevoorschijn
ter zake
terzake
terzaketer zake
naijvernaijverna-ijver
heb je duidelijkere bewijzen van onvermogen nodig, zowel aangaande de 'spellingsregels' van 1995, als die van 2005?
 
vóór 199519952005
meesterkokmeesterkokmeester-kok
privé-autoprivé-autoprivéauto
hink stap sprong
hink-stap-sprong
hink-stapspronghink-stap-sprong
slechtverlicht
slecht verlicht
slechtverlichtslecht verlicht
terzijde staanter zijde staanterzijde staan
kooieendkooieendkooi-eend
zoëvenzo-evenzo-even
appèlappèlappel
en dat terwijl de accenten zouden blijven waar ze voor de uitspraak nodig waren (regel 4a/2), stelletje appelwormen.
Appel doen op het gezond verstand van de Taalunie heeft volgens mij geen enkele zin, deze agenten die zo gericht zijn op uniformrokjes nuttigen hoogstwaarschijnlijk enkel rood vlees. Het kant-noch-wal rakende argument dat in Frankrijk het accent op "appèl" ook is afgeschaft is niks meer dan laf zich verschuilen vanwege het niet hebben van een eigen mening: in Frankrijk kán "appèl" rustig zonder aksent geschreven worden, want hun appel-fruit heet pomme, dus dáár zal er waarschijnlijk geen verwarring optreden, híér echter wel, verzin maar een oplossing, stelletje Taalklunzen.
De meeste taalgebruikers, wier spellingonderricht vóór 1995 was afgesloten, hebben een redelijk taalgevoel (kunnen ontwikkelen) om hen te helpen bij het al dan niet gebruiken van de tussen-n en tussen-s. Met de vernielde spelling van 1995 werd de ontwikkeling van dat taalgevoel bij een hele generatie taalgebruikers gebruuskeerd en geridiculiseerd: de tussen-n's hadden vanaf toen niets meer te maken met wat als 'logisch meervoud' in de samenstelling werd beschouwd/benoemd. Daarvoor in de plaats kwam steriel geblaat over hoe een woord-alléén er in het meervoud uit zou zien (mits en tenzij natuurlijk, en dan nog met uitzonderingen), en bij de hernieuwde verwarringsronde 2005 werd dat stinkende, pruttelende soepje ondersteboven in een nog vuilere pan gekwakt.

Voor diegenen die de tendentieuze taal van de vorige alinea niet kunnen waarderen, zal ik het hierna nog een keer proberen uit te leggen. Door de afgedwongen tussen-n in pannekoek en lampekap wordt niet de spelling aangepast, maar de taal en iemands taalgevoel veranderd. 'Lampenkap' kán natuurlijk wel als twee of meer peertjes één gezamenlijke hoed dragen, maar de meeste lichtpunten die ik ken 'doen' het een-op-een. Daarentegen kan ik mij nauwelijks iets voorstellen bij een koek die tijdens het bakproces van pan wisselt. Mijn taalgevoel zegt echter dat dat wel zou moeten om 'pannenkoek' te kunnen verklaren (grappen in dat verband over het bakken van patat - die bak je namelijk eerst vóór en vervolgens áf - zijn volledig misplaatst, want meestal gaat de versneden aardappel daarbij terug in dezelfde frituurpan).
De krampachtige verklaring om in eerste instantie (1995) paardebloem en paddestoel zonder tussen-n te laten voortbestaan (omdat de samenstellende delen grofgezegd andersoortige dingen zouden zijn, een dier en een plant of een voorwerp) klonk mij indertijd al als vloeken in de kerk, het gemak waarmee die regel nu (2005) ongeldig verklaard wordt, maakt me alleen maar duidelijk dat de 1995-versie een verzinsel was om wat kritiek weg te wimpelen en een waas van doordachtheid over het geklungel van de Taalunie te draperen.

Nog een bewijs voor de kompleet onwetenschappelijke benadering van deze materie door de Taalunie is te vinden in de behandeling van deze twee woorden: "ruggegraat" en "ruggespraak". Zelfs Groningers heb ik hier nog geen tussen-n horen uitspreken. Waar in het eerste woord sprake is van de wervelkolom aan de achterzijde van een lichaam, heeft het tweede woord (op een grote bek na mogelijk) helemaal niks met het lichaam te maken (zoals gesteld werd in «GB-1995, regel 5.1.1[1b-4].»*), het gaat over "terug-spraak", overleg met anderen.
Vergeef me dat ik er hier even de etymologie bijhaalde, een van de stokpaardjes waarop de heren van Taalfutiel zeggen zo wild heen en weer te draven; volgens mij worden ze regelmatig (misschien zelfs voortdurend of onophoudelijk) uit het zadel geworpen, de watjes.

Het Groene Boekje van 1995 heb ik indertijd (beroepshalve) aangeschaft, maar nauwelijks gebruikt (vanwege verregaande onvolledigheid en talrijke inconsequenties), de Spellingwijzer van het Genootschap Onze Taal (uit 1999) des te meer - tussendoor (en daarnaast) gebruik ik de Digitale Dikke Van Dale (abonnementsversie). De aanschaf van het Groene Boekje 2005 zal niet plaatsvinden (mij er een cadeau geven zal als een daad van minachting worden beschouwd), en het exemplaar uit 1995 zal ritueel (of ostentatief, wat jij wilt) verbrand worden op 01 augustus 2006.

Als het voor veel mensen moeilijk is om precies te weten waar wél een tussen-n (of -s) geplaatst moet worden en waar er géén hoort te verschijnen, laat ze dan gewoon allemaal weg, tenzij het onleesbare woorden oplevert, en plaats er enkel dáár een. Dat is een veel minder zware belasting voor het taalgevoel. Bovendien lucht het zwakke spellers op, in tegenstelling tot de welles-nietes regelgeving van de Taalunie, met in 1995 andere uitzonderingen dan in 2005, en alweer zo stompzinnig inconsequent: wél "zonnenschijn", maar geen verrekte "koninginnendag".
Jongens, ga toch wieberen. Misschien is het ook handig je daarbij meteen een nieuwe naam aan te meten (want met Nederlands hebben je activiteiten nauwelijks iets te maken, je omschrijft een of ander ivoren-toren-taaltje dat veel van het Nederlands gepikt heeft), iets als 'Nederwaartse Taal-fonie' lijkt me prachtig, hoewel ik me daarbij voor het deel '-fonie' meer laat leiden door de betekenis van het Engelse woord 'phoney' (vals, onecht, namaak-, schijn-, enz.) dan die van het ooit uit het Grieks geleende 'phónè' (stem, klank, geluid, taal, woord, schrijfwijze, enz.).
En verder lijkt het me nuttig om je voortaan als een ding met 'het' aan te spreken, mannelijk en vrouwelijk zijn niet op jullie van toepassing. Spectaculair is dat: dan ben je het enige ding dat aangesproken wordt (tegen beter weten in natuurlijk, want er valt geen enkele vorm van communicatie te verwachten buiten het standaard-antwoord "dit voel ik als een persoonlijke aanval" op elke vraag of opmerking).

Regelmatig verschuilen de Taalzuringen zich bij vragen over de toch wel ingrijpende veranderingen van / in GB2005 achter het smoesje dat GB1995 te kampen had met een verregaande mate van tijdsdruk. Een tégen-opmerking dat de zaak dan beter een jaar of wat had kunnen worden uitgesteld ("vooruitgeschoven"), wordt geïrriteerd afgewimpeld met de verwijzing naar (contractuele) verplichtingen die zij zouden hebben naar regeringen, uitgevers en drukkerijen (die hadden ze toch zélf afgesloten?), aangevuld met het oneigenlijke argument dat dat een dure grap zou zijn geworden.
Dat afkopen van die contracten zal best een aardig bedrag opleveren, maar hoe duur is het niet om elke tien jaar nieuwe woordenboeken, woordenlijsten, lesboeken en computerprogramma's (nieuwe versies van spellingscorrectors die toch geen barst snappen van het Nederlands) aan te moeten schaffen, en dan hebben we het alleen nog maar over geld, want wat te denken van al die verspilde uren onderricht in een nu alweer verouderde spelling, de tijd die onderwijzend personeel kwijt is aan het zichzelf eerst áf-leren van de vorige spelling en het áán-leren van de dikke-duim-regels waarmee deze nieuwe spelling aan leerlingen moet worden verkocht, het stijgende gebrek aan spellend zelfvertrouwen van veel gelegenheidsschrijvers, het feit dat er door niemand gevráágd was om een spellingswijziging (laat staan een táálherziening) - dat valt natuurlijk totaal in het niet bij de oneindig veel zwaarder wegende eigenbelangen van een tiental taalkneuzen en een paar ministeriële onbenullen. Om aan te geven hoe overtuigd de Taalunie zelf is van de wereldschokkende juistheid van haar nieuwste spellings-drol wil ik even subtiel opmerken dat het "Groot Dictee der BlaBla" in december nadrukkelijk níét in de 2005-versie van het Groene Boekje wordt afgenomen (dat is natuurlijk niet wordt, maar werd als je deze tekst leest na 19 dec. 2005), maar in de algemeen verguisde vorige versie (want daar zijn we inmiddels toch al wel aan gewend of zo). Dat zal lachen worden voor iedereen die zich dan al te pletter geoefend heeft op de consequente toepassing van de nieuwste regeltjes.

Nu ik het toch over uitscheidingsproducten heb: volgens de regels (ook die van 1995 al) moet het hondendrol en hondenpoep zijn. Voor wat betreft (het opruimen van) 'hondenpoep' kan/kon ik mij daar wel in vinden, want waar je gemiddeld op een klein grasveldje in kunt trappen is meestal niet afkomstig van één viervoeter (en natuurlijk zéker niet van de jouwe, want jij ruimt alles netjes op, zoals de wet voorschrijft en zo), maar bij 'hondendrol' zet ik toch wel vraagtekens - elke drol komt maar uit één hondse reet, mag ik hopen (behalve bij honden met een ruggengraat natuurlijk, van die siamezen).

Voor wat betreft de tussen-n kan ik duidelijk zijn: die plaats ik voortaan alleen dáár waar ik dat logisch vind (waarbij ik me door mijn taalgevoel zal laten leiden / sturen en niet door een stelletje overbetaalde betweters), wat betreft de andere 'regels' die de spelling sinds 1995 opgelegd kreeg zal ik niet zo'n stringente uitspraak doen, maar er zullen (bij wijze van voorbeeld) in de loop van de komende tijd waarschijnlijk steeds meer -c's die als -k worden uitgesproken ook weer als een -k worden geschreven.
Mij persoonlijk maakt het niet uit of de weg die naar het station voert Stationstraat of Stationsstraat genoemd wordt (of geschreven, we hebben het hier immers over spelling), zolang als er tenminste in een bepaalde gemeente niet twee van die straten zijn die een afwijkende spelling noodzaken (zoals de Damstraat die naar de oude binnendijk verwijst en de Damsstraat die naar een al heel lang geleden overleden burgervader Jan Dams genoemd is), zélfs niet als het de straat betreft die twee stations verbindt, hoewel het taalgevoel daar een tussen-s eist. De reden waarom ik niet zoveel belang meer hecht aan die (extra) tussen-s is omdat het taalgevoel sinds 1995 bij een hele generatie vakkundig om zeep geholpen is (door het onzinnige kletsgeregel van de Taalunie, dus eigenlijk mag ik hier niet spreken van 'vakkundig').

logo taalzotten, versie 2005Ook anderen kunnen (mogen? moeten?) aangeven dat zij in de spelling van hun geschriften de nieuwste tombola volgen, want de club van Taalrudimenten heeft een logo laten ontwerpen, dat je in dat geval op het omslag van je drukwerk mag pletteren (dat ding hiernaast is slechts bij wijze van voorbeeld).
Alleen vraag ik mij af, hoeveel het plaatsen van dat ding in 2016 waard is, als er alweer een nieuwe ronde met nieuwe prijzen is gespeeld, verwijst het logo (van een boek uit bijvoorbeeld 2007) dan nog steeds naar volledige erkenning (in dat geval van de verminking van 2015), moet het op al die winkeldochters worden overgeplakt (en hoe gaat De Slegte dat aanpakken?), of komt er per ronde een nieuw "garantiezegel".
Op de kassa in de boekhandel komt in dat laatste geval vanzelfsprekend elke tien jaar een nieuwe sticker om aan te geven dat er niet alleen gepind kan worden, maar ook welk waardezegel in welk decennium van toepassing is om bij de tijd te zijn, de kassa als nieuwe kerstboom met toeters en bellen en bollen en pieken. Overigens hoop ik niet dat ik de Taalkloten hiermee op een idee breng, door stug vast te houden aan het huidige logo maken ze zich het beste belachelijk. Het is wel aardig dat de Taalunie het Surinaams ineens wil opnemen in het Nederlands Taalgebied, maar die 500 extra woorden die dat ons oplevert lijken mij een voorbeeld van de natte vinger waarmee het Afrikaans in deze taalomarming is buitengesloten.
Eerlijk gezegd lijkt deze opname mij eerder paniekvoetbal dan iets anders, sinds een peiling onder de Surinaamse bevolking schijnbaar heeft opgeleverd dat zij liever het Engels, danwel het Sranan Tongo als officiële voertaal willen dan het Nederlands, dat zet het voortbestaan van het Nederlands in die kontreien immers behoorlijk op de tocht.
Het Afrikaans kent een dergelijke bedreiging niet, het bestaan van een uitgebreide literaire traditie bewijst eerder het tegendeel. De reden dat het Afrikaans niet is opgenomen in het Nederlands Taalgebied moet dus wel liggen in het feit dat daar al tijden een spelling gehanteerd wordt die de onze als het sufferdje van de klas wegzet. Maar daarmee doe ik vast tekort aan het eigene van het Afrikaans.

Het Afrikaans niet opnemen omdat woorden een andere betekenis hebben is ook nauwelijks een argument, want dat zou de Vlamingen en de Noord-Nederlanders ook niet in één taalboekje terecht mogen laten komen, denk bijvoorbeeld maar aan een woord als "poepen", dat in Nederland een vorm van "gaan" betreft en in Vlaanderen vaak een vorm van "komen".

Er is nog hoop voor de Taalunie: ook de spellingvoorschrijverij van het Afrikaans heeft een paar inzinkingen gehad.
Zoals 'wij' het Groene Boekje hebben (en nu naast ons neerleggen, ja), zo heeft het Afrikaans het AWS ("Afrikaanse Woordelys en Spelreëls" - "saamgestel deur die Taalkommissie van die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns"), ook in de loop der tijd in verschillende versies (tussen 1917 en 2002 in totaal 9 versies, maar de 2e was simpelweg een herdruk van de 1e, dus dat telt lekker door), waarvan de laatste 2002-AWS is (met de niet-helemaal officiële toevoeging dat die beschouwd moet worden als een herdruk van 1964-AWS en dat men gewoon beter zou vergeten dat 1991-AWS ooit bestaan heeft, een foutje). Na 1921-AWS (toen werd "hypothese" al als "hipotese" genoteerd - 1917-AWS nog als "hypotese") volgden meestal slechts kleine wijzigingen.
In de 1931-AWS en mogelijk 1937-AWS viel de eerdere inzinking, want daarin werden wat verkeerde beslissingen genomen aangaande dubbelspellingen en leenwoorden. Maar daarna werd de kar weer snel op het droge getrokken. Overigens laten voorgaande zinnen een wat vreemd licht schijnen over klagers die zeggen dat er nergens zo veel en vaak aan de spelling wordt gesleuteld als aan die van het Nederlands.

Vorige alinea begon ik heel positief, maar dat moet ik bijstellen: er mag dan wel hoop zijn, maar vooralsnog probeert de Taalunie alleen maar de Afrikaanse geschiedenis zich te laten herhalen. Eigenlijk vraag ik mij helemaal niet af, waarom de Taalcurie zo fout bezig is, die jongens zitten gewoon te lang in dat fijne taalkundige pluche.
In Zuid-Afrika zitten de leden van de Taalkommissie maar drie jaar in de club, dat zorgt regelmatig voor aanvoer van verse taaluitingen door échte taalgebruikers, in plaats van het oubollig krassende gereutel uit de verstofte longen van de Nederlandse Curieleden, daar is een grote schoonmaak nodig. Uit die stoelen, versteende knuppels, maak plaats voor andere (on)deskundigen. En publiceer (als je dan zo nodig bewijs van je bestaan wilt leveren) gewoon af en toe wat adviezen, zonder dat je je daarin laat sturen door totaal ignorante ministeriële blaaskaken.

Dan hoeven er ook geen spectaculaire verzinsels meer uit de hoek te komen, in drie jaar kan de verveling nog niet in die mate toeslaan dat het soort abstracties dat overal tussen-n-en plaatst (ook in woorden als kennenlijk, smartenloos, medenplichtig, brekenbenen en andere sukkenlaars) nodig heeft om wakker te blijven (als koffie niet meer helpt).
Als ik een meisje was, en zou willen trouwen, dan toch zeker niet met een bruidengom, nog liever met een dronkenlap.

         de negen "Afrikaanse Woordelys en Spelreëls" op een rijtje
          (Uitgaven op gezag van de Spellingskommissie:)
1917-AWS (1e, hinkt op 2 gedachten: fonologie & volgt Vereenvoudigde Hollandse Spelling),
1918-AWS (2e, herdruk 1e),
1921-AWS (3e, consequenter, stomme-w vervalt, ij -> y, leen-y -> i/ie),
1931-AWS (4e, meer vrijheid, analogie & volgt Vereenvoudigde Nederlandse Spelling, de versie die in 1904 al in Zuid-Afrika geaccepteerd was),
1937-AWS (5e, weinig van bekend, hoogstwaarschijnlijk vergelijkbaar met '31, woorden eruit, woorden erin),
1953-AWS (6e, veel woorden verliezen hun hoofdletter en veel koppeltekens vervallen), maar ... Sekere woorde behou hul vreemde spelling al is hulle in die taal ingeburger. "Garage" behou sy spelling, eerder as die verafrikaansde *gharaas of *gharaasj, bloot omdat laasgenoemde vreemder lyk as "garage".
          (Spellingskommissie wordt Taalkommissie:)
1964-AWS (7e, alle vreemde woorden bij elkaar, dus niet meer "vreemd" en "wildvreemd", rekening houdend met "die spelling wat vandag in Nederland erken word" maar dat gaat vrijwel alleen over f/v en y/ei),
1991-AWS (8e, spellen volgens klankstelsel van Standaardafrikaans, analogie, en tenslotte traditie - het moge duidelijk zijn dat de commmissie "meer waarde heg aan estetika as aan purisme", hoeveelheid accenten wordt ingeperkt),
2002-AWS (9e, alle regels helderder, hoofdregelregel deels teruggedraaid), kortom, Ons skryf soos ons nog altyd geskryf het, soos ons praat, en min of meer gelykvormig, maar dan net 'n ietsepietsie anders.
In het Nederlands worden drie soorten woorden gebruikt: inheemse, bastaard- en (vreemde of) leenwoorden.
Bastaardwoorden zijn ooit (lang geleden) van een andere taal geleende woorden die zo vanzelfsprekend gebruikt worden, dat ze beschouwd worden als eigen woorden, dus dan zouden ze ook de Nederlandse spelregels moeten (kunnen) volgen.
Vreemde woorden (leenwoorden) zijn woorden uit andere talen die nog niet zo lang ontleend zijn, die nog beschouwd worden als buitenlands en daarom niet als 'eigen' worden behandeld (de kans bestaat ook nog dat ze door een nieuwgevormd, taaleigen, woord worden vervangen).

Er kan op verschillende manieren omgegaan worden met de spelling van een taal:

  • je hebt mensen die willen dat er nooit iets verandert;
    • voordeel: ook heel oude teksten blijven gemakkelijk leesbaar;
    • nadeel: na verloop van tijd hebben spelling en uitspraak niks meer met elkaar te maken;
     
  • je hebt mensen die willen dat alles in een strak formeel regelstelsel wordt vastgelegd;
    • voordeel: een overzichtelijk geheel van voorschriften kan snel worden aangeleerd;
    • nadeel: dat wil niet zeggen dat je snel en goed leert spellen;
    • nadeel: na een wijziging moet je ook weer min of meer opnieuw leren lezen;
    • voordeel: een eenduidig regelstelsel maakt de schrijfwijze van woorden die je niet kent eenvoudiger;
     
  • je hebt mensen voor wie de spelling nooit goed is, die continu zaken willen veranderen;
    • voordeel: géén voordeel (buiten wat hersengymnastiek voor de bedenkers);
    • nadeel: wat vandaag goed is, is morgen verschrikkelijk fout, je weet nauwelijks hoe je moet schrijven en lezen is heel vaak een combinatie van ergernis en misverstanden).
     
  • een deel van de voorstanders van (regelmatige) spellingwijzigingen vindt dat er tussendoor periodes moeten zijn, waarin er niet aan de spelling wordt gesleuteld, daarbij wordt gesproken van enkele decennia tot zo'n honderd jaar tussen de opvolgende aanpassingen in de regels - volgens mij moet niet de verstreken tijd die periode begrenzen, maar dient de (inmiddels) gewijzigde taal aanpassing van de spelling te noodzaken.
     
  • voortdurende wijzigingen in de spelregels maakt dat je steeds minder energie stopt in het juist aanleren ervan, het zorgt ervoor dat je je steeds vaker ongemakkelijk voelt als je iets moet schrijven - op den duur schrijf je maar niet(s) meer, of je schakelt over op een taal waarvan de spelling stabiel is (zoals het Engels).
Een groot verschil tussen de spellingshervormingen van 1934/1947 en 1995/2005 is, dat de eerste progressief was, ze stroomlijnde de schriftelijke weergave van de taal enigszins (waardoor niet meteen alle schoolboeken opnieuw gedrukt hoefden te worden, want wat vervallen was kon worden weggestreept) en de tweede en derde het tegendeel daarvan door het hoekiger maken van samenstellingen (en het buitenspel zetten van ons taalgevoel) en door de schrijfwijze over te leveren aan letterbrijwerkjes (eerst vervangen we het trema door een verbindingsstreepje, en dat laten we vervolgens dan weer weg) waar het Duits langzamerhand van afstapt (weet je nog, de grappen die we daar vroeger op school over maakten, bijvoorbeeld die wisselwachter van het spoor, die in het Duits een woord van zeker een hele regel opleverde - het laatste deel daarvan was 'hinundherschieber', de rest is me ontschoten) - misschien moeten we binnenkort ook wel weer naamvallen gaan aanleren en uitschrijven: 'des gekkes' in plaats van 'van de gekke', want dat is het.

Kortom, ik ga gewoon terug naar de (vrijheden uit de) speltijd (van) vóór 1995, en eet voortaan weer gewoon pannekoeken in de zonneschijn, kalamiteiten daargelaten - ik groet u allen.

thony

24 oktober 2005 (met aanvullingen van latere data)

Geen idee op wat voor website ik nou weer verzeild ben geraakt, maar wat heb ik van dit stukje genoten. Recht uit het hart: bedankt. Herkenbaar, treffend, inspirerend en lachopwekkend tegelijk.
En fijn te merken dat er zoveel anderen ook een beetje serieus met hun taal(gebruik) willen omgaan, aan al die reacties op dat Groene Boekje te merken. Is het toch érgens goed voor.
Het doet me goed dat er nog mensen zijn die zich om onze moedertaal bekommeren.
Ik heb er alleen spijt van dat ik dit stuk niet zelf geschreven heb, het is me zowel qua stijl als qua inhoud uit het hart gegrepen!
En die duitse wisselwachter was volgens mij een Eisenbahnknotenpunkthinundherschieber.
Je trekt weer lekker van leer, Thony!
De laatste 'Onze Taal' staat vol met nieuwespellingkolder, of nieuwe-spelling-kolder of nieuwe spellingkolder, een aanrader.
De leukste: de tenaamstelling van de Nederlandse Taalunie zelf.
Die naam blijk ik al jàààren verkeerd begrepen te hebben, net als jij en vele anderen. Je noemt de verwarringstichters in je stuk ook al kortweg (en kortaf) de Taalunie.
De grootste misser van deze taalverkrachters was echter de naam die ze hun club (klup?) gaven: het is namelijk niet de Nederlandse Unie van/voor de Taal, zoals de schrijfwijze van de naam suggereert, maar de Unie van de Nederlandse Taal.
'Onze Taal' stelt vilein vast dat de Unie de eigen foutieve naamstelling bij de meest recente spellingswijziging heeft rechtgebreid/recht heeft gebreid/gebreeën, door simpelweg de regels om te buigen zodat ze nu vanzelf het eigen straatje in rijden (natuuuurlijk geen regelverandering want die zou er niet komen, toch?

Je hebt 't nog lang volgehouden. Ikzelf heb al bij de wijziging in 1995 de handdoek in de ring gegooid (het jaar waarin die klootzakken verdomme mijn lol van het meedoen aan het Groot Dictee compleet verziekt hebben). Elke opdrachtgever die sindsdien mijn teksten met de tussen-n-regels of streepjedanwelumlautregels of kapitalenkolder uit de onderkast meende te moeten corrigeren, heb ik terstond onder een ruimhartig 'wat jij wilt!' gewoon meteen gelijk gegeven. Van mij mag 't allemaal.

Caroline


De Autograaf
schreef ... (09 november 2005, 16:34):


koningingendag, graag

Niet alleen is het absurd dat die tante (die bulkt van geld en goederen, en vermoedelijk van ons) op onze kosten jaarlijks een landelijke feestdag schijnt nodig te hebben (om in nauwelijks verholen arrogantie, minzaamheid genoemd, haar walging van/voor ons uit te drukken waarschijnlijk), nee, wat veel erger is dat de spelling om harentwille telkenmale in inconsequentie gestort wordt en dat daar dan ook nog een ogenschijnlijk valabele motivatie voor wordt verzonnen (waardeloos, én waardenloos).

Voorstel om haar, met haar familie van profiteurs en al haar/hun gelovigen en adoranten, op een onbewoond eiland te droppen (klusje van niks voor Dienster Verdronk), moet je eens zien hoeveel ruimte er ineens in het land komt en wat een opgeruimd karakter de gespelde economie krijgt. En misschien kan er nog een royale soap door/voor de commerciële omroep uit voortkomen, met een zuiver nederlandse titel, Orange Paradise, Battle For The Pineapple Crown, met ondertiteling voor diegenen die het aardappel-strotse paleis-lingo niet verstaan.

Dirk Monter


Anonymous
schreef ... (18 december 2005, 15:10):


Voor mij lijkt het er op dat de nederlandse taal steeds ingewikkelder en onlogischer wordt. Ik heb altijd geleerd dat er in samenstellingen een 'n' wordt toegevoegd als er sprake is van een noodzakelijk meervoud, bijvoorbeeld: takkenbos (je maakt geen bos van één tak), bijenkorf (is voor een heel bijenvolk gemaakt) of pannendak (je kunt geen dak maken van één pan). En in de andere gevallen komt er géén 'n' tussen. Voor pannekoeken heb je aan 1 pan genoeg. Zo simpel als een knikker. Eenvoudiger kan niet. De nieuwe regels zijn gekunsteld, onlogisch en veel te moeilijk met al die mitsen en maren en rijen uitzonderingen! Ik doe er dan ook beslist niet aan mee. Het is alleen jammer dat mijn kinderen op school met die vreselijke flauwekul belast worden. Ik hoop van harte dat de spellingsgeleerden op hun besluiten terugkomen en wat beters verzinnen!
Ik fint het foorstel foor un raadikaal fooneetiesu spelingswijzuging wel erug inturusant. Ik hep zeluf op mun zesdu al bedagt dat wu ijgunluk zoo zoudun moeten sgrijfun als ik nou doe - of zoiets, dan.

Ik vraag me één ding af: wat voor uitspraakverschil hoor je tussen de E's van 'heren' of 'hele'? Wat moeten we met die o= en i= ? Voor mij klinken die E's precies gelijk (nou ja, alle klinkers kleuren iets als er een R volgt, maar vooral de IE, U en OE worden voor een R verlengd...) Ik vermoed dat de meeste Nederlanders dat verschil ook niet horen.

Zo hoor ik zelf een duidelijk verschil in uitspraak tussen de O van 'hok' en die van 'bok', maar pas toen ik naar een ander deel van het land verhuisde, kwam ik erachter dat dat slechts voor een minderheid van de Nederlanders geldt. Dat is vroeger misschien anders geweest, het leesplankje zet immers op een van die O's een puntje...

Overigens zou ik nu ook niet meer een spelling bepleiten als in de eerste regel van deze reactie, maar ik zou dolgraag af willen van alle overbodige letters als ei, au(w), c, x en q.

groeten,
Erik Smit